Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 292]
| |
aant.Bijvoegsel der derde uitgave tot de narede en opdracht aan een vriend7Bijna twaalf jaren zijn verloopen en de toegezegde ‘Nieuwe Vertooningen’Ga naar voetnoot1 8 verschenen niet. Wel lagen, reeds op het oogenblik der toezegging, eenige 9 schetsen gereed, maar het spelen met de Camera Obscura, waardoor ze tot 10 een boekdeel zouden zijn aangegroeid, moest ophouden. De tijd van het 11 incidere ludum, waarvan mijn motto gesproken had,Ga naar voetnoot2 was met nadruk 12 daar. Ik kon voortaan mijn instrument beter gebruiken. 13Sommige mijner vrienden beweren dat ik er sedert niet of weinig aan 14 gehad heb; andere meenen dat het mij nog altijd goede diensten gedaan 15 heeft. Zoo dit laatste het geval mocht zijn, blijft het met te meer nadruk: nec 16 lusisse pudet. 17Intusschen heeft eene te groote belangstelling de uitgevers tot een der-18den druk van Hildebrands boekske verleid, en zij wenschten; het woord 19 blijft natuurlijk geheel voor hunne rekening; zij wenschten dien te verrijken 20 met hetgeen zij maar al te wel wisten dat nog in de sedert lang geslotene por-21tefeuille voorhanden was. Had hij moeten weigeren? Dan zou het toch 22 waarlijk geweest zijn: lusisse pudet. 23Ik weet niet of de te dezer gelegenheid voor 't eerst aan 't licht gebrachte 24 opstellen beter of slechter dan de andere zijn. Maar het zou mij verwonde-25ren, daar alle te zamen de voortbrengselen zijn van een zelfden geest en tijd. 26 Veel is er in het geheele boekdeel, dat ik u thans voor de derde maal aanbied, 27 dat ik nu anders zou gevoelen, beschouwen en voorstellen; veel dat le mérite 28 de l'à-propos verloren heeft. Maar ik geef het zooals het is en voor hetgeen 29 het is. Il faut juger des écrits d'après leur date blijft een treffelijke spreuk. 30 Indien ik op dit oogenblik gelegenheid of genegenheid had om denzelfden 31 vorm van schrijven te gebruiken, ik zou meenen tot iets belangrijkers, iets 32 geestigers verplicht te zijn; en vooral tot iets dat van een dieper menschen-33kennis en vruchtbarer levensbeschouwing getuigde. 34Indien ik daartoe onvermogend ware, ik zou moeten zeggen: ik heb een 35 dozijn jaren te vergeefs geleefd. 36Waarde vriend, er heeft, sinds ik u voor de eerste en tweede maal het 37 meerendeel dezer minbeduidende opstellen opdroeg, al vrij wat plaats ge- | |
[pagina 293]
| |
aant.1had in en rondom ons. Het leven is ons sedert eerst duidelijk, ja, wij mogen 2 wel zeggen eerst bekend geworden, en op onderscheidene wijzen werden 3 wij bij den ernst des levens en bij onszelven bepaald. Het is wel eens bang 4 geweest daarbinnen en donker daarboven. Er hebben tranen gevloeid, van 5 wier bitterheid onze vroolijke jeugd, ondanks al haar verbeeldingskracht, 6 geen denkbeeld had. Gelukkig, indien wij vreugden en ook vertroostingen 7 hebben leeren kennen, waarvan de kracht en de zaligheid in onze jonge har-8ten niet was opgeklommen. Zij zijn er; en Diezelfde die ons onze vroolijke 9 jeugd schonk, heeft ze te zijner beschikking, en geeft ze aan die ze behoeft. 10 Danken wij Hem, die ons een hart gaf om alles te gevoelen, een hart waar-11aan niets menschelijks vreemd bleef, en dat ook voor het goddelijke niet 12 onaandoenlijk is. Ook in dien speeltijd van onzen geest, dien dit boekdeel 13 ons herinnert, stonden wij nu en dan stil, als op een aanraking met het 14 hoogere, met het hoogste. De tijd is gekomen om daaraan geheel ons hart 15 over te geven en, bij het waarachtige licht, alles en allen, maar allereerst ons-16zelven te zien. Neen, het is de vraag niet meer van spelen, maar wel van 17 wederom kinderen te worden. En daar is een kind zijn, waarin alleen de 18 kracht, de wijsheid, en de vreugde van den man gelegen is.
201 October 1851 |