Gedichten. Deel 1(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Stil is de nacht. Stil is de nacht en lieflijk blinkt de maan; Vermoeidheid rust met zorg en vrees en smarte, - Maar liefde waakt in 't rustloos kloppend harte, Zij, zij-alleen kan niet ter ruste gaan! En waar legt Gij het lieflijk hoofd ter rust? Melieve, waar spreidt u de slaap heur bloemen? Wat legerkoets kan zich gelukkig roemen, Dat zij u draagt en op haar sponde sust? Waar is u thans het dons ten deel gevallen, Waar gij uw leên tot sluimren nedervlijt? - O zij het zacht, gelijk gij waardig zijt, Zacht als gij-zelv', die zachter zijt dan allen. En slaap gerust! - geruster dan ik 't mag, Sinds mij uw beeld geen rust vergunt te smaken, Sinds 't mij bij nacht zoo menig uur doet waken, En droomen doet den ganschen langen dag. Dat droomen ook is dierbaar aan den geest. In droomen slechts bestaat al 't zoet van 't leven, Maar die zijn 't zoetst die ons de slaap kan geven, Als 't hart gelooft, dat wakend hoopt maar vreest. O droom gij zoet! en word niet wreed bedrogen, Ontvlie 't geluk u nimmer met de rust! - Droom zoet en schoon van liefde en levenslust! En laat die droom profetisch wezen mogen! Vorige Volgende