Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
4. Uitleiding4.1. Neolatijn en NederlandsIn zijn artikel ‘De Nederlandse Muze in Latijns gewaad’, stelt Heesakkers dat Neolatijn uit Nederland ook Nederlandse literatuur is.Ga naar voetnoot314 Het blijft, volgens hem de opgave van de literair-historicus om voor de zestiende en zeventiende eeuw de Latijnse literatuur in het beeld te integreren om daarmee de vaderlandse literatuur beter te kunnen begrijpen.Ga naar voetnoot315 IJsewijn geeft een voorbeeld van hoe groot de vervalsing van het historisch perspectief is als men weet dat er van de ca. 30.000 boeken die tijdens de zeventiende eeuw in de Duitse landen gedrukt werden, toen het Latijn al op de terugweg was, er nog ca. 18.000 titels in Latijn waren gesteld.Ga naar voetnoot316 Margaret Ezell hield een pleidooi om vooral vroege vrouwenteksten op te sporen, te contextualiseren en uit te geven en er wordt nu al veel onderzoek gedaan naar vrouwenteksten in de volkstaal.Ga naar voetnoot317 Zelf heb ik beide pleidooien, zowel voor het toegankelijk maken van Neolatijnse teksten als voor het opgraven van vrouwenteksten gecombineerd. Tijdens het voorbereiden van de editie van de Nederlandse gedichten van Anna Maria van Schurman ontdekte ik namelijk dat ik geen goed zicht kon krijgen op Van Schurman als ik slechts van haar Nederlandse, veelal vrome gedichten uitging. Ik moest immers haar Neolatijnse (en neo-griekse en neo-hebreeuwse) documenten wegens onkunde buiten beschouwing laten. Nu, een studie verder, stijgt er een heel ander beeld van Van Schurman op. Dat blijkt onder andere zowel uit haar relatie tot de Nadere Reformatie als uit haar vrouwennetwerk. Ik zal dat kort toelichten. |
|