Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Herodes jammerklacht over Mariamne. Nu bloedt reeds, Mariamne! 't hart, Dat pas uw blanke borst deed bloeden; Mijn wraakzucht week voor helsche smart, Woest zelfverwijt verdringt mijn woeden. o, Mariamne! waar zijt gij? Mijn klachte komt niet tot uw ooren! Vermocht gij, nog vergaaft gij mij, Ofschoon geen hemel meer wil hooren. Maar is zij dood? En wie volbracht 't Bevel, in razernij gegeven? Het moordzwaard, dat haar heeft geslacht, Is rookende in mijn hart gedreven. Maar gij zijt koud, vermoorde min! En zucht noch tranen kunnen baten; Uw ziel vloog reeds dien hemel in, Die nooit mij booswicht toe zal laten. Ze is weg, mijn troongenoot, mijn roem! Met haar, wat me aan dit leven boeide; Ik sloeg van Juda's struik die bloem, Die daar voor mij, voor mij slechts, bloeide. Mij is die misdaad, mij die hel, Waar wanhoop 't hart aan toe blijft keeren; 'k Verdien de foltring al te wel Die, nooit verteerd, mij zal verteren. Vorige Volgende