Gedichten. Deel 4
(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 273]
| |
Schoon is de loopbaan u beschoren,
En groot de tijd, dien gij versiert.
‘Op gouden leliën en stralen
Laat trotsen Fransche en Spaansche kroon;’
Om daar ‘de perels af te halen’
‘Braveert uw krijgsmoed ‘duizend doôn.’
Maar peerlen blinken allerwegen
En puikjuweelen, rein van gloed,
U in de Zeven Landen tegen,
Waar gij uw deugd beminnen doet.
Uw Amstel tart de Stad der Bloemen
Door Kunst van beitel en penseel.
De schoonste Dichterzangen roemen
Uw deugd en daden schoon en veel.
De Wetenschappen dragen kronen,
Wier glans zich heinde en veer verbreidt.
De School, die Leidens deugd mocht loonen,
Kweekt mannen voor de onsterflijkheid.
De Wijsheid zet alom haar schreden,
Verspreidt haar licht, vertoont haar schoon,
Haar krachten en bekoorlijkheden -
En ook in 't Sticht verrijst haar troon.
|
|