Rijzende blaren
(1884)–Jan van Beers– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |
[pagina 13]
| |
FeestzangBij het openen van nieuwe Dokken te Antwerpen.
Gij, oude, sombere wallen,
Waar 't levensmachtend krijgsgeweld
Antwerpen hield in vastgekneld,
Waar zijt ge thans? - Gevallen!
Door vredes hand geveld!
Zie in het ronde!
Waar 't oorlogsbrons,
Eeuwen, vernieling en dood verkondde,
Woelt en krioelt nu t' allen stonde
Vlijtig gewriemel en levensgegons.
| |
[pagina 14]
| |
En dok bij dokken
Tintlen van zonnigen vredeglans,
Wenken en lokken
Alle de volken der aarde thans,
Met vroolijk vlaggengewiegel,
In hun veiligen waterspiegel.
Hoezee! hoezee!
Draai op de reuzensluizen!
Doe dwars door 't brokkelend gesteent'
Der laatste wal
Den waterval,
Die alle dokken straks vereent,
Blij-donderend nederbruisen!
Hoezee! hoezee!
En laat alom
Uit de oude kom,
Bij feestgeschal en klokgebom,
De bodems binnenloopen
Uit Oost en West, van Zuid en Noord,
Dat ze op den wijden, nieuwen boord
De schatten samenhoopen
Van ieder waereldoord!
| |
[pagina 15]
| |
Hoezee! hoezee!
Nering, kunstvlijt, welvaart groeie!
Burgerzin en eendracht bloeie!
Heilige vree
Zij der vrije Handelstee!
Hoezee!
| |
[pagina t.o. 17]
| |
|