Potloodstrepen bij de 3de aflevering van Onze
Volkstaal, II.
In de eerste aflevering van den eersten jaargang van dit Tijdschrift verzoekt de Redacteur in
Ons Programma, aldaar blz. 7 onderaan, aan de medewerkers, op te geven welke
woorden ook in eene andere ‘streek dan de genoemde gebruikelijk zijn.’
Teneinde aan dat verzoek te voldoen, streepte ik onder het lezen van de jongste aflevering
van Onze Volkstaal hier en daar aan. Hier volgt wat mijne aandacht trok.
Blz. 141. Meesteren is algemeen Nederlandsch. (Van Dale.)
Blz. 142. Oksaal insgelijks (Van Dale.)
Ollaers, Nederbetuwsch hoolaars, aldus genoemd naar de
groote holte op de plaats waar het steeltje zit. Derhalve hoolaars = holle
aars.
O-tje-pato-tje. Nederbet. ootje vange; N.-Brab. nulleke vaore.
Pikken. Dit ww. wordt ook in de Neder-Betuwe gebruikt, inzonderheid bij het
snijden van riet. Arme menschen, die des winters den Rijn oversteken, om in 't Sticht riet te
snijden, heeten rietpikkers.
Blz. 143. Bij Ruuffetute staat: onbehouden. Dit zal wel
eene drukfout zijn voor onbehouwen.
Blz. 144. Straole-biië wordt in sommige streken van N.-Brabant gebezigd,
niet voor de ‘gewone bij,’ maar voor de wesp.
Blz. 153 e.v. Naar aanleiding van dezen degelijken arbeid van Brabantius zij mij de volgende
opmerking veroorloofd. Het komt mij voor, dat de schrijver, waar hij tot
grondslag voor zijne studie Van de Schelde tot de Weichsel en Winklers Nederduitsch Idiotikon gelegd heeft, niet genoeg rekening heeft gehouden met
het minder of meer fijne gehoor van de schrijvers der verschillende stukken. Bij eene
dergelijke vergelijkende studie van de verschillende tongvallen uit eene zelfde streek is het
mij althans gebleken, dat, hoe gaarne ik hulde breng aan de verdienstelijkheid van den arbeid