Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
Bijvoegsel, veertiende druk; 188324Ziedaar het voorbericht der zesde uitgave, in deze veertiende wederom, 25 waar men getoond heeft prijs op te stellen, in zijn geheel afgedrukt. In de 26 zevende (1871), met den Brief van Hildebrand aan Schipper Rietheuvel, en 27 met het Laatst en weemoedig Bijvoegsel tot de Narede en Opdracht aan den 28 in datzelfde jaar ontvallen Vriend vermeerderd, voegde de Schrijver aan de 29 zeven jaar te voren gedane opgave van blijken van belangstelling in den 30 Vreemde eene aanteekening toe van den volgenden inhoud: ‘Deze opgave 31 kon, bij gelegenheid van den tegenwoordigen, zevenden druk, nog vrij wat 32 vermeerderd worden, daar ik dankbaar erkennen moet dat alle Duitsche 33 landen, Brunswijk, Saksen, Pruisen, Oostenrijk, om strijd van hunne be-34langstelling hebben doen blijken. Ik bespaar het echter tot den achtsten. 35 Voor mijne eigenliefde is het op dit oogenblik meer dan genoeg hier aan te 36 stippen, dat de Duitschers nu laatstelijk begonnen hebben ook hunne reis-37herinneringen uit de Camera Obscura te putten. (Zie Im Neueen Reich 1871, | |
[pagina 15]
| |
aant. 1No. 18).’Ga naar voetnoot1 Wat echter, volgens deze aanteekening, voor de achtste uitgave 2 werd bespaard, werd, ondanks het aangroeien van de stof, ook in die acht-3ste (1872), en voorts in alle volgende, teruggehouden, om plaats te maken 4 voor eene verklaring, welke thans aldus zou kunnen luiden: ‘Wat er ook 5 streelends moge zijn in de eer zich, met beter of slechter gevolg, in het 6 Fransch, het Engelsch, het Hoogduitsch, het Italiaansch, en wellicht ook in 7 't Deensch en Zweedsch vertolkt te zien, en lezers te vinden tot in het verre 8 Japan: voor het hart van den Schrijver der Camera Obscura heeft het weinig 9 te beteekenen bij de zoete ondervinding der duurzame genegenheid van 10 eigen land- en taalgenoot.’Ga naar voetnoot2 11Wat betreft de in de voorrede van 1864 uitgedrukte meening omtrent 12 het nog niet bereikt zijn van het noodpeil voor ophelderende aanteekenin-13gen: zij bleef bij volgende uitgaven nog steeds dezelfde, en ‘zijn gevoel van 14 kieschheid tegenover de geleerden der toekomst werd bij den Schrijver nog 15 altijd niet overwonnen’. In den laatsten tijd echter, wordt hij mondeling en 16 schriftelijk, door geleerden en ongeleerden, met zoovele vragen bestormd, 17 dat hij in dit opzicht een ander begrip begint te krijgen van zijn plicht, en 18 er ernstig aan begint te denken, in de meer en meer ‘dringende behoefte’ 19 eenigszins, in den een of anderen vorm, te gaan voorzien.Ga naar voetnoot3 20Intusschen zou het hem niet mogelijk zijn deze, nu veertiende uitgave 21 van zijn werk in het licht te zenden, zonder dat zij de openlijke betuiging 22 bevatte zijner erkentelijkheid aan zijn vriend Johannes Dyserinck. 23Een belangstellender en oplettender lezer dan dezen, beide in ooster-24sche en vaderlandsche letteren, zoo zeer ervaren landgenoot, heeft onder 25 hare duizenden de Camera Obscura niet gevonden. Hare dertiende uitgave 26 (1880) gaf hem aanleiding tot het schrijven dier voortreffelijke monogra-27phie, welke, eerst in De Gids verschenen, later in ‘vermeerderden herdruk’ 28 afzonderlijk uitgegeven is.Ga naar voetnoot4 In dit keurig opstel worden het leven en de lot-29gevallen, zoo in den Vreemde als in het Vaderland, van het nu meer dan 30 veertigjarig boek beknoptelijk, maar vollediglijk, verhaald, en heeft de | |
[pagina 16]
| |
aant. 1vriendelijke ingenomenheid van den geachten letterkundige, in verband 2 met vroegere en latere oordeelen en beschouwingen van anderen, eene har-3telijke en door den Schrijver der Camera Obscura hooggewaardeerde uit-4drukking gevonden. 5Maar wat bij dit alles voor dien Schrijver een zeer groot gewicht hebben 6 moest, waren de hier geleverde bewijzen der allerbijzonderste oplettend-7heid door den heer Dyserinck aan de onderlinge vergelijking der elkander 8 opgevolgde uitgaven gewijd, aan welke noch de zin-storende of zin-veran-9derende drukfouten, welke van tijd tot tijd in den tekst waren ingeslopen, 10 noch de niet onbelangrijke uitlatingen, welke daarin van lieverlede hadden 11 plaats gehad en door de onoplettendheid der correctie van de eene uitgave 12 in de andere waren overgegaan, waren ontsnapt, noch ook de kleine, maar 13 opzettelijke verbeteringen, door den Schrijver gaandeweg in de redactie 14 aangebracht. Dit heeft bij dezen de uitwerking gehad, dat hij zich voelde 15 aangespoord, in elk dezer opzichten dubbel werk te maken van den toen 16 reeds in uitzicht zijnden, thans in 't licht verschijnenden, veertienden druk, 17 en zich daarbij de hoog te waardeeren hulp van zijn vriend Dyserinck te ver-18zekeren. Zij is hem rijkelijk te beurt gevallen en, met een goed geweten, als 19 die overtuigd is, in dezen niets bereikbaars verzuimd te hebben, meende hij 20 dan ook ditmaal het ‘met zorg herziene’ op den titel te mogen stellen. Bij de 21 zuivering der drukproeven is van elk der opstellen nu weder de eerste druk 22 tot grondslag gelegd, al het gaandeweg verdwenene, voor zoo veel het niet 23 opzettelijk geschrapt of opgeofferd was, aan zijne vroegere plaats hersteld, 24 en zijn tal van (niet slechts druk-) fouten weggenomen, menige gebrekkige 25 of min gelukkige uitdrukking door een juistere en betere, maar vooral een 26 goede hoeveelheid onduitsche woorden door vaderlandsche taal vervan-27gen. 28Het zal den Schrijver niet dan aangenaam wezen, indien de wijzigingen, 29 die de vrucht van deze ernstige herziening zijn, door hen, die alleen deze uit-30gave in handen nemen, bij het lezen onopgemerkt blijven en zelfs niet wor-31den vermoed; maar die het der moeite waardig mocht achten haar met de 32 vorige te vergelijken, zal ze, zoo hij hoopt, niet onbelangrijk vinden en aan 33 het meerendeel zijne goedkeuring niet onthouden.
351 November, 1883 |
|