Gedichten. Deel 1
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 31]
| |
Of 't lelieblank, van rozerood doortrokken,
En 't blauwend oog een blonder hoofdsieraad.
Maar neen! in u moest al het schoon zich paren,
Dat ooit natuur in blond vertoonde en zwart,
Uw schoonheid moest geheel uw zeldzaam hart,
Uw hart geheel uw zeldzaam schoon verklaren.
Want in dat zwart van lok en wenkbrauwbogen
Spreekt heel de kracht van uw standvaste ziel,
De fiere moed die u ten deele viel;
En in het blauw van die zoo hemelsche oogen
De zachtheid van dat liefderijk gemoed.
Dat nooit door drift of hartstocht wordt bewogen,
Maar alles warmt en koestert in zijn gloed.
Dat dubbel schoon is dubbel van vermogen;
Het bruine toch stort hulde en eerbied in,
En 't blonde - teederheid en - o vergeef het - Min.
|
|