Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 380]
| |
aant.De Noordhollandsche boer5Kom op een vrijdag voormiddag in het kaasseizoen te Alkmaar! De meer 6 dan zeventig dorpen, die rondom de Noordhollandsche metropolis liggen, 7 hebben hun contingent geleverd. Beemster, Purmer, Schermer, Waard heb-8ben zich leeg geschud in het kleine, nette stadje. Al de straten die in een 9 poort eindigen, en vooral de zoogenaamde Dijk, een breed plein binnen de 10 stad, staan vol van hun geel en groen afgezette wagens, op het krat beschil-11derd met bloempotten, krulletters, gedichten. Al de stallen rooken van den 12 damp hunner paarden; al de bierhuizen en kroegen dampen van den rook 13 hunner pijpen. Al de scheerstoelen prijken met hunne ingezeepte aangezich-14ten. Waar gij komt: bij den tabaksverkooper, in de koomenij, in den potte-15winkel, bij den schoenmaker, die alle dubbel hebben uitgestald, bij den 16 notaris, den advocaat, den dokter, en ten huize van de duizend en een dijk-17graven en penningmeesters van polders, overal ontmoet gij een boer. De een 18 zoekt er den burgervader van zijn dorp die, van Alkmaar uit, de belangen 19 zijner kinderen het best behartigen kan; de ander haalt bij den smidsbaas 20 een recept voor een ziek paard, dat deze nooit anders dan gezond gezien 21 heeft. Dat Alkmaar, al de overige dagen van de week zoo stil en levenloos, 22 dat het een stedeken schijnt opzettelijk vervaardigd voor begrafenissen; een 23 gissing, waarin de bijzondere kosten aan de begraafplaats besteed een iege-24lijk versterken moet die ze zich verstout; is nu aan een van gewemel en 25 gegons vervulde bijenkorf gelijk. Inderdaad zijn hier de bijen bijeen, die uit 26 de Kenmersche en Westfriesche boterbloemen haar honig en was zuigen. - 27 De Langestraat - een straat, die haar naam van de familie De Lange schijnt 28 te ontleenen welke, beurtelings met elk der letters van 't a b c gequalifi-29ceerd, op drie vierden der deurposten prijkt - is van boeren en boerinnen 30 vervuld; de laatste in lange ‘reeken’ bijeen, de stoepen der goudsmeden op-31en af drentelende, of de koekwinkels in- en uitstroomende, in luid gesprek, 32 lachende met groote monden, en zich op de knie kloppende bij iedere 33 nieuwe uitbarsting van boerinnegeestigheid. 34Maar de grootste drukte is op het Waagplein, waar de kleine gele kazen 35 bij duizende ponden op uitgespreide en met het naamcijfer der eigenaars 36 gemerkte zeilen nederliggen. - Al wat gij hier ziet, moet vóór klokslag van 37 tweeën verkocht zijn. Na dat uur mag geen koop meer worden gesloten, en 38 geen boer wil of kan zijn kaas weer meenemen. Hij moet ze verkoopen, even 39 zeker als de kooplieden uit de eerste hand haar moeten inslaan. Den hoog-40sten prijs te maken is een kunstje, dat menig boer, die er vrij dom uitziet en 't 41 -op alle andere punten in geen geringe mate is, uitnemend verstaat. Aardig is | |
[pagina 381]
| |
aant. 1 de gemaakte toorn, waarin geloofd en geboden en waarmede de koop ein-2delijk gesloten wordt, alsof de beide partijen elkander met grimmige gezich-3ten wijs willen maken dat het bloed er uit moet. - Maar nu komen de kaas-4loopers in hun witte pakken en met hun gele, groene, en roode hoeden, op 5 hun onveranderlijk sukkeldrafje, en brengen den verkochten stapel op bur-6ries waar hij heen moet, in een schip, of in een pakhuis. 7Zie hier nu de levenskracht van Noordholland. Het is niets anders dan 8 deze kaas, die het verdedigt tegen de woede der zee, die het een groen land 9 doet zijn en blijven, die al Noordhollands schoorsteenen rooken doet. - 10 Wilt gij weten of het den boer welgaat? Zoo verneem naar den prijs van de 11 kaas. - Vraagt gij of het armenzakje het des zondags gewaar wordt dat de 12 vrijdag voordeelig is geweest? of de landheer het merkt, dat de kaas het 13 heele jaar door ‘praizig’ was? - Antwoord: Neen. - Goudsmeden en koeke-14bakkers merken het al zoo goed; boerekermissen, de Alkmaarsche kermis, 15 floreeren er van. Want de vrouw houdt van opschik en zoetigheid, en de 16 man weet grof geld te verteren als hij uit is voor zijn pleizier. In dit regenjaar 17 1841, is het hooi bitter slecht uitgevallen, maar toen de kermisklok te Alk-18maar geluid had, kwamen er niet minder sjeezen en wagens om binnen, 19 langs alle wegen en door alle poorten, beladen met boeren en boerinnen, die 20 er zich den witten wijn en den rooden met suiker en al wat verder tot 21 opscherping der levensgeesten ter tafel kon worden gebracht, en de ponte-22koek daarbij, niet minder om lieten smaken dan in eenig vorig jaar; en het 23 paardespel daverde niet minder afgrijselijk van hunne onbepaalde bewon-24dering voor de edele kunst der halsbrekerij en de onovertreffelijke grappen 25 van den clown die omvalt als een stok. - De klachten - werden ‘tegen kors-26tijd’ voor den landheer gespaard, om z ed. in rekening te valideeren. 27Het echt oud Noordhollandsch boerentype verdwijnt langzamerhand, 28 of wijzigt zich, zooals alle typen. Op deze Alkmaarsche kaasmarkt, vindt gij 29 het in allerlei schakeeringen. Dit oude kereltje, wiens vroolijke oogen, ruim 30 zoo goedlachs als zijn mond, uitkijken onder den breeden rand van een 31 rondbolligen hoed, dien hij met een pijpesteeltje op zijn hoofd vastschroeft 32 tegen den wind, is het oudste type. Een smal gevouwen rood katoenen dasje 33 is met gouden knoopjes om zijn hals vastgemaakt. Een lang bruin wambuis 34 met één rij groote knoopen op nonactiviteit (haken en oogen doen den 35 dienst) hangt hem tot over de heupen. Zijn korte broek acht het gebied over 36 schenen en kuiten harer onwaardig, en laat het geheel over aan de grijze 37 kousen die in dikke schoenen met zware zilveren gespen eindigen. - Zoo 38 wandelen er hier nog enkele rond, met lange geschilde stokken in de hand, 39 die hen tot de kin reiken. - Mijn bestek verbiedt mij al de tusschentypen te 40 beschrijven; - maar wilt gij het jongste zien? Hier is het. Een blauw buisje 41 met een fulpen kraag, dat hem tot even onder de schouderbladen reikt, - de | |
[pagina 382]
| |
aant. 1 rest geheel pantalon, pantalon van katoen fluweel; een wollen das, rood, 2 groen en geel gevlamd, om den hals, en naar verschil van gelegenheden, een 3 grooten, hoogen, breed opgaanden, veel omvattenden hoed op 't hoofd, of 4 een bontharige pet, met de klep, naarmate van regen of zonneschijn, in de 5 oogen of in den nek gedraaid. - Tien tegen een, dat het oudste type een 6 vroolijke praatvaar, en het jongste een stugge, stijve, achterdochtige houten 7 hark van een vent is. 8Te markt gaan is de voornaamste bezigheid van den Noordholland-9schen boer. Hij is eigenlijk een koopman en beheerder van zijn bezittingen. 10 Dat is al. Zijne zedelijke eigenschappen zijn meer negatief dan positief. 11 Vraagt gij of hij een ijverige kerel is? Ik antwoord: ‘Hij past op zijn spul.’ 12 Vraagt gij of hij geregeld leeft? Antwoord: ‘Hij drinkt alleen op marktdagen 13 en kermissen.’ Is hij een ophakker en een smijter? ‘Nooit als hij nuchteren 14 is.’ Is hij eerlijk? ‘Hij melkt geen andermans koeien uit.’ Is hij barmhartig? 15 ‘Hij is goed voor zijn beesten.’ Heeft hij zijn vrouw lief? ‘Der is geen beter 16 keezer.’ Bemint hij zijn kinderen? ‘Ze krijgen dikke stukken’ (boterham-17men), ‘en de miester mot ze niet an 't hoofd sleen.’ Is hij godsdienstig? ‘Hij 18 gaat getrouw ter kerk.’ 19Zijn ideaal is te wonen op een eigen boereplaats, in een gedeelte van den 20 polder, waar hij de wijde vlakte rondom zich heeft, zonder iets dat zijn ver-21gezicht afbreekt, en geen andere meiden of knechts na te houden dan zijn 22 eigen kinderen. De afgoden van zijn hart zijn een mooi zwartbont beest met 23 volle uiers, en een jong paard voor een blinkende boeresjees met vergulde 24 wielen. Als hij, op dat luchtigste en sierlijkste van alle ouderwetsche en 25 nieuwerwetsche rijtuigen, met zijn opgeschikt wijf naar een boerekermis rij-26den mag, en het gelukt hem, door middel van zijn paard (de zweep gebruikt 27 hij zelden) afgrijselijk in den bek te trekken, zijn evenmensch voorbij te rij-28den, dan smaakt hij een genoegen, waaraan de Abtswouder boer niet 29 gedacht heeft, toen hij zich zoo opwond over: ‘Appels enten, peereplukken,
Maeien, hooien, schuur en tas
Stapelen vol veltgewas;
Schaepescheeren, uiers drukken;’
36en wat dies meer zij.
381841 |
|