Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
10. aan de prinses van BohemenMevrouw, Dat u zo goed was om mij onlangs te vereren met een brief van uw hand, zou de grandeur van Uwe Hoogheid en de laagheid van mijn staat ontkennen, indien ik het toeschreef aan mijn verdienste in plaats van aan uw pure gunst. In die brief nam u de moeite hartelijk te informeren naar mijn gezondheid en studies. Wat betreft mijn gezondheid, zij is (dank aan God) in zo'n bevredigende toestand dat ze het een eer vindt om uw opdrachten te (kunnen) ontvangen. Maar de voortgang van mijn studies is niet zo opzienbarend dat ik er tot mijn voordeel rekenschap van zou kunnen geven. Tenminste, ik ben niet van mening dat zij de publieke verwachtingen kunnen waarmaken, zoals uw gunst me wil doen geloven. Het is waar dat ik grote hoogachting heb voor de doctors scholastici en dat zij zonder twijfel mij goede gelegenheden zouden kunnen bieden om mijn geest te oefenen, als ik niet afgeleid zou zijn door meer noodzakelijke oefeningen. Ik wil niet ontkennen dat zij soms verdwalen in ijdele, gevaarlijke, ja godslasterlijke speculaties wat veroorzaakt heeft dat zij de censuur van verscheidenen geleerden van onze tijd op de hals gehaald hebben. Niettemin mag dat ons niet bevooroordelen tegen de degelijkheid noch tegen de voortreffelijkheid van hun opvattingen die men dikwijls in hun werken bewondert wanneer het erom gaat de geheimen van de filosofie te verhelderen of om de kernpunten van de christelijke godsdienst tegen de profane Sceptici en Atheïsten te verdedigen. Met moeite zou men weten te onderscheiden of zij spitsvondiger geweest zijn om de twijfels en tegenwerpingen te smeden dan of ze meer onversaagd zijn geweest om verheven en moeilijke dingen te ondernemen of meer succesvol en capabel om ze af te breken. Zodat ze, naar mijn oordeel, deze twee kwaliteiten harmonieus hebben samengevoegd, namelijk subtiliteit en werkelijkheid. En werkelijk, het is niet verbazend dat zij zo'n hoge graad van volmaaktheid bereikt hebben. Voorzover zij nooit hun voorgangers veracht hebben, noch de schatten van al de verleden eeuwen. Het is gemakkelijk, volgens het gezegde van de filosofen om iets toe te voegen | |
[pagina 269]
| |
aan de uitvinding van anderen.Ga naar voetnoot549 Het is hun voldoende eer geweest om zich te laten leiden door deze twee grote sterren van goddelijke en menselijke wetenschap, Augustinus en Aristoteles, die men nooit kon verduisteren, hoewel men geprobeerd heeft om door sommige nevels en chaos van misopvattingen hun briljante licht tegen te gaan. Om u niet langer op te houden, Hoogheid, zal ik eindigen als u mij toestaat om te zeggen, dat ik nog steeds ben die ik was en haar hele leven zal zijn,
uw zeer nederige, gehoorzame en getrouwe dienares A.M. van Schurman Utrecht, 26 januari 1644. |
|