Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Meletios PantogalusMeletios werd in 1595 op Kreta geboren, net als z'n grote, en veel meer bekende leermeester Cyrillos Lukaris vijfentwintig jaar eerder. Deze Cyrillos Lukaris werd in 1601 patriarch van de Grieks-Orthodoxe kerk in Alexandrië en later van Constantinopel. In 1638 kwam hij gruwelijk aan zijn einde. Dat was een gevolg van de tegenwerking van zijn streven naar oecumene met de westerse kerken. Hij had contact met lutheranen, katholieken en met calvinisten. Het sterkste was de calvinistische invloed, onder andere door zijn nauwe betrekkingen met de Nederlandse gezant in Constantinopel Cornelius Haga en de invloed van de Zwitserse predikant Antoine Leger uit Génève. Lukarios raakte ook in Nederland bekend en onder zijn invloed is de Nederlandse Geloofsbelijdenis door Revius in Latijn en Grieks vertaald, en ook de Heidelbergse Catechismus in het Grieks (Leiden 1623). In Génève gaf Lukaris zijn eigen geloofsbelijdenis uit (1629). Na zijn dood werd zijn leer door verschillende synodes in de Grieks-Orthodoxe kerk sterk veroordeeld.Ga naar voetnoot516 Meletios Pantogalus is een van de weinigen geweest die Cyrillos Lukaris in zijn streven naar oecumene en later naar calvinisering gesteund heeft. Lukaris schreef een aanbevelingsbrief voor hem aan al de bisschoppen, priesters en clerici om Meletios volledig te aanvaarden als bisschop van Efeze en als exarch van Azië.Ga naar voetnoot517 In een brief aan Antoine Leger, die ook een paar jaar in Constantinopel gewerkt heeft, klaagt Meletios op 5 maart 1632 bij hem over de armzalige toestand van Efeze, een stad die ooit zo machtig en veelgeprezen was: | |
[pagina 258]
| |
De allerheiligste metropool Efeze klaagt en huilt in de woestijn en stenen vragen haar waar haar aanzien en gezag is. Maar er is geen antwoord noch geluid.Ga naar voetnoot518 Efeze stond vanaf 1425 onder Turkse heerschappij. De stad was erg vervallen geraakt en bijna geheel verlaten - de antieke stad was al eeuwen lang een ruïne -, waarschijnlijk door de verzilting van de haven en het ontstaan van moerassen die malaria in de hand werkten. De Grieken hadden zich afgezonderd van de Turkse moslembevolking en woonden dichtbij in het kleine dorpje Kirkinji in de heuvels ten oosten van Efeze. Dat was geheel christelijk, had een kerk en een priester.Ga naar voetnoot519 Het is aannemelijk dat Meletios hier woonde. Na de gruwelijke moord op Cyrillos Lukaris werd Meletios door Parthenius I afgezet. Hij weigert om een document te ondertekenen waarin hij zijn vriend en leermeester veroordeelt. Hij reist dan naar Nederland waar hij besprekingen heeft met politici en samensprekingen met kerkleiders en professoren in de theologie. Van zijn verblijf in Nederland zijn, behalve de brief aan Anna Maria van Schurman, ook enkele sporen in de acta van synodes achtergebleven: Den Bisschop van Ephesen heeft de confessie Cyrilli onderteeckent Op 23 november 1644 wordt hij zelfs op z'n vijftigste eervol in het Album Studiosorum van de Universiteit van Leiden ingeschreven: ‘Meletios Pantogalus Cretensis Ecclesiae Ephesiae Metropolita. 50. Honoris ergo inscriptus’.Ga naar voetnoot521 Het is in Leiden dat hij onder andere van Adolf Vorstius over Anna Maria van Schurman hoort vertellen. Vorstius (1597-1663) is hoogleraar in geneeskunde en in oosterse talen en hij en Van Schurman schrijven elkaar in Frans, Grieks en Latijn.Ga naar voetnoot522 Meletios is dan erg onder de indruk van wat hij hoort en schrijft Van Schurman dan die hyperbolische brief. Anna Maria is voor hem De Wijze Maagd bij uitstek, ze is ως ροδον εν ακανθαις, als een roos tussen de dorens. Van Schurman schrijft hem dan terug en zegt dan dat ze | |
[pagina 259]
| |
zijn en wijlen Cyrillus Lukaris' werk van harte ondersteunt. In 1645 keren Meletios en zijn abt, de archimandrita naar Efeze terug, met lofbrieven van de synode en van het parlement op zak: de Christelicke Synode heeft verstaen dat D. Meletius Pantogalus, aertschbisschop van Ephesen ende primaet van geheel Asien ende sijn metgeselle, een archimandrita, herwaerts overgecomen sijnde, door ordre van hare Hoogh Mogende eenen geruymen tijt tot Leyden hebben geresideert, om met gheleerde mannen te communiceeren aengaende de confessie onser kercken, ende alsoo tot de Griexsche kercken wedergekeert sijnde, de salichmakende waerheyd aldaer in conformiteyt van de Gereformeerde religie tegens de Pauselicke dwalinge te verdedigen ende uyt te breyden.Ga naar voetnoot523 Helaas kon Meletios zijn taak niet uitvoeren: op de terugreis naar Contantinopel en Efeze overleed hij onverwachts.Ga naar voetnoot524 | |
CorrespondentieDe brieven die Meletios en Van Schurman aan elkaar in Grieks schreven zijn helaas niet in oorspronkelijk handschrift bewaard gebleven. De brief van Meletios is om onbekende redenen (schaamde Van Schurman zich voor de hyperbolische brief?) pas in de derde druk van de Opuscula opgenomen, die van Van Schurman al vanaf de eerste druk. Of Meletios zijn brief vanuit Leiden per post verstuurde of aan de tussenpersoon Adolf Vorstius, hun gemeenschappelijke vriend, gaf, weten we niet omdat de oorspronkelijke versie verloren is gegaan. Meestal was de internationale voertaal in de Republiek der Letteren Latijn, maar soms ook Grieks of een andere oosterse taal. Hier zien we dat in de brieven Grieks als voertaal gebruikt wordt en wel heel begrijpelijk tussen een vertegenwoordiger van de Gereformeerde kerk in Nederland en een bisschop van de Grieks Orthodoxe kerk in Turkije in de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot525 De Griekse brieven verschillen nogal, de brief van de bisschop is langdradig, vol herhalingen en bevat ioticismes zoals παρθενια in plaats van παρθενεια, die van Van Schurman is beknopt en | |
[pagina 260]
| |
neigt naar Attisch Grieks. Zij gebruikt ook een Attische maandverwijzing terwijl de bisschop wellicht beleefdheidshalve de West-Europese manier hanteert. Moeten we ons bij de andere brieven van Van Schurman in Grieks afvragen waarom ze in het Grieks schrijft, bij deze brief van Meletios hoeven we niet lang te zoeken naar een antwoord. Behalve dat hij, reeds gezegd een vertegenwoordiger is van de Grieks-Orthodoxe kerk, geeft hij haar immers een complimentje over haar paideia hellenika, haar Griekse studies. Verder zal er net als bij haar andere brieven in Grieks en Hebreeuws een beetje vertoon van polyglottisme een rol spelen. Maar zoals ze ook in haar Dissertatio schrijft over studies die vrouwen kunnen doen: nec non Linguarum praesertim Hebraicae ac Graecae notitiam: quae omnia ad faciliorem ac pleniorem S. Scripturae intellectumGa naar voetnoot526 en bovendien talenkennis, vooral van Hebreeuws en Grieks, want dit alles kan ons tot een makkelijker en dieper begrip van de Heilige Schrift brengen. De overeenkomst tussen Meletios Pantogalus en Anna Maria van Schurman is - behalve hun kennis van Grieks en hun religieuze belangstelling - hun voorkeur voor παρθενια, maagdelijkheid. Met maagdelijkheid wordt meestal de ongerepte staat voor het huwelijk bedoeld. Maagdelijkheid impliceert kuisheid, maar kuisheid geen maagdelijkheid. Zo was Augustinus die op latere leeftijd voor het ongetrouwde kuise leven (het celibaat) koos, geen maagd meer.Ga naar voetnoot527 In de katholiek-christelijke traditie van oost en west heeft de maagdelijkheid hoog aanzien gehad. Johannes de Doper, Jezus en Paulus waren immers ongetrouwd. Het ideaal van maagdelijkheid uitte zich onder andere in het kluizenaarschap, het kloosterleven en in het celibaat van de priester. Verder heeft in de traditie het beeld van Maria een rol gespeeld. De Moeder Gods wordt in het Nieuwe Testament (Matt. 1:18; Luk 1:26-38) getekend als αειπαρθενος: altijd maagd, voor, in en na de geboorte van Jezus. Dat Meletios vooral de maagdelijkheid van Van Schurman prijst heeft te maken met zijn eigen ongetrouwde staat - slechts ongehuwde monniken konden in de Grieks-Orthodoxe kerk | |
[pagina 261]
| |
bisschop wordenGa naar voetnoot528 - maar ook met opvattingen over παρθενια die al vanaf het vroege christendom verheerlijkt werden. Maagdelijkheid had erg veel status: niet alleen zou het bovennatuurlijke krachten geven, men kwam daardoor ook het ideale bios angelikos, het leven van engelen nabij. Engelen zijn immers lichaamloos en staan in een voortdurende lofprijzing voor God.Ga naar voetnoot529 Meletios verwijst in zijn brief dan ook specifiek naar παρθενια, πραγμα αγγελικον. Hij zelf neemt zelfs de woorden van de engel Gabriël in de mond als hij Anna Maria van Schurman als Maria, de moeder van Jezus het wees gegroet stuurt en haar de vrede van de Heiland Christus verkondigt.Ga naar voetnoot530 Behalve de verwijzing naar Maria die het goede deel gekozen had, verwijst hij nog eens impliciet naar de goede keuze van Van Schurman inzake de maagdelijkheid. Verder verwijst hij in zijn brief als hij naar Van Schurman verwijst als de Wijze Maagd naar de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden die de bruidegom tegemoet gaan (Matth. 25:1-13). Zij moet haar lamp (haar hart) laten branden niet uit laten doven, maar verder op weg gaan om de bruidegom te ontmoeten en dan met hem het bruidsvertrek binnengaan. Dan zal ze de parel van het eeuwige leven krijgen, dat is de zoete Jezus. De verwijzingen zijn zonder enige lichamelijkheid. Ze woonde immers volgens hem al buiten het vlees. Dat Meletios trouwens de maagdelijkheid van Van Schurman prijst, is in het zeventiende-eeuwse Nederland erg ongewoon. Hij is een grote uitzondering op Nederlandse zeventiende-eeuwse mannen als Jacob Cats, Constantijn Huygens, Caspar Barlaeus of Johan van Beverwijck. Als zij Anna Maria van Schurman prijzen, dan is het haar vrouwelijke geleerdheid of kunstzinnigheid. Maar over haar maagdelijkheid worden slechts grapjes of denigrerende opmerkingen gemaakt. Het is nooit een reden voor lof. Wanneer bijvoorbeeld de theoloog André Rivet in 1639 een boekje publiceert over de maagdelijkheid van Maria (Apologia pro sanctissima virgine Maria matre Domini. Leiden, 1639) schrijft Constantijn Huygens hem: | |
[pagina 262]
| |
of alle vrouwen het boekje met genoegen zullen lezen, betwijfel ik. De onbeschaamdheid der monniken dwong u vele dingen bij de naam te noemen. Juffr. Schurman zal sommige gedeelten wel overslaan.Ga naar voetnoot531 We zullen het thema van de maagdelijkheid ook in het gedicht In symbolum suum tegenkomen.Ga naar voetnoot532 |
|