Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 328]
| |
Franse gedichten | |
[pagina 329]
| |
24. Gedicht op de stichting van de Utrechtse UniversiteitGa naar voetnoot671Opmerking van Anna Maria van Schurman naar aanleiding van wat er gebeurde: hoe na een donkere lucht, gevolgd door een dichte regenbui die op de dag van de opening van de universiteit van Utrecht duurde tot ongeveer negen uur 's ochtends, de zon door de wolken brak en onverwachts begon te schijnen op de voorste rij van deze ernstige stoet die juist op het punt stond om het stadhuis te verlaten. Wat voor droef gezicht, welke trieste tooi heeft de Natuur verduisterd met een schaduwrijke sluier en heeft op de dag van triomf de schoonheid der schoonheden, het licht van de hemelen van onze ogen weggejaagd?
Iedereen wacht dat Aurora de natuurwetten een lief knipoogje geeft en dat de Hemel de poort uit misnoegen sluit en zich gunstig toont voor de terechte wens.
En toch vertroebelt de storende droefheid door zijn nattigheid aanvankelijk de algemene feestvreugde niet.
Is het niet dat de Natuur die voor onze ogen verduistert, werkt aan het effect van een verrassende streek?
Of dat Pallas zich in haar luisterrijk Hof opmaakt, en zich met haar charmes versiert om haar entree te maken en met een koninklijke stoet in deze plek haar triomfantelijke overwinning te vestigen?
Maar precies op het moment dat zij het paleis van Justitie verlaat, kijk, hoe Phoebus naar zijn voornemen genadig het obstakel uit de weg neemt en het regengordijn breekt en schittert boven haar praalstoet.
Hij wil ons overtuigen dat hij slechts voor haar schijnt, en om zo'n mooie daad te bekrachtigen, wil hij ons laten zien dat hij voorop gaat in de plechtigheid van een gouden eeuw, geboren voor het nageslacht.
Wonderlijke voorspelling en zeer gelukkig voorteken waaronder de Hemel ons dit begin doet verstaan!
| |
[pagina 329]
| |
Dat de ster van gerechtigheid, vriend van zijn bestemming, de voortgang van zo'n lichtende ochtend zal begeleiden.
En dat wij geen behoefte meer hebben aan een verklaring, daar immers Apollo zelf het ons uitlegt?
|
|