Verantwoording
Een boek van deze omvang vraagt tijd en geld. De volgende instellingen boden in belangrijke mate steun. Van 1989-1990 was ik ‘Fellow’ aan het nias (Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) in Wassenaar: mijn dank gaat uit naar de staf en speciaal naar de directeur, prof.dr D.J. van de Kaa. In november en december 1989 had ik het voorrecht als intern onderzoeker verbonden te zijn aan het Bellago Study and Conference Center van de Rockefeller Foundation in Villa Serbonelli aan de oevers van het Comomeer. Het was treurig dat dit volmaakte verblijf werd gevolgd door de dood van Roberto Celli. Hij en zijn vrouw waren het type zeer hartelijke gastheer en gastvrouw dat men niet gauw vergeet. Als ‘Research Scholar’ kon ik gedurende de herfst van 1989 dankzij een Fulbright Grant belangrijk onderzoek verrichten in Nederlandse bibliotheken. De beproevingen van de publicatie van dit boek werden aanzienlijk verlicht door de deskundige en loyale steun van de heer F. Ligtvoet en mevrouw R. Wester van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds in Amsterdam. De financiële steun van het fonds maakte de publicatie mogelijk en ik ben dankbaar voor deze ruimhartige medewerking. In 1993 stelde de Netherland-American Foundation in New York op tijd een toelage ter beschikking als tegemoetkoming in de kosten van de voorbereiding van het manuscript.
Delen van dit boek zijn eerder verschenen in een andere vorm. Ik dank de uitgevers van de volgende tijdschriften voor hun toestemming die vroegere teksten te gebruiken: Canadian Journal of Netherlandic Studies 12 (1991), 2; Dutch Crossing 42 (1990); Semian 4; en drie artikelen in Indonesia 34, 37 en 42. In het bijzonder dank ik Bruce Wilcox, de directeur van de University of Massachusetts Press, voor zijn toestemming gebruik te maken van al het benodigde materiaal uit de twaalfdelige reeks ‘Library of the Indies’, die ik tussen 1981 en 1988 publiceerde. Ik stel de vriendelijkheid, behulpzaamheid en deskundigheid van de heer Wilcox ten zeerste op prijs. Met het nuttige commentaar van prof.dr Reinier Salverda werd de laatste revisie van het boek vergemakkelijkt.
Ten slotte wil ik dr E.M. Joon bedanken, wiens belangstelling voor de Nederlandse koloniale literatuur in het algemeen en voor dit project in het bijzonder onmisbaar was. Zijn vertrouwen en aanmoediging zijn van blijvende waarde.
E.M.B.