Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 294]
| |
aant.Laatste bijvoegsel (zevende uitgave)7En nu - het is gedaan! Deze Zevende druk zal onder uwe oogen niet komen; 8 gij zult dien niet opnemen met dien genoegelijken glimlach, die u zoo eigen 9 was, en waarmede door u elke nieuwe uitgave van dit boekdeel werd ont-10vangen en begroet. 11Die oogen zijn voor goed gesloten. Geen mensch zal dat beminlijk 12 gelaat meer zien. Onze boeken, onze personen, onze ‘vertooningen’, onze 13 werkelijkheden - het is alles voor u voorbijgegaan. Vriend mijner vroegste 14 jaren en, het gansche leven door, steeds meer mijn vriend! Vriend en Broe-15der! Gij zijt mij van het hart gescheurd. Het graf is tusschen ons. 16Ach, welk een dag, als ik u op dat ziekbed vond, dat binnen tweemaal 17 vierentwintig uren uw sterfbed wezen zou! Nog had ik eenige hoop. Uw 18 hoofd was zoo goed. Gij waart nog zoo dezelfde in spreken en vragen. Vier 19 dagen later stond ik bij de voor u geopende groeve. 20Nooit zal ik die begrafenis vergeten. Neen, ik had mij niet vergist, beste 21 kerel! toen ik, onder al de vrienden mijner jeugd, u de eerste plaats in mijn 22 hart gaf. Ik had niet te veel gewaagd, toen ik, voor nu reeds meer dan dertig 23 jaren, in deze bladen, bij het geheele Vaderland een zoo gunstig denkbeeld 24 van u poogde in te boezemen, als mij, zonder al te zeer in uwen lof uit te wei-25den, maar eenigszins mogelijk was. Het zegel is er op gezet. Allen hebben, 26 voor en na, u den man bevonden, dien ik in u gezien en aangeduid had, en 27 gij zijt zoo hartelijk bemind en oprecht beweend ten grave gedaald als wei-28nigen stervelingen mag gebeuren. 29Het was een der eerste dagen van April; een vroege zondagmorgen. Wij 30 brachten u buiten de stad op het kerkhof van het bekoorlijk Ubbergen. Hoe 31 heugde het mij, dat ik het met u bezocht had, voor achtentwintig jaar, toen 32 dat graf voor 't eerst was opengegaan, om dat dierbaar kind, dien lieven 33 jongen, te ontvangen, over wiens verlies uw hart nooit geheel heeft opge-34houden te bloeden! - Nu was het nog zoo stil op straat, de meeste menschen 35 nog in de rust. Maar de geringe luidjes langs den Voerweg waren op, en 36 kwamen, als wij voorbijreden, aan het open venster en in de deur, en keken 37 zoo bedrukt, en schudden zoo weemoedig het hoofd; want daar ging die 38 goede beste dokter, die er in die vijfendertig jaren zoo velen geholpen, en 39 zoo velen, die hij niet helpen kon, met zijn hartetaal en deelnemend gezicht 40 vertroost had, en die ook ‘voor ons menschen’ zoo goed was geweest! 41Buiten de poort sloot zich, ongenoodigd, een lange, lange reeks van rij- | |
[pagina 295]
| |
aant.1tuigen met deelnemende vrienden aan. Rondom het graf verdrong zich een 2 dichte schaar; menschen van allerlei leeftijd, stand, denkwijze, betrekking 3 op u. Zoo vele aanwezigen, zoo vele bedroefden. Van uwe medebroeders in 4 het menschlievend gild der artsen ontbrak er niet een. Maar wie van uwe 5 vrienden, die er bij kon wezen, wilde er ontbreken? - Ook gij drongt door 6 de menigte heen, om te zien waar hij gelegd werd, en liet de paarden de 7 paarden, trouwe voerman, die hem zoo menig-menigmaal naar zijn buiten-8patiënten gereden hadt en ook thans in functie waart! En dikke tranen rol-9den in uw bakkebaarden. 10Vele hartelijke woorden werden gesproken. Woorden van smart, van 11 liefde, van hoogachting, van dank, van troost, van gebed. Drie diepbewo-12gene stemmen heb ik gehoord. Ook ik sprak een woord. Wat ik zeide weet 13 ik niet meer, maar wel wat ik gevoelde. Nog gevoel ik het. 14Toen ik, vier weken later, dat plekje nog eens bezocht, was het Mei ge-15worden en alles groen. Men had mij gezegd dat langs den weg naar Ubber-16gen de nachtegaal reeds overvloedig te hooren was; maar ik bevond het op 17 dien morgen niet alzoo. Basterdnachtegalen, Bram! waar wij het mee deden 18 en zoo gaarne de echten in hooren wilden, als er geen echte waren; bas-19terdnachtegalen, anders niet! Maar als ik bij uw graf stond en mijn eenzaam 20 hart vol werd - daar hoorde ik op eenmaal den echten! Daar hief hij aan, 21 luid en klaar, met die lange uithalen - , met dat krachtig georgel, dat nie-22mand hem nadoet. Het scheen mij een lied te uwer eere, vriend van gezang, 23 vriend van schoone natuur en van al wat schoon was en welluidend! Vriend 24 in alles van het echte! 25Rust zacht, dierbare Broeder! Gij hebt in uwen Heiland geloofd. Bij 26 Hem hoop ik u weer te zien. Uw beeld rust in mijn hart. En zoet is mij de 27 gedachte dat, zoolang dit boek in Nederland gelezen worden zal, ook uw 28 naam in Nederland niet zal worden vergeten.
301 Juni 1871
IN MEMORIAM abrahami scholl van egmond. m.d. nat. iv Oct. mdcccx. denat. xxxi Mart. mdccclxxi.
*
Multis ille bonis flebilis occidit; Nulli flebilior quam mihi.
hildebrand |
|