Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
3.5. VerspreidingWaar je ook ter wereld komt: de Opuscula ligt er, in New York, Gent, Parijs, Freiburg, Amsterdam, Utrecht, Herford, Hamburg, Köln, Chantilly, Groningen en Leeuwarden. Ik bezocht de universiteitsbibliotheken persoonlijk of ging er via de (computer)catalogus op bezoek.Ga naar voetnoot268 In een exemplaar van de Opuscula (1648) in de universiteitsbibliotheek van Groningen hebben enkele vorige bezitters hun namen en woonplaatsen neergeschreven: G.J Avantidis uit Byzantium en na hem F.Fasting uit Rio de Janeiro.Ga naar voetnoot269 De wijde verspreiding en de vele exemplaren zijn eigenlijk in onze ogen verstommend voor een boek dat in die talen geschreven is. Maar in haar eigen tijd was dat niet zo bijzonder. Ik zal in wat volgt, verklaringen proberen te geven voor de populariteit die tot uiting komt in de herdrukken en wijde verspreiding. | |
3.5.1. Naam en faamIn 1648 was de naam en faam van Van Schurman als geleerde vrouw al echt gevestigd. Nu kreeg men de naam van geleerde vrouw pas als men Latijn kende.Ga naar voetnoot270 Maar juist dit boek geeft een goed inzicht van de mate waarin Van Schurman boven deze vereiste uitsteeg door haar polyglottisme in Hebreeuws, Grieks, Latijn en Frans, met verwijzingen in Arabisch en Syrisch. Ze is in dezen echt uniek. Daarbij komt dat ze naast geleerd, ook kunstzinnig, vroom, rijk en maagdelijk was. Bovendien had ze al afzonderlijk gepubliceerd: De Vitae Termino (1639) en Dissertatio (1641), en verschillende gedichten in andermans werk.Ga naar voetnoot271 | |
[pagina 112]
| |
3.5.2. ElzeviersDe eerste twee drukken van de Opuscula waren verschenen bij Elzeviers in Leiden. Elzeviertjes werden en worden niet voor niets gespaard vanwege de prachtige vormgeving.Ga naar voetnoot272 Een belangrijke reden voor de verspreiding van de Opuscula ligt in het feit dat de Elzeviers netwerken over heel Europa hadden. Ze bezochten de boekenmarkt in Frankfurt, verkochten boeken in Italië, Londen, Parijs en Franse provinciesteden, hadden zakenovereenkomsten met Franse en Engelse handelaren, een branch in Denemarken, en zelfs een agent in Zweden. Zij hadden de distributie van de Opuscula in handen.Ga naar voetnoot273 | |
3.5.3. Index Librorum prohibitorumVerbrand een boek of doe het in de ban en je zult zien hoe dat boek zich verspreidt. Dat geldt ook voor de Opuscula. Op 6 februari 1658 kwam er een decreet van de Heilige Stoel in Rome: de Opuscula werd op de Index librorum prohibitorum, de lijst van verboden boeken van de Rooms-Katholieke kerk, gezet en later werd dat verbod nog een keer herhaald op 27 september 1678.Ga naar voetnoot274 Het hield in dat een katholiek persoon het boek niet mocht uitgeven, lezen, kopen, verkopen, in z'n bezit hebben of aan anderen geven. Elke katholiek die dit verbod overschreed, beging een doodzonde, tenzij hij speciale ontheffing had van de kerkelijke autoriteit. De Opuscula werd dus door katholieken beschouwd als een werk dat in strijd was met het geloof en de goede zeden. De eerste Index verscheen voor het eerst in 1557. Er werd zelfs een speciale commissie opgericht, de Congregatie van de Index (1570), die steeds nieuwe lijsten moest verzorgen. Bovendien moest elk boek dat geen stempel van kerkelijke goedkeuring droeg (Nihil obstat of imprimatur) in zekere mate als ongeoorloofd beschouwd worden. Pas in 1966 werd de Index afgeschaft. De overwegingen van de commissie die de boeken op de Index zetten waren geheim | |
[pagina 113]
| |
en nog steeds zijn de archieven gesloten. We moeten dus raden wat precies de oorzaak was waarom de Opuscula op de Index belandde. Volgens de algemene regels die aan de Index voorafgingen kwamen boeken op de lijst die door ketters als Calvijn, Luther of Zwingli geschreven waren of die in strijd met het katholieke geloof waren, boeken die losbandig of onzedelijk waren of boeken die over verboden sekten of praktijken gingen.Ga naar voetnoot275 Nu schrijft Van Schurman in haar Opuscula openlijk over geloofszaken en citeert ze Calvijn. Zeer waarschijnlijk gaven haar brieven aan Spanheim en aan Salmasius de doorslag voor het plaatsen op de Index.Ga naar voetnoot276 Spanheim vroeg haar in een brief hoe zij het binden van de satan tijdens de duizend jaar opvatte die in het laatste bijbelboek Openbaringen 22:1-3 genoemd worden. Als protestantse antwoordt ze dan uitvoerig dat die duizend jaar begonnen zijn met de hervorming van Luther toen de goddelijke waarheid door de vreselijke duisternis van het Katholicisme heendrong en toen het woord van God, in bijna alle talen vertaald, die nacht van onwetendheid, waarin de naties onder het juk van den Antichrist zuchtten, heeft verdreven.Ga naar voetnoot277 Zulke taal roept natuurlijk reactie op. Ook de brief aan Salmasius over de transsubstantiatie waarin ze tegen de leer van de Roomse mis ingaat werd als verdacht beschouwd. In een exemplaar te Parijs heeft iemand woedende aantekeningen juist bij deze brief geschreven. Van Schurman zou de kerkvaders niet volledig citeren, etc.Ga naar voetnoot278 Om de katholieke censuur te omzeilen, zette men soms voorin in het boek: Ne extra hanc bibliothecam efferatur. Ex obedientia. Draag dit boek niet buiten deze bibliotheek. Omwille van de gehoorzaamheid. Dat schreef P.H. Huet voor in zijn Opuscula, een man die het boek zelf van Van Schurman cadeau had gekregen.Ga naar voetnoot279 Een verbod op een boek trekt lezers aan. De Index kan er juist aan bijgedragen hebben dat het boek zo veel gelezen is en zo wijd verspreid is. Maar nog een belangrijker reden voor de wijde | |
[pagina 114]
| |
verspreiding van de Opuscula houdt verband met het polyglotte lezerspubliek dat Grieks, Latijn, Hebreeuws en Frans machtig moest zijn om het boek van a tot z te kunnen lezen. Het polyglotte boek is geschreven voor een internationaal publiek.Ga naar voetnoot280 Die lezers zijn te vinden in de Republiek der Letteren, het uitgebreide netwerk van humanistische geleerden in de zestiende en zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot281 Op dit punt wil ik wat dieper ingaan. | |
3.5.4. De Republiek der Letteren (Res Publica Litterarum)De term Republiek der letteren of Res Publica Litterarum werd het eerst door Erasmus gebruikt. Tot ver in de zeventiende eeuw bedoelde men daarmee het idee van een geleerdengemeenschap die boven de beperkingen van de moedertaal, godsdienst, stand en nationaliteit uitsteeg. In de Republiek der Letteren vereerde men de bonae litterae en bestudeerde men hartstochtelijk de humaniora om er een beter mens van te worden. Deze Europese (broeder)gemeenschap hield via correspondenties en persoonlijke ontmoetingen de uitwisseling gaande. Ook al waren de burgers van deze republiek polyglot, de internationale voertaal was meestal Latijn, maar soms ook Grieks of een oosterse taal. Afstand mocht geen rol spelen, afkomst even min. Slechts intellect en beschaving telde. De talrijke brieven werden per post verstuurd of meegegeven aan een vriend, een koopman of aan diplomaten. Vaak namen studenten op hun Grand Tour of geleerden op hun peregrinatio academica de brieven mee. In het informatieschaarse tijdperk werd verwacht dat de ontvanger de brief en de ingesloten boeken en manuscripten zou laten circuleren. Als men een boek of portret cadeau kreeg dan was, behalve een antwoordbrief, ook een geschenkje verplicht. De onderwerpen in de brieven beslaan een wijd terrein: discussies over geschiedenis, opvoeding, theologie, nieuws uit de boekenwereld, gedichten, persoonlijke belevenisssen, roddels etc. Als een brief een afgeronde bijdrage is over een wetenschappelijk onderwerp, of een overzicht van een verschenen boeken, dan heet zo'n brief een geleerdenbrief. Alleen aan het begin of einde is dan soms nog de briefvorm te herkennen.Ga naar voetnoot282 | |
[pagina 115]
| |
Al deze punten zijn terug te vinden in de Opuscula: brieven en gedichten gaan over de landsgrenzen heen (naar Engeland, Ierland, Frankrijk, uit Duitsland) en ook over de geloofsgrenzen heen (Van Schurman schreef aan de bisschop van de Grieks-Orthodoxe kerk te Efeze, aan anglicanen, rooms-katholieken, remonstranten, calvinisten en hugenoten); ook standsgrenzen worden overschreden: Van Schurman, zelf van jonge adelGa naar voetnoot283, schrijft aan de koningin van Engeland, aan prinses Elizabeth van Bohemen en prinses Anne de Rohan, aan professoren, predikanten, archeologen, geografen, dichters en diplomaten die haar ook terugschrijven; de documenten zijn geschreven in de internationale voertaal Latijn, maar ook in Hebreeuws en Grieks en Frans; De Vitae Termino en de Dissertatio zijn van die geleerdenbrieven; de onderwerpen in de teksten zijn zeer gevarieerd: discussies over theologische geschilpunten, kerkelijk nieuws; de drager van de brieven is bij van Schurman meestal haar broer Johan Godschalk, maar ook wordt er gebruik gemaakt van vrienden en van de bestaande postdienst; er worden geschenkjes uitgewisseld, de brieven en de bijlagen circuleren. etc. Ze was zich ook bewust van de Res publica litteraria, want ze noemt deze vaak in haar brieven. In een brief aan Salmasius bijvoorbeeld: vale reipubl. literariae decus incomparabileGa naar voetnoot284 vaarwel onvergelijkbaar sieraad van de Republiek der Letteren of in een brief aan Van Beverwijck: Nec id optarim tam mei, quam universae Reip. literariae causaGa naar voetnoot285 En ook wens ik dit niet zozeer voor mijzelf als voor de zaak van de Republiek der Letteren. Ook prijst ze Salmasius: Caetera quidem te Dictatorem reipublicae literariae nemo non agnoscit.Ga naar voetnoot286 | |
[pagina 116]
| |
Voor de rest herkent iedereen jou inderdaad als de leider van de Republiek der Letteren. | |
3.5.5. De Vrouwenrepubliek der LetterenEchter, als je de literatuur over de Republiek der Letteren doorneemt, is het opvallend hoe vanzelfsprekend aanvaard wordt dat deze Res Publica Litteraria mannelijk is: het is de Europese broederschap, etc. Dat blijkt bovendien uit de aanbevelingsbrief van prof. Johannes Leusden die vanaf de derde druk van de Opuscula is opgenomen: komt mannen, koopt dit boek!Ga naar voetnoot287 Maar als je nu de correspondentie van Van Schurman binnen, maar ook buiten haar Opuscula opgraaft, dan wordt er behalve deze mannelijke Res Publica litteraria, een subnetwerk zichtbaar dat ik de Vrouwenrepubliek der Letteren zou noemen. Het bestaan ervan is echter nog nooit opgemerkt. Van Schurman correspondeerde binnen deze Republiek over land-, stands,- godsdienst- en taalgrenzen heen in het Latijn met de Deense Birgitte Thott, in het Hebreeuws en Latijn met de Ierse Dorothea Moore, in het Grieks met de Britse Bathsua Makin, in het Frans met de Duitse Elizabeth van Bohemen en in het Frans, Latijn en Hebreeuws met de Franse Marie Jars de Gournay en Marie du Moulin.Ga naar voetnoot288 Voordat ik nu inga op hun uitwisseling moet ik eerst stilstaan bij het verschijnsel van geleerde vrouwen. Volgens bisschop Jens Bircherod uit Denemarken was een vrouw pas geleerd als ze Latijn kende.Ga naar voetnoot289 In de catalogi van geleerde vrouwen uit de 16e en 17e eeuw - vrijwel altijd samengesteld door mannen - vindt men vrouwen al geleerd als ze meer wisten dan het huishouden, artistiek begaafd waren en andere talen kenden dan de moedertaal.Ga naar voetnoot290 De eerdergenoemde vrouwen voldoen echter allemaal aan de strenge eis van beheersing van het Latijn. De meesten kenden bovendien ook Grieks en Hebreeuws. Het verschijnsel van een Geleerde Vrouw riep weerstand op zoals blijkt uit de aanhaling van een gezegde in de zeventiende eeuw: A Learned woman is | |
[pagina 117]
| |
thought to be a Comet that bodes Mischief whenever it appears.Ga naar voetnoot291 Volgens de gangbare beeldvorming zouden ze ook wereldvreemde en asexuele wezens zijn die in een cel woonden waar de muren bedekt waren met boeken.Ga naar voetnoot292 Maar van de zeven geleerde vrouwen die hier ter sprake komen, waren er drie getrouwd, twee hadden kinderen. Ze kwamen van adellijke, veelal rijke families (behalve Makin) en hadden geleerde vaders, broers of beschermheren, en in één geval zelfs een geleerde moeder en zuster (Birgitte Thott). Verder was hun familie, vrienden- en geleerdenkring uitgebreid en ontwikkeld. Ze leefden zeker niet in een isolement. Birgitte Thott (1610-1660), een Deense vrouw van adel, de eerste advocaat van vrouwenrechten in Scandinavië, was getrouwd, hoewel kinderloos. Toegegeven, haar belangrijkste werk, de eerste vertaling in het Deens van Seneca, schreef ze als weduwe. Maar ook Bathsua Makin (1610-167?), de meest geleerde Engelse vrouw uit de zeventiende eeuw, die tien talen kende, was getrouwd en had drie kinderen. Zij was daarentegen niet van adel en moest als gouvernante van een Engelse prinses de kost verdienen. Als we nu de Vrouwenrepubliek der Letteren vergelijken met de grotere mannelijke Res Publica Litterarum dan vallen in de eerste plaats de overeenkomsten op:
(1) Van Schurman correspondeert zoals haar mannelijke collega's ook over de landsgrenzen heen met vrouwen uit Denemarken, Ierland, Engeland, Frankrijk en Duitsland.
(2) Hoewel ze zelf een strikte calviniste was, correspondeerde ze bovendien over godsdienstgrenzen heen met Elizabeth van Bohemen die luthers was, de katholieke Marie Jars de Gournay, de lutherse Birgitte Thott, de anglicaanse Bathsua Makin en met Marie du Moulin en Dorothea Moore die vermoedelijk van een andere protestantse signatuur dan Van Schurman zelf waren.
(3) Ze schrijft in de internationale voertaal van die tijd, het Latijn, maar door haar polyglottisme kon ze zich ook in het Hebreeuws, Grieks en Frans uiten. Frans was na Latijn de internationale taal in Europa en veel vrouwen waren Frans machtig. De reden waarom Van Schurman soms | |
[pagina 118]
| |
geen Latijn gebruikt maar Grieks en Hebreeuws kan zijn, heel menselijk, om te willen laten zien dat ze die talen de baas is. Bovendien had ze de opvatting dat de studie van Grieks en Hebreeuws een beter inzicht in de heilige schriften zouden geven. Ze ging zelfs zover om Hebreeuws helemaal bovenaan te plaatsen: Hebreeuws was een heilige taal die ons zelfs na het graf zou bijblijven.Ga naar voetnoot293
(4) De brieven en gedichten worden op de gebruikelijke wijze verstuurd: ze stuurt ze per post of zij geeft ze met haar broer of met vrienden mee: ‘Mijn broer die op het punt staat om naar Engeland af te reizen zal deze brief bij je bezorgen’, zo schrijft ze aan Dorothea Moore.Ga naar voetnoot294
(5) De geleerden uit de Republiek der Letteren schreven graag introductie-brieven voor elkaar. Ook Van Schurman deed dat. Zo schreef ze een aanbevelingsbrief voor Dorothea Moore om in contact te komen met Andreas Rivet. Hem schreef ze om haar vriendin ‘ad intimum amicitiae sacrarium’, ‘tot het intieme heiligdom van vriendschap’ toe te laten.Ga naar voetnoot295
(6) De onderwerpen die ter sprake komen, bestrijken eveneens een wijd terrein: discussies over godsdienst, levensfilosofie, de bestudering van de Klassieken etc. Zo geeft ze prinses Elizabeth von Bohemen, leerling en geliefde van Descartes het advies een degelijke studie te maken van Xenophon, Curtius, Plutarchus, Suetonius en Tacitus. Uit hun werk zou je het karakter van vorstelijke personen beter leren kennen.Ga naar voetnoot296 Dat is natuurlijk nuttig voor een prinses.
(7) Evenals haar mannelijke collega's stuurt ze vaak geschenkjes, haar zelfportret of een publikatie (bijvoorbeeld haar Dissertatio) mee. | |
Verschillen(1) Er zijn meer brieven in Frans aan vrouwen. Frans was na Latijn de internationale voertaal in Europa en veel vrouwen waren Frans machtig. Van Schurman schrijft in een brief aan Rivet waarom ze juist Frans gebruikt: | |
[pagina 119]
| |
quod nempe virginibus quam maxime probari linguae illius lepos ac elegantia solet omdat veel jonge vrouwen doorgaans de bekoorlijkheid en de elegantie van deze taal bijzonder op prijs stellen.Ga naar voetnoot297 Van de afdeling met Franse brieven in de Opuscula zijn er tien van de zeventien aan vrouwen. Maar toch we moeten voorzichtig zijn met generaliseren. Uit bronnen buiten de Opuscula blijkt namelijk dat een aantal van die vrouwen met wie ze in de Opuscula slechts in het Frans schrijft, ook Hebreeuws of Latijn kenden: Marie du Moulin (ca.1625-1699), een Franse geleerde vrouw, nicht van Andreas Rivet, was ook Latijn en Hebreeuws machtig. Elizabeth van Bohemen (1616-1680) kende ook Latijn en Grieks. Anne de Rohan (1584-1646) was een Franse geleerde vrouw die Hebreeuws, Grieks en Latijn kende.Ga naar voetnoot298 (2) Het kardinale verschil echter met de Mannelijke Republiek der Letteren is het thema opvoeding en vorming van vrouwen dat veel vaker in de correspondentie tussen Van Schurman en vrouwen ter sprake komt. Dat is geen wonder als we weten dat deze vrouwen zelf de moeizame weg hadden moeten gaan om een ontwikkelde of geleerde vrouw te worden. Bovendien waren ze vaak ook betrokken bij de opvoeding van vrouwen en meisjes in hun eigen land, hetzij door lesgeven of door boeken over vrouwenopvoeding te schrijven. Die specifieke betrokkenheid ten aanzien van het onderwijzen en vormen van anderen, voortkomend uit een besef dat wat onderwijs en vorming voor hun eigen leven (een werkelijke transformatie) heeft betekend, zien we ook nu nog bij vrouwen in de wetenschap.Ga naar voetnoot299 Van Schurman had in haar Dissertatio geschreven dat een vrouw kon studeren als ze vrij was van financiële zorgen, in het bezit was van een gemiddeld intellect, dat ze haar eigen sekse van nut was, en met haar studies vooral de eer van God op het oog had.Ga naar voetnoot300 Voor vrijwel alle vrouwen met wie Van Schurman schreef was zij de autoriteit. Zij gaf advies en schreef over vroegere voorbeeldige vrouwen als Lady Jane Gray en Koningin Elizabeth van Engeland.Ga naar voetnoot301 | |
[pagina 120]
| |
Maar ze bewonderde ook haar Franse voorganger, de veel oudere Marie Jars de Gournay (Parijs 6 oktober 1566-1645), een Franse schrijfster, jongere pupil van Montaigne, met wie Van Schurman in Frans en Latijn schreef, en die ook Grieks beheerste. Zij publiceerde in 1626 haar tractaat De l'égalité des hommes et des femmes waarin ze de vrouw aan de man gelijkstelde. Van Schurman ging niet zover, maar toch nam ze Gournay als voorbeeld in haar Dissertatio op. Van Schurman brengt haar bewondering voor De Gournay onder andere tot uitdrukking in een Latijns gedicht.Ga naar voetnoot302 Bathsua Makin (1600-167?), de Engelse gouvernante van prinses Elizabeth, en Van Schurman schreven elkaar in Grieks over de opvoeding: Anna Maria van Schurman groet de zeer geleerde en geëerde mevrouw Makin. Helaas stierf het prinsesje een vroege dood. Makin stichtte hierna een speciale meisjesschool. Toen ze 73 was publiceerde ze An Essay to revive the Antient Education of Gentlewomen, een pleidooi voor de studie van vrouwen dat sterk door Van Schurman's Dissertatio beïnvloed is.Ga naar voetnoot303 Ook Dorothea Moore (1613-1664) een adellijke Ierse vrouw die in Dublin, London en Utrecht woonde, was erg geïnteresseerd in de opvoeding van vrouwen. Ze schreef een brief Of the Education of Girls. Van Schurman prees haar in een Hebreeuwse brief: ‘Adonai heeft jou in het bijzonder uitgekozen als een lieflijke kroon voor al de vrouwen.’Ga naar voetnoot304 Birgitte Thott, een Deense, adellijke geleerde vrouw, maakte een prachtige vertaling in het Deens van Seneca's filosofische werk (1658) met een voorwoord aan vrouwen. Het eerste en belangrijkste lofdicht voorin hetzelfde boek is van Van Schurman. Hierin feliciteert ze de heldin: | |
[pagina 121]
| |
Et Senecae magnam nunc Foemina Nobilis umbram
Et cineres tanti est ausa ciere Viri
Huic dedit illa novam Arctoo sub sidere Vitam
Atque novo doctum jam facit ore loquiGa naar voetnoot305
Nu heeft een edele vrouw het gewaagd om de grote schaduw van Seneca en
de as van deze belangrijke man tot leven te wekken.
Hem gaf zij nieuw leven onder de noordelijke sterrenhemel
en ook doet zij de wijsgeer met een nieuwe mond spreken.
Van Schurman noemt Thott ook de Tiende Muze van het Noorden. Met Marie du Moulin, een Franse geleerde vrouw, nicht van Rivet, was Van Schurman heel goed bevriend. Behalve de Franse brief uit de Opuscula en enkele daarbuiten, blijkt dat ook uit een Hebreeuwse brief die Marie aan Van Schurman schreef.Ga naar voetnoot306 Daarin zegt ze hoe ze op aanraden van haar ‘meesteres’ en vriendin Van Schurman toch Hebreeuws was gaan leren, ondanks haar aanvankelijke reserves: Aan mijne meesteres Anna Maria van Schurman Nu correspondeerde Van Schurman over vrouwenstudies ook met mannen, zoals met prof. Andreas Rivet, en daar is ook haar Dissertatio uit voortgekomen. De verhouding is dan anders | |
[pagina 122]
| |
omdat hij haar leermeester is. Ook zagen we hierboven dat ze Spanheim volmacht geeft om in de Opuscula te schrappen wat hem niet aanstaat en bedankt ze hem voor zijn steun bij haar studies. Maar voor de meeste andere geleerde vrouwen vervulde zij de rol van het grote voorbeeld en de adviseur. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de hierboven geciteerde Hebreeuwse brief van Marie du Moulin die op aanmoediging van Van Schurman Hebreeuws leerde.
(3) Een ander verschil tussen de mannelijke Republiek der Letteren en de Vrouwenrepubliek is dat Van Schurman en de andere geleerde vrouwen niet zo gemakkelijk op reis konden. Ze hadden als vrouw al geen toegang tot de universiteit, een uitermate geschikte plek om contacten te leggen. Om na een universitaire studie op reis te gaan was voor vrouwen onmogelijk. Van Schurman had als enige vrouw toestemming om colleges te volgen maar dan wel achter een ‘gordijn’. Zij had, net als de andere vrouwen, ook meer huishoudelijke verplichtingen thuis. Zo had ze na de dood van haar moeder de zorg voor twee oude blinde inwonende tantes. Toch weten we van één reis in 1653. De oude tantes Sybille en Agnes von Harff wilden een rechtszaak in Keulen aanspannen om hun geconfisceerde goederen weer terug te krijgen. Van Schurman en haar broer Johan Godschalk gingen mee. Tijdens haar verblijf in Keulen maakte ze meteen van de gelegenheid gebruik om met katholieke professoren te disputeren.Ga naar voetnoot308 Van Schurman heeft van haar netwerk van geleerde vrouwen slechts Marie du Moulin, Dorothea Moore en Elizabeth von Bohemen persoonlijk ontmoet.Ga naar voetnoot309 Christina van Zweden kwam na haar abdicatie van de troon zelf ook langs.Ga naar voetnoot310 Mannen uit de Republiek der Letteren kwamen daarentegen vrij geregeld bij Van Schurman langs. Toegegeven: het netwerk van geleerde vrouwen is kleinschaliger dan dat van geleerde mannen. Het heeft zich ook minder geprofileerd. De geleerde vrouwen waren ook afhankelijk van het veel omvangrijkere mannelijke netwerk. Toch heeft het vrouwelijk netwerk genoeg eigenheid om een eigen naam te verdienen: de Vrouwenrepubliek der Letteren. In dit netwerk van vrouwen over heel Europa zat Van Schurman als een spin in het web. Ze spon vermoedelijk veel meer draden over Europa dan wij nu zien. Zo had ze behalve met | |
[pagina 123]
| |
bovengenoemde vrouwen ook contacten met één van de dochters van de Engelse geleerde Morris die haar gedichten en tekeningen opstuurde.Ga naar voetnoot311 Ook had ze veel contacten met vrouwen die aan de rand van de Vrouwenrepubliek der Letteren stonden, omdat ze geen Latijn, Grieks of Hebreeuws kenden. Maar met hen deelde Van Schurman haar kunstzinnigheid (mevrouw Coutel, mevrouw Saumaise), liefde voor muziek (Utricia Ogle) of liefde voor Nederlandse poëzie (Sara Nevius).Ga naar voetnoot312 Naar de studie van de dochters van Van Beverwijck informeerde ze ook vaak. Er zullen veel meer webben in Europa geweest zijn dan alleen dat van Anna Maria van Schurman en ik denk dan bijvoorbeeld aan koningin Christina van Zweden, een correspondente en bezoekster van Van Schurman, een vrouw die zelf ook een web van contacten om haar heen had.Ga naar voetnoot313 Aan ons is nu de opdracht om die netwerken die zich schriftelijk hebben vastgelegd, zichtbaar te maken. |
|