daarom een paar van mijn slaven verkoopen moet, en zoo heb ik er dan in toegestemd Tom en den kleinen Harry weg te doen.’
Smart en verontwaardiging stonden op mevrouw Shelby's gelaat te lezen, toen zij uitriep:
‘Hoe, onzen Tom, dien goeden, trouwen man, dien wij nog wel de vrijheid beloofden en dat lieve kind, Elise's eenige troost, sedert den dood van haar beide andere kinderen? Maar waarom juist deze twee, als je dan toch verkoopen moet...?’
‘Omdat Haley veel geld voor hen geven wil; ik had Elise ook kunnen verkoopen, hij deed een hoog bod voor haar, maar ik weigerde, omdat ik wist, dat je zooveel van haar houdt; val mij dus niet hard.’
‘Veel goud en juweelen heb ik niet,’ sprak mevrouw Shelby peinzend, ‘maar zou dit horloge, dat bizonder kostbaar moet zijn, niet kunnen dienen, om er tenminste Elise's kind mee te redden?’
‘Het spijt mij geducht, Emilie,’ zei de heer Shelby, ‘het spijt mij meer dan ik zeggen kan, dat je 't je zoo aantrekt, maar er is niets meer aan te veranderen. De koop is gesloten, ik heb de stukken geteekend en ze zijn in Haley's handen; morgen al wil hij zijn eigendom in bezit nemen. Ik zal morgen vroeg uitrijden, want ik kan Tom nu niet meer zien en jij moest ook uitgaan en Elise meenemen, dan gebeurt het terwijl zij uit is.’
‘Neen, neen,’ antwoordde zijn vrouw, ‘ik wil in geen enkel opzicht medeplichtig worden; ik zal den armen Tom opzoeken, zij zullen zien, dat hun meesteres met hen en voor hen lijdt. Wat Elise betreft, daar durf ik niet aan denken, de Heer helpe haar!’
Zonder dat de heer en mevrouw Shelby het vermoedden, was hun gesprek door een derde beluisterd. Door een onbeschrijfelijken angst gedreven, was Elise dien avond haar kamertje, waar haar kind rustig lag te slapen, ontvlucht en stond nu in de kleedkamer harer meesteres, met haar oor tegen de slaapkamerdeur, waar zij woord voor woord gehoord had, wat haar meester en meesteres besproken hadden.
Toen de stemmen zwegen, sloop zij bleek als een doode, naar haar eigen kamertje terug.
Haar eigen kamertje, hoe gezellig zag het er uit, getuigend van goedheid en vriendelijkheid harer meesteres: de boekenhanger met verschillende snuisterijen, de kleerkast, de latafel, de mooie schilderijtjes, het keurige bed, waarin haar kleine Harry nu lag te slapen; zijn lange, donkere krullen golfden om zijn hoofd, zijn rozen mondje half open, zijn mollige handjes op het dek en een glimlachje op het gelaat.
‘Arm kind, arm schaap!’ mompelde Elise, ‘je bent verkocht, maar je moeder zal je redden!’
Geen traan viel op 't bedje, met brandende droge oogen keek Elise