Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
15. Brief aan prinses Anne de RohanMevrouw, Het zou een grote inbeelding zijn om aan mijn verdienste te willen toeschrijven en niet aan uw zuivere goedheid dat het u behaagd heeft om het aanbod van mijn zeer nederige dienst te aanvaarden, en wat meer is, om dit aanbod te vergoeden met een brief van uw hand die net zoveel tekenen draagt van uw illustere gunsten, als hij regels en zinnen bevat. Indien de heer Rivet mij in zijn welsprekendheid geschilderd heeft met het penseel van ApellesGa naar voetnoot568 en er enkele mooie trekken aan heeft gegeven, moet men de genegenheid van zo'n vriend vergeven, die zich misschien van dit middel heeft bediend om mij van uw genegenheid te verzekeren, temeer daar deze uiteraard niet verkregen kan worden voor iets dat niet bijzonder is. Hoe het ook al zij, aangezien noch de voorschriften van de voorzichtigheid noch die van de oprechtheid mij zouden bevelen om een fout te ontdekken, waarvan de herkenning de tevredenheid van niemand zou weten te vermeerderen, maar erg de onze verminderen, heb ik me zelf niet gespaard om me te vernederen, opdat ik niet het risico loop om voor een niet noodzakelijke waarheid uw sympathie te verliezen. Dat is een schat waar ik meer staat op maak dan op de rijkdommen van het Oosten en het Westen samen. En als ik die kan bewaren, zal ik rijk en gelukkig zijn, zelfs temidden van de ongenade van de wereld. Eerlijk gezegd, om uw hemelse kwaliteiten te waarderen en te bewonderen uit liefde voor hen, dat is een plicht waartoe de gerechtigheid in het algemeen alle mensen verplicht. Maar om te worden gewaardeerd door een prinses als u, dat is een voorrecht of liever een gunst zo zeldzaam dat zij wordt begeerd door allen die gewend zijn om te verlangen naar de geopenbaarde dingen. Terwijl ik Frankrijk sedert lang als een van de mooiste delen van de kosmos beschouw en als de moeder en voedster van de wijsheid en van de deugd: zo bemin ik haar nu heel in het bijzonder, omdat zij thans de glorie van onze sexe bezit. En deze deelt zich zo goedig mee aan onze Provincies. Als er overeenkomst is tussen de zaken die dezelfde naam hebben, is (ik interpreteer zo uw aardige opmerking in | |
[pagina 283]
| |
mijn voordeel) en als het me is toegestaan om iets verborgens te zoeken in de woorden en de lettergrepen, in navolging van de Kabbalisten,Ga naar voetnoot569 hoe zou ik aan mezelf kunnen denken zonder te denken aan mijn origineel, namelijk Uw zeer beroemde persoon, van wie ik zowel de naam als het beeld draag, als zij die in der waarheid is,
Mevrouw, uw zeer nederige, zeer gehoorzame en getrouwe dienares Anna Maria van Schurman Utrecht, 13 november 1643 |
|