14. Brief van Anne de Rohan aan Anna Maria van Schurman
Mevrouw,
Alweer veroorzaakt de oprechte vriendschap die de eerbiedwaardige heer Rivet me toedraagt, mij het voorrecht van uw brieven. Ik kan niet anders dan me erg verplicht voelen om aan dit briefverkeer deel te nemen en me erover vereerd te voelen dat ik in de gedachten leef van een dame wier vroomheid, kennis en verdienste haar de bijval hebben bezorgd van de meest deugdzame mensen. Maar wat mijn tevredenheid kwelt in dit geluk, is dat ik me beter in staat acht om u te bewonderen, dan dat ik u met nut kan dienen. Trouwens ik geloof dat u voldoende heeft aan uw eigen deugd en u geen behoefte hebt aan de assistentie van iemand. Ik bied u dus niets aan en terwijl ik u niet kan geven, vraag ik u of u in uw dierbaar vaderland in gedachten wil houden dat er in Frankrijk iemand van uw sexe is, en met dezelfde naam, die u vereert zoals dit behoort, en u het geluk toewenst dat u verdient.
Zij is, Mevrouw,
Uw zeer nederige en zeer toegenegen Anne de Rohan die tot uw dienst bereid is.
Parijs, 20 september 1643.