Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 148]
| |
(Eerste uitgave)7Beste Vriend!
9Toen ik de voorgaande bladen gedrukt zag, begreep ik dat er nog iets aan 10 ontbrak, alvorens ik ze de wereld in kon zenden. Eerst had ik gedacht er 11 eene scherpe Voorrede vóór te schrijven, zeer hatelijk tegen dezen of genen 12 collega-auteur, die mij nooit kwaad had gedaan, maar daar ik een hekel aan 13 had of jaloersch van was. Doch daar ik niemand kon bedenken, die in deze 14 termen viel, moest ik wel van dit fraaie plan afstappen. Toen meende ik eene 15 geheele slagorde van onderkraste en tweemaal onderkraste duchtigheden 16 tegen de heeren recensenten te richten, die ik niet ken, en die mij... ik had 17 kunnen zeggen: ‘zullen verguizen’; het is een plechtig woord en bij teleurge-18stelde schrijvers zeer gebruikelijk. Maar het was duizend tegen een, dat men 19 mij verweet die uitvallen te hebben nageschreven. Daarop heb ik van alle 20 hatelijkheden afgezien, hetwelk te beter was, daar ik ze in mijn boek ook 21 niet had toegelaten. En dewijl ik plan had dat boek aan u op te dragen, 22 besloot ik eindelijk al wat ik er nog over te zeggen had met die toewijding 23 aan u samen te smelten, en daartoe schrijf ik deze Narede. Iets onaange-24naams te zeggen zou mij nu geheel onmogelijk zijn; want hoe zou het gaan 25 kunnen in de nabijheid van uwen naam? 26Gij weet hoe en wanneer ik deze opstellen heb bijeengekregen. Zij zijn 27 bedacht in verloren uren, tusschen de wielen en op het water, op wandelin-28gen en in vervelende gezelschappen. Zij zijn geschreven in oogenblikken, 29 waarin een ander zijn piano opensluit, of een pijp rookt, of over Don Carlos 30 praat. Zij werden in gezellige uurtjes voorgelezen onder vrienden, alleen 31 onder vrienden. Nu ze dan bijeenvergaderd zijn en aan het publiek worden 32 overgegeven, hoop ik dat het publiek ze als zoodanig zal beschouwen. Al 33 wie nu niet van Hildebrand houdt, moet ze maar niet lezen. Gij en de andere 34 academievrienden zullen er hem in hooren praten en vertellen, en er veel in 35 wedervinden dat hij dikwijls mondeling met hen heeft behandeld. Zij zijn 36 herwaarts en derwaarts gegaan met hunne respectieve doctorale graden; en 37 dit boek zend ik hun na als eene gedachtenis aan ons genoegelijk verkeer, en 38 mijn hartelijken vriendengroet voeg ik er in gedachte bij. 39Wie Hildebrand is weet iedereen wel; er is somtijds met veel scherpzin-40nigheid naar geraden. Ook maak ik er geen geheim van, noch poog mij te 41 laten doorgaan voor een veertig jaar ouder of een veertig maal beter dan ik | |
[pagina 149]
| |
aant. 1 ben. Het goede publiek hebbe vrede met den naam; ook is het om 't even of 2 men Jaap heet of Hildebrand. 3Maar de naam van het boekzelf heeft mij veel moeite gekost. Het was 4 zoo heel moeielijk de verschillende stukken onder één etiquette te brengen, 5 en de uitgever wilde iets hebben dat niet al te versleten was. De camera 6 obscura is tegenwoordig zeer op de spraak, en de aanhaling van Anonymus 7 op de eerste bladzijde toont aan met welk recht ik dit werktuig hier heb dur-8ven tepasbrengen. 9Soms verbeeld ik mij dat deze bundel papiers eenige verdienste zou 10 kunnen hebben ten opzichte van onze goede moedertaal. Tot nog toe had zij 11 voor den gemeenzamen stijl niet veel aanlokkelijks. Ik ben evenwel de eerste 12 niet, die het waagt haar het zondagspak uit te trekken en wat natuurlijker te 13 doen loopen. Ik hoop dat ik mij niet te véél vrijheden zal hebben veroor-14loofd, en vraag vergiffenis voor de drukfouten.Ga naar voetnoot1 15Ach, ach, ach! die drukfouten zijn een kruis! Op bladzij 12 staat 19 in 16 plaats van 17; op bladzij 13 (onderaan) staat (hoe is het mogelijk?) onver-17schilligst in plaats van onbillijkst. Ik wed dat er nog honderden in zijn die ik 18 over het hoofd heb gezien! Maar ééne: die ik niet heb over 't hoofd gezien en 19 die mij meer dan alle grieft, staat op bladzij 160. Ik weet zoo goed als gij, dat 20 van een ‘schalksche boerin’ te spreken, even dwaas is als te zeggen: ‘een gek-21sche boerin’, en dat ‘zij lachte schalks’ er evenmin doorkan, als ‘zij lachte 22 mals’; en daarom had ik de maagd op bladzij 160 ook ‘schalk’ laten omkij-23ken. Toen kwam de letterzetter, en schudde daar het hoofd over, en zette 24 ‘schalks’. Toen kwam ik, en werd boos op den letterzetter, haalde de s door 25 en schreef er het gewone deleatur bij. Ik kreeg eene revisie, zag mij gehoor-26zaamd, en gaf het verlof tot afdrukken. Toen sloop ik weet niet welke hand 27 nogmaals in de proef en verkorf het weer. Ik val die hand niet hard. Zij 28 volgde het voorbeeld van vele en van bekwame handen. Maar ik bedroef 29 mij, liefsche vriend, dat men thans zoo onkundigsch in onze schoonsche 30 moedertaal is geworden, en zoo gewoonsch aan dien verkeerdschen uit-31gang, dien men bij de oudschere schrijvers te vergeefs zoeken zou. 32Ziedaar eene lange historie van ééne enkele drukfout. Op bladzij 101 33 staat bragt in plaats van bracht. ‘Dat komt van die aanmatiging om met Bil-34derdijk te spellen!’ Niet voorbarig, mijn waarde! wat ik u bidden mag. 35Ik heb eerbied voor iedereen die uit overtuiging andere spelregelen | |
[pagina 150]
| |
aant. 1 volgt, gelijk ik eerbied heb voor iedereens bekwaamheden en verdiensten, 2 maar het zij hiermede: - hanc veniam petimusque damusque vicissim. 7Maar welke drukfouten en andere fouten het boek ook mogen aankleven, 8 en hoe klaarlijk het ook de onbedrevenheid of onbevoegdheid van Hilde-9brand om iets te doen drukken, of te spellen moge aantoonen; ik weet dat u 10 de toeëigening van dit bundeltje aangenaam zal zijn. Dat is althans iets, 11 mijn vriend, en zoo het boek u bevalt, dan durf ik wel hopen dat het anderen 12 bevallen zal. Indien het maar een weinigjen op u geleek! Het zou dan vol zijn 13 van geestige, maar vroolijke en goedaardige opmerking, waarbij men niet 14 aarzelt zichzelven in te sluiten; van dien welwillenden lach, die niets heeft 15 van een grijns; het zou dan een toon van aangename gezelligheid hebben, 16 waarbij men zich op zijn gemak gevoelt, en die den lezer zou boeien en 17 bezighouden, en naar willekeur stemmen tot heldere genoegelijkheid en 18 ongemaakten ernst! Het is maar een wensch, vriendlief! 19Ik heb de Opdracht tot het laatst bewaard. Het is wel tegen de orde; 20 maar het zij zoo. Daar zijn zoovele lezers die een boek met de laatste bladzij 21 beginnen, dat het bijna op 't zelfde neerkomt.
23October 1839 | |
(Tweede uitgave)29Zoo schreef ik voor zes maanden. Thans nog een enkel woord. 30Men heeft mij verweten dat het niet aardig was, den man, aan wien ik 31 mijn boek had opgedragen, tot een souffre-douleur van de drukfouten te 32 maken, maar ik weet wel dat gijzelf daar geen oogenblik over hebt gedacht. 33 Zoo heeft men zich ook hier en daar zeer beijverd de origineelen aan te wij-34zen van de personen, die ik heb opgevoerd, en heb ik tot mijne groote vol-35doening bevonden, dat men in iedere stad, waar ik al of niet ver keerd heb, 36 zes of zeven menschen wist op te noemen, van welke allen men mij om 't | |
[pagina 151]
| |
aant. 1 zeerst opdrong dat zij het waren die voor dit of dat portret gezeten hadden. 2 Ik dacht waarlijk niet dat er zóó vele Nurksen en Stastokken op dit bene-3denrond hunne beminnelijkheden ten toon spreidden, en sta verbaasd over 4 den gedienstigen ijver, waarmee de vingers naar hen worden uitgestoken. 5 Echter kan ik het goede publiek deze kleine genoegens niet betwisten of 6 kwalijk nemen; maar ik neem de vrijheid het motto van Anonymus in het 7 nog altijd ‘onuitgegeven boek’ in herinnering te brengen, en in gemoede te 8 verklaren dat mijn chambre obscure argeloos geplaatst wordt, dat ik er niet 9 aan wend of keer, en nooit eenige beweging maken wil, om haar op een 10 onbescheidene wijze te pointeeren. Dat ik ze nog niet op den Godesberg of 11 te Milanen heb kunnen plaatsen doet mij, om den wille van hen die het 12 hooge en het uitheemsche begeeren, bijzonder leed; maar het is mij gebleken 13 dat de meerderheid ruim zoo tevreden was met mijn kleine, mijn Holland-14sche tafereelen. Men moet begrijpen, dat wij de vreemden, dank zij leven-15den en ‘afgestorvenen’, al zoo op end' uit kennen, dat het een heele aardig-16heid geworden is, voor de afwisseling, eens op onszelven te letten. 17Ik neem deze gelegenheid waar, om mij bij een negenjarig vriend te ver-18ontschuldigen wegens de betichting omtrent ‘den bonten zakdoek’ op bl. 4. 19 Hij heeft verklaard er nooit in 't geheel een bij zich te hebben, en ik ontlast 20 mijn geweten door dit zijn verzet hier aan te teekenen. Streelend was mij de 21 toejuiching der Hollandsche moeders ten aanzien van de schets harer kinde-22ren, en van Prof. Vrolik ten opzichte van ‘Een Beestenspel’ (ofschoon laatst-23genoemd stuk toch maar het beste niet schijnt te wezen!); streelend vooral 24 uwe goedkeuring, waarvan het gunstig voorteeken niet is gelogenstraft. 25En als gij nu vraagt of ik geen plan heb in dit slag van schrijven nog eens 26 iets meer te leveren? Ik antwoord dat het, bij zooveel aanmoediging als ik 27 ondervinden mocht, een vreemd verschijnsel, en ook waarlijk ondankbaar 28 wezen zou, indien ik het naliet. Verwacht dus mettertijd ‘Nieuwe Vertoo-29ningen van de Camera Obscura’, en neem ten tweeden male de opdracht 30 van dit boekdeel aan.
32April, 1840 | |
[pagina 153]
| |
aan DR. ABRAHAM SCHOLL VAN EGMOND zijn oudsten academievriend worden de voorgaande bladeren in liefde toegewijd door HILDEBRAND |
|