van den meest verschillenden oorsprong. Hier een lap uit het kleed van een bisschop daar een stuk uit den rok van een soldaat en broederlijk met die twee verbonden een klein stukje uit het buis van een hansworst. Hier heeft de oude grootmoeder een stukje van haar bruidskleed afgestaan, daar heeft de oudste dochter een lapje van een balkleedje, elders het jongste zusje een klein knipseltje van een poppejurk voor de deken afgezonderd.
Het zal ons streven zijn, de herkomst van al die stukjes op te sporen en mede te deelen. Maar al te vaak zal het blijken, welk zonderling mengelmoes eene levende taal is, geschreven en gesproken door een volk, welks handelaren met alle landen in betrekking staan, welks zeelieden alle wateren doorkruisen, welks geleerden alle talen lezen en alle litteraturen kennen.
Den statigen Romeinschen muur zien we staan naast den eenvoudigen leemen wand onzer Germaansche voorvaderen, terwijl de Grieksche disch gespreid wordt op de Romeinsche tafel en in ons Arabisch alcoof ons Fransch ledikant staat.
Inderdaad, aan verscheidenheid van stof en aan verrassende nieuwigheden zal het ons niet ontbreken.
Moet eensdeels op een zooveel mogelijk groot getal vragen een kort en afdoend antwoord worden gegeven, anderdeels moeten de antwoorden zóo zijn ingericht, dat het geheel leesbaar is, zoodat het geheel ook een werk wordt, geschikt om in verloren oogenblikken te doorbladeren en een der meest geschikte boeken op de schrijftafel en de salontafel niet alleen, maar ook in de wachtkamer van den geneesheer en den rechtsgeleerde.
Dat menig antwoord anders zal luiden dan velen verwachten, dan ‘urbi et orbi’ verteld wordt, ligt voor de hand; (en waarom ‘urbi et orbi’?) Menigeen zal bijv. met verwondering zien, dat de edelmoedigheid van den leeuw en de vergiftigheid van den upasboom alleen in de verbeelding des dichters bestaan en dat er van het oproer aan boord van het schip van Columbus al even weinig waar is, als van het ei van Columbus.
Waarom de Amsterdamsche straatvigelantes aapjes heeten en hoe ze aan dien naam gekomen zijn, sinds wanneer het woord nihilist bestaat en wat calamiteus eigenlijk is, wat eene eigenschap van sommige polders moet wezen, dat zal menigeen willen weten.
Niet allen weten, hoe men er toe kwam, te zeggen, dat hier of daar ‘de muren ooren hebben’ en hoewel men dagelijks in de couranten kan lezen van utopieën en van rechter- en linkerzijde, er zullen er heel wat zijn, die den historischen oorsprong dier woorden niet kennen.
Namen als gymnasium, athenaeum, lyçeum, odeon, panopticum zijn algemeen in gebruik, maar den waren zin der woorden kent men veelal niet en niet ongewenscht mag men de mededeeling vinden, dat een meerkat niets met ‘katten’ een veelvraat niets met ‘vreten’ te maken hebben, en dat de tuberoos geen roos is.
Opschriften als felix meritis, musis sacrum, woorden als Talmud, Synagoge, Derwisj, Odelisque, gezegden als e pluribus unum en ex ungue leonen komen niet minder voor dan tu l'as voulu George Dandin of, zooals het bij Molière luidt: vous l'avez voulu George Dandin en Que diable allait-il faire dans cette