goed kende zij Chloe, of deze had elk woord van het gesprek tusschen haar en haar echtgenoot gehoord.
‘Och, mevrouw!’ zeide Chloe, weder lachende, ‘andere menschen huren hunne negers uit, en maken er geld mee; zij houden er niet zoo'n grooten troep op na, die hun de ooren van 't hoofd eten.’
‘Nu, Chloe, wie zoudt ge dan willen, dat we uithuurden?’
‘Och, ik wil niets; maar Sam heeft mij gezegd, er was in Louisville een banketbakker, die hulp noodig had bij 't maken van koek en pasteien; hij wilde vier dollars loon geven in de week dat wilde hij.’
‘Welnu, Chloe.’
‘Nu, mevrouw, me dunkt, dat Sally wel wat meer aan 't werk moet gezet worden. Sally is mijn helpster geweest in den laatsten tijd, en zij doet het haast even goed als ik. Als mevrouw mij nu maar liet gaan, dan kon ik helpen het geld bij elkaar te krijgen. Ik durf mijn koeken en pasteien wel naast die van den banketbakker zetten.’
‘Maar, Chloe, zoudt ge van uw kinderen willen weggaan?’
‘Och, mevrouw! de jongens zijn groot genoeg om hun werk te doen; zij doen het tamelijk goed; en Sally kan wel voor de kleine zorgen; zij is zoo bij de hand; men kan dat wel aan haar overlaten.’
‘Maar Louisville is een heel eind weg.’
‘Och kom, dat is niet erg! het is de rivier af, dan ben ik misschien wat dichter bij mijn ouden man,’ zoo sprak Chloe; het laatste op een eenigszins vragenden toon, terwijl zij mevrouw Shelby aankeek.
‘Neen, Chloe, dat is vele honderden mijlen ver weg,’ zeide mevrouw Shelby.
Chloe's gelaat betrok.
‘Om 't even, het zal u toch nader brengen tot het doel; gij moogt gaan; en het loon, dat gij verdient, zal tot den laatsten cent terzijde gelegd worden voor de loskooping van uw man.’
Chloe's gelaat helderde op, zooals een zonnestraal een donkere wolk kan verzilveren.
‘Ach, mevrouw is meer dan goed! Ik dacht er ook aan, dat ik dan geen kleeren, noch schoenen, noch iets anders meer zou noodig hebben: ik kan alles besparen. Hoeveel weken zijn er in een jaar, mevrouw?’
‘Twee- en vijftig,’ zeide mevrouw Shelby.
‘Zooveel? En vier dollars in iedere week, hoeveel is dat samen?’
‘Twee honderd en acht dollars,’ zeide mevrouw Shelby.
‘Wel, zooveel?’ zeide Chloe met verwondering en vreugde, ‘en hoelang zou het zijn voor de heele som, mevrouw?’
‘Vier of vijf jaar, Chloe; maar gij behoeft het niet alleen te doen; ik zal er ook wat bij doen.’
‘Ik zou niet willen, dat mevrouw lessen gaf of zoo iets; daar heeft mijnheer gelijk in; dat zou geen pas geven. Ik hoop, dat geen van de familie zooiets zal doen, zoolang ik handen aan 't lijf heb.’
‘Wees maar niet bang, Chloe; ik zal wel zorgen voor de eer van de familie,’ zeide mevrouw Shelby glimlachende. ‘Maar wanneer zoudt gij willen gaan?’
‘Dat weet ik niet; Sam gaat naar de rivier met eenige veulens, en hij zeide, dat ik met hem kon gaan; daarom heb ik mijn goed ingepakt. Als mevrouw het goedvindt, zou ik morgenvroeg willen gaan met Sam; als mevrouw dan mijn pas, en een getuigschrift wilde schrijven.’
‘Nu, Chloe, ik zal 't in orde maken, als mijnheer er niets tegen heeft. Ik zal 't hem vragen.’
Mevrouw Shelby ging naar boven, en tante Chloe ging opgetogen naar hare hut, om verdere toebereidselen te maken.
‘Wel, jongeheer. George, weet gij dat ik morgen naar Louisville ga?’ vroeg zij aan George, toen deze, hare hut binnengaande, haar bezig vond met het uitzoeken van kinderkleeren, terwijl zij zeide: ‘ik moet dat kindergoed eens nazien en in orde maken; maar ik ga van hier, jongeheer, en zal vier dollars per week verdienen, en mevrouw zal het geld terzijde leggen om mijn man los te koopen.’
‘Wel, wel!’ zeide George, ‘dat is geen kleinigheid! Hoe gaat gij?’
‘Morgen met Sam. En nu, jongeheer wilt gij nu eens even gaan zitten en een brief schrijven aan mijn ouden man, en het hem vertellen?’
‘Zeker wel,’ zeide George; ‘oom Tom zal blij zijn, als hij eens iets van