Gedichten. Deel 1
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 136]
| |
Daar me een handkus aan de afgoôn voor eeuwig bevrijdt
Van den vloek, dien gij mij als een misdaad verwijt.
Gaat het boozen nooit wel, dan is God u nabij!
Heeft de dienstknecht slechts zonde, onbezoedeld zijt gij!
Heeft de hemel verworpen wien de aarde verstoot,
Leef in dit uw geloof, 'k wacht in 't mijne den dood!
'k Heb er meer voor verloochend dan ge immer vergoedt.
Dat weet Hij, die tot heden uw hoogmoed nog voedt.
In zijn hand is mijn hart en mijn hoop; in uw macht
Is ons leven en land, Hem ten offer gebracht.
|
|