Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 323]
| |
23. CommentaarOp 16 maart 1636 was het dan zover.Ga naar voetnoot654 De ‘Illustre School’ van de stad Utrecht die in 1634 was opgericht, werd door de stedelijke overheid omgezet in een universiteit. Dat was een feestelijke gebeurtenis. Drie dagen eerder was er zelfs een speciale dienst in de Domkerk gehouden om de zegen van God bij de geboorte van deze universiteit af te smeken. Gisbertus Voetius (1589-1676), predikant en professor theologie, had zijn inaugurele rede in 1634 gehouden over Pietas cum scientia coniugenda, over vroomheid te verbinden met de wetenschap. Nu had hij de gemeente gesticht met een preek over de Nutticheyt der Academieën ende Scholen, mitsgaders der Wetenschappen ende Consten die in deselve gheleert werden naar aanleiding van Luc.11:46 over de twaalfjarige Jezus in de tempel. Zijn knappe en vrome stadgenote Anna Maria van Schurman mocht er een Nederlands gedicht op schrijven: ‘Op het Sermoen ghedaen voor de Inleydinghe van de Academie van Vtrecht’ [...].Ga naar voetnoot655 Voetius had haar ook gevraagd om als beste Latiniste van de stad Utrecht het openingsgedicht voor de nieuwe universiteit te schrijven. Dat werd het gedicht INCLYTAE ET ANTIQUAE URBI TRAIECTINAE Nova Academia nuperrime donatae gratulatur ANNA MARIA à SCHURMAN. | |
Inclyta et antiqua urbs TrajectinaAnna Maria van Schurman feliciteert in haar Latijnse lofdicht de stad Utrecht met de nieuwe universiteit. Ze doet dat geheel volgens de regels der rhetorica die golden voor de traditionele stedenlof en het stededicht.Ga naar voetnoot656 Dat klassieke genre was met de opkomst van het Humanisme en met de Renaissance weer tot bloei gekomen, zowel in Neolatijn als in de volkstaal.Ga naar voetnoot657 Daar veel steden universiteitssteden waren, is het bijna vanzelfsprekend dat lof op de universiteiten vaak in die van steden werd ingebouwd.Ga naar voetnoot658 Opvallend is verder hoe eender de stededichten in tweeduizend jaar gebleven zijn.Ga naar voetnoot659 De drie belangrijkste loci van de stedenlof zijn volgens het invloedrijke boek | |
[pagina 324]
| |
over de theorie en praktijk van het loven van een stad in de Renaissance, de Poetices libri septem van Scaliger, de ligging van de stad, haar oorsprong of geschiedenis en de daden van de burgers.Ga naar voetnoot660 Ik zal deze loci in het gedicht slechts kort aanstippen en verder ook niet uitweiden over wat toch in elk stededicht voorkomt (de personificatie van de stad b.v.). Liever zal ik langer stilstaan bij haar zeer ongewone, opzienbarende uitspraak over vrouwen. Van Schurman verwijst in de titel en in r.1-2 naar de machtige stad Utrecht die de ommelanden beheerst. Hoge muren heeft de stad en ook vele kerken steken hun torens naar de hemel uit. Indirect prijst ze daarmee de macht en de religiositeit van de burgers. Ze verwijst in r. 5-8 naar de vroegere ligging van Utrecht aan de rivier de Rijn. Ze slaat in r. 18 een brug tussen toen en nu door de nadrukkelijke woordspeling in kapitalen - een ‘must’ in een stededicht - op de naam van de stad: TRAIICIES. De oorsprong van Utrecht gaat terug tot 47 A.D. toen de Romeinen ‘Trajectum’ gesticht hadden als een permanent fort in de reeks vestingwerken die keizer Claudius door generaal Corbulo had laten aanleggen langs de rijksgrens de rivier de Rijn.Ga naar voetnoot661 Utrecht bleef tot in de Middeleeuwen een bloeiende rivierstad en de belangrijkste stad van Noord-Nederland. Maar toen de rivier de Rijn een andere loop ging volgen verloor de stad haar inkomsten uit scheepshandel en visserij.Ga naar voetnoot662 Juist door de oprichting van een nieuwe universiteit hoopt de stad nu het tijdperk van verval over te steken (traiicies). Daar Utrecht dus niet meer aan de rivier lag en de rijkdom vleugels had gekregen (r.8), troost Van Schurman de Utrechtenaren door te wijzen op de geestelijke rijkdom die door de bronnen van de nieuwe universiteit aangeboord zullen worden. Iedereen zal kunnen drinken uit deze bron van wijsheid, zowel de Nederlanders als de buitenlanders van over de hele wereld als de Utrechtenaren (r.15-17). Ze had hier heel passend haar gedicht met de verplichte zegenbede kunnen besluiten. Maar juist na de opsomming van wie er allemaal wel uit die bron van wijsheid kunnen putten, is haar rethorische vraag en antwoord in r. 19-20 des te treffender: Ast quae (forte rogas) agitant tua pectora curae?
Non haec Virgineis pervia Sacra choris.
| |
[pagina 325]
| |
Maar, vraag je misschien, wat heb je op je hart?
Wel, vrouwen worden niet tot de universiteit toegelaten.
Deze regels over de uitsluiting van vrouwen zijn geen tweeregelige afwijking, zijn niet iets wat tussen haakjes gezet moet worden van de rest van het gedicht, zoals Leo Miller beweert.Ga naar voetnoot663 Ze staan precies op de juiste plek: na de opsomming van wie er allemaal wel toegelaten worden. Haar antwoord is duidelijk: Omnibus hic seritur, metiturque, voor iedereen wordt hier gezaaid en gemaaid. Dat houdt in dat ze de universiteit niet alleen voor alle nationaliteiten open wil zetten, maar vooral ook voor vrouwen. Omnibus staat niet voor niets vooraan in de zin en krijgt zo alle nadruk. Het is volgens mij ook niet toevallig dat de negentiende-eeuwse dominee-dichter J.P. Hasebroek in zijn dichterlijke vertaling van dit gedicht opzettelijk omnibus heeft weggelaten: Maar (vraagt ge ligt) hoe doet ge dus uw lofzang hooren?
De nieuwe tempel toch bant maagden uit zijn koren!
T' is dat hier 't vredezaad gezaaid wordt, dat ontspruit,
Als Themis door haar zorg de tweedragt buiten sluit.Ga naar voetnoot664
Hasebroek leefde in een eeuw waarin het nog vanzelfsprekend was dat vrouwen niet werden toegelaten tot de universiteit. In het Latijnse gedicht staan verder slechts verwijzingenen naar vrouwelijke godheden: naar Pallas die met haar wapens de trage barbarij moet verdrijven, naar Minerva die door haar welsprekende mond de mysterieën van de Wijsheid zal openbaren, naar Themis, de godin van rechtvaardigheid en naar de Muze die voor de Castalische wateren zal zorgen. Dat kan een aanduiding zijn dat ze lijkt te mopperen over het feit dat, ondanks het patronage van deze | |
[pagina 326]
| |
godinnen, vrouwen toch buiten de mysterieën worden gehouden. De ‘sacra’ staan dankzij hun bescherming open voor iedereen, maar nog niet voor de ‘virginei chori’. Daarom wordt Themis, de godin van rechtvaardigheid, er bijgehaald. Zij zal de tweedrachtige Chaos buitensluiten. Ze eindigt het gedicht zeer toepasselijk met toespelingen op het devies van de universiteit (r.28, 30). Het is duidelijk dat ze die Sol iustitiae, de zon der gerechtigheid, over iedereen wil laten schijnen, ook over vrouwen. Tijdens de feestelijkheden had Anna Maria van Schurman haar Latijns gedicht in het openbaar mogen voordragen.Ga naar voetnoot665 Ze liet dus deze gelegenheid niet voorbij gaan om de zaak van de vrouwen te bepleiten. Dat was voorheen in Nederland bij mijn weten nog nooit vertoond. Juist haar universiteitsgehoor, vertrouwd als het was met Latijn, moet ogenblikkelijk haar klacht over uitsluiting van vrouwen begrepen hebben. | |
ReactiesHet Latijnse gedicht (met het Franse en Nederlandse gedicht) werd opgenomen in de bundel met inaugurele redes van de professoren en afgedrukt in de Europese kranten van die dagen.Ga naar voetnoot666 Een stroom reacties kwam los, zowel in binnen- als buitenland. De reacties zijn interessant omdat ze inzicht bieden in de attitudes van mannelijke tijdgenoten tegenover het fenomeen van de geleerde vrouw. De bekende Nederlandse en Neolatijnse dichter Caspar Barlaeus smeekte in zijn tegenzang ‘Ad masculos versus Annae Mariae a Schurman, quibus Trajectinae urbi novum Academiae decus gratulatur’ (op de mannelijke verzen van Anna Maria van Schurman waarmee ze het nieuwe sieraad van de Utrechtse universiteit gelukwenst): Iupiter hanc dona sexu meliore puellam
vel dic, attonitis omnibus, esse Deam.
Pallada dic.
| |
[pagina 327]
| |
Jupiter, geef dit meisje het betere geslacht.
Of zeg tot ons aller verbijstering dat ze een godin is.
Zeg dat ze Pallas is.Ga naar voetnoot667
Haar vriend Van Beverwijck reageerde door het Latijnse en Franse gedicht op te nemen in zijn boek Van de Wtnementheyt des vrouwelijcken geslachts waar hij Anna Maria van Schurman als zijn paradepaardje aanvoert.Ga naar voetnoot668 Zelf meldt ze in een brief aan de dichter-dominee Revius dat ze haar gedichten ter gelegenheid van de stichting van de Utrechtse universiteit had uitgegeven.Ga naar voetnoot669 Behalve de reacties en bezoekers die haar gedichten tot gevolg hadden, lukte het haar om toestemming te krijgen om de dispuutcolleges van Voetius te volgen. In de wand van één van de auditoria werd een opening gemaakt die met bepleisterd weefsel werd bespannen. Er werden een paar gaten in geboord en zo kon ze, ongezien door het manvolk, de theologische dispuutcolleges volgen.Ga naar voetnoot670 Anna Maria van Schurman werd op die manier onzichtbaar de eerste Nederlandse vrouwelijke student. Door haar gedichten op de Utrechtse Universiteit overschreed ze de gendercodes van haar dagen, door haar bijwoning van de colleges eveneens. |
|