Seven manieren van minne
(1926)– Beatrijs van Nazareth– Auteursrecht onbekend
[pagina 53]
| |
II
| |
[pagina 54]
| |
was voldoende klaar in het volgend jaar. Daarheen is dan Beatrijs in 1236 uit Maagdendaal verhuisd. Zij verbleef zeker in 1231 nog te Maagdendaal: in dit jaar stierf hare vriendin Ida van Nijvel, en dit gebeurde vóór Beatrijs naar Nazareth afreisdeGa naar voetnoot(1). Zoodat 1235 of 1236 tamelijk vast staat als stichtingsjaar van Nazareth. Nu zegt onze schrijver, dat Bartholomeus veertien jaar te Maagdendaal had verbleven, vóór hij naar Nazareth kwamGa naar voetnoot(2). Wichmans echter schrijft dat in een handschrift van Beatrijs' leven, in zijn bezit, stond: dertienGa naar voetnoot(3). Dat zou dan zijn in de jaren 21 tot 23. De stichting van Maagdendaal, waarheen Bartholomeus onmiddellijk vertrokken was, moet dan vallen in die jaren. Nu had hij nog vroeger zes jaar te Bloemendaal verbleven, waar hij dus was aangekomen in de jaren 1215 tot 1217, toen zijne dochter Beatrijs er reeds eenigen tijd als oblata had gewoond. Hoe lang wordt niet gezegd. Ze was echter reeds geprofest en had één jaar te Rameia doorgebracht voor ze haar vader naar Maagdendaal vergezelde, ad discendam artem scriptoriam (c. X). Nu moet ze omstreeks zestien jaar oud zijn geweest toen ze haar noviciaat begon. Ze was ten volle vijftien jaar oud, toen ze een eerste aanvraag deed, om opgenomen te worden (c. IX). Waarschijnlijk om gezondheidsredenen, heeft ze eenige maanden, geen volle jaar, toch moeten wachten. Na nog een jaar noviciaat, toen ze dus zeventien jaar oud was, werd ze naar Rameia gezonden. Daar ze ook hier een jaar verbleef, moet ze omstreeks achttien geweest zijn, eer ze met haar vader naar Maagdendaal kon vertrekken. Gebeurde dit kort na haar terugkeer uit Rameia, zoo was ze in 1221 of 1223 achttien jaar. Daaruit volgt dat ze niet na 1205 geboren kan zijn. Immers 1223 is het laatst mogelijke jaar voor de stichting van Maagdendaal en achttien jaar de geringste ouderdom dien Beatrijs in het jaar dier stichting kan hebben gehad. | |
[pagina 55]
| |
Het is echter ook mogelijk dat ze nog eenige jaren vroeger geboren was. Ze kan reeds in het noviciaat zijn geweest, vóór haar vader er binnentrad: want zoolang ze nog oblata was, schijnt haar vader nog niet te Bloemendaal te hebben gewoond; althans niet van het begin af van haar oblaatschap. In die jaren was Bartholomeus wel temporalium bonorum eiusdem monasterii administrator, maar verbleef er toch waarschijnlijk niet bestendig, zoodat Beatrijs soms zijn bezoek mocht ontvangen (c. VII). Trad haar vader eerst in, nadat zij reeds haar noviciaat had aangevangen, dan was zij op zijn vroegst in 1215 zestien jaar oud; dus geboren in 1199. Dit schijnt wel de vroegst mogelijke datum voor hare geboorte te zijn, die uit haar leven kan afgeleid worden. | |
Stichtingsjaar van MaagdendaalMaar indien we nu onderzoeken of deze gegevens overeenstemmen met hetgeen over de stichtingsjaren der vermelde abdijen bekend is, zoo geraken we in allerlei onzekerheden verwikkeld. Volgens hetgeen we zooeven hebben berekend zou het stichtingsjaar van Maagdendaal zijn: 1221 of 1223Ga naar voetnoot(1). Maar uit een brief van Honorius III, waarin hij de moniales van Maagdendaal met het klooster en de goederen onder zijn bescherming neemt, en die gedateerd is: Sexto calendas Aprilis Pontificatus nostri anno tertio (27n Maart 1219) zou blijken, dat de abdij toen reeds eenigen tijd bestond. En inderdaad, door sommigen wordt als stichtingsjaar aangegeven 1215Ga naar voetnoot(2). Uit hetzelfde jaar 1219, uit de maand April, | |
[pagina 56]
| |
dagteekent een schrijven van den bisschop van Luik, Hugo de Pierrepont, waardoor hij toelaat in loco qui dicitur Vallis Virginum de goddelijke diensten te houden, en waardoor hij eveneens de personen die er God dienen en de goederen die zij bezitten of nog wettig verkrijgen zullen, onder zijne bescherming neemtGa naar voetnoot(1). Maar deze beide brieven veronderstellen niet noodzakelijk dat Maagdendaal toen reeds gesticht was; wel dat er toen aan de stichting werd gedacht. De toelating om er de goddelijke diensten te houden schijnt er op te wijzen, dat er in dit jaar nog geen regelmatig kloosterleven was ingericht. De vermelding van de goederen. die moniales nog wettig verkrijgen kunnen, laat hetzelfde vermoeden. Juist op denzelfden dag van hetzelfde jaar bestaat er nog een brief van denzelfden paus Honorius in ongeveer dezelfde woorden, waardoor de paus de personen en de goederen van Rameia onder zijn bescherming neemtGa naar voetnoot(2). Daar is echter tusschen beide brieven dit verschil, dat in dien aan Rameia uitdrukkelijk de abdis vermeld wordt: filiabus abbatissae et monialibus; terwijl in den eersten alleen staat: filiabus monialibus. Dit veronderstelt ook weer, dat Maagdendaal in dit jaar nog niet als abdij was ingericht. Zoodat waarschijnlijk beide brieven van paus en bisschop eenvoudig de goedkeuring hechten aan de nog te stichten abdij. Eer die nu volledig was ingericht, zoodat Bartholomeus en zijn dochters er naar toe konden overgaan, zal het | |
[pagina 57]
| |
wel 1221-23 geworden zijnGa naar voetnoot(1). De gegevens uit het leven van Beatrijs kunnen dus toch behoorlijk met de stichting van Maagdendaal overeengebracht worden. Is dit ook het geval met de stichting van Bloemendaal, Florival, de abdij waarin Beatrijs eerst heeft geleefd, en vanwaaruit zij met haar vader, haar twee zusters Sibilla en Christina, en haar broeder Wicbertus, naar Maagdendaal is vertrokken? | |
Het stichtingsjaar van bloemendaalDe stichting van Bloemendaal is juist met allerlei fabels en legenden omweven, waaruit het zeer moeilijk is iets bepaalds af te leiden. Volgens vele schrijvers zou Bloemendaal eerst in 1218 zijn gesticht of althans Cisiercienserinnenabdij zijn geworden. Zoo kon natuurlijk Beatrijs en haar vader er in 1220 nog geen zes jaar hebben verbleven, ja nog langer. Althans Beatrijs had er verbleven van haar negende jaar af, eerst als oblata, dan als novice, en misschien nog een korten tijd na haar eenjarig verblijf te Rameia. Daar Beatrijs op zijn laatst geboren in 1205 is en ze negen jaar oud was toen ze te Bloemendaal aankwam, moet die abdij reeds in 1214 hebben bestaanGa naar voetnoot(2). Wichmans nu verhaalt, behalve een legende over den oorsprong van den naam Bloemendaal, dat daar vroeger een | |
[pagina 58]
| |
abdij van Benedictinessen bestond, die in 1218 of 1220 de regel van Citeaux aannam, onder leiding van een Zal. Genta, uit wier leven hij eenige bijzonderheden meedeelt volgens Thomas van Cantimpré. Als stichters van het nieuw klooster zouden gelden, behalve den hertog van Brabant, de toparchen van Ottignies, Nethen, Bosuyt en Grez. Van Gestel verhaalt hem dit na, en neemt ook 1218 aan. Beide schrijvers staan dan voor de moeilijkheid uit het leven van Beatrijs, volgens hetwelk Bartholomeus de stichter zou zijn, en Bloemendaal lang bestond vóór Maagdendaal. Zij laten het dan aan anderen over de zaak in 't klare te trekkenGa naar voetnoot(1). Zij verwijzen daarbij naar Gramayus in sua Brabantia en naar Miraeus Chronicon Cisterciense. Gallia christiana zegt dat een eerste abdij gesticht werd voor Benedictinessen door Werner, graaf van Grez, in 1096. In 1191 zouden de nonnen den regel van Citeaux hebben willen aannemen, wat paus Celestinus III zou hebben goedgekeurd. Daarna zou er een strijd zijn losgebroken tusschen de Benedictijnen van Affligem, waarvan Vallis Floridis afhing, en de Cisterciensers. De Benedictijnen werden gesteund door de heeren van Grez, de Cisterciensers door de heeren van Aarschot. In 1218 wonnen de Cisterciensers en Honorius III stelde het klooster onder de jurisdictie van den abt van VillersGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 59]
| |
Waarop deze schrijvers die het stichtingsjaar van Bloemendaal plaatsen in 1218 hunne bewering steunen blijkt nergens. Zij nemen ook van elkander over. Doch het vermoeden ligt voor de hand, dat dit werd afgeleid uit Thomas van Cantimpré en dat hunne bewering geen ander grond heeft dan een verkeerd-begrepen plaats uit het Bieënboek. Volgens Thomas toch zou deze Genta in 1247 gestorven zijn, den 23 Maart, na ongevoer 30 jaar het klooster te hebben geleid. Zoo dat zij in 1218 abdis werd. Men ziet dat dit juist uitkomt met het door die schrijvers aangenomen stichtingsjaar. Nu zegt Thomas nog van haar dat zij eerst Benedictines was geweest; daaruit heeft men kunnen afleiden, dat het Benictinessenklooster door haar toedoen tot den regel van Citeaux was overgegaan, in dit jaar 1218. Maar Thomas zegt nergens dat die Genta eerste abdis was; noch dat Bloemendaal tot haar tijd toe een Benedictinessenabdij was geweest. Uit zijn relaas volgt alleen, dat zij persoonlijk den regel der Benedictinessen had verlaten voor de strengere toepassing ervan in den regel van Citeaux. Er bestaan nog andere voorstellingen van de stichting van Bloemendaal waarmede we echter geen rekening moeten houden, daar ze klaarblijkelijk uit valsche kronieken geput zijnGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 60]
| |
Zoodat we vooralsnog het juiste jaar van de stichting van Bloemendaal niet hebben kunnen vaststellen. Met het leven van Beatrijs, die toch een betrouwbare bron is, kan het jaar 1218 of 1220 niet in overeenstemming gebracht worden. De abdij moet reeds geruimen tijd vóór 1215 16, toen Bartholomeus er zich kwam vestigen, om zes jaar later naar Maagdendaal te vertrekken, 1221-23, bestaan hebben. Meer heb ik daarover niet kunnen ontdekken. | |
Betrekkingen met Ida van NijvelTegen de chronologie, in het leven van Beatrijs, zooals wij die tot nog toe hebben opgemaakt, komen echter nieuwe moeilijkheden uit het leven van Ida van Nijvel. Van Beatrijs toch wordt gezegd, dat zij na haar noviciaat werd gezonden naar de abdij van Rameia, om er het schrijven van liturgische boeken aan te leeren. Te Rameia nu maakte ze kennis met Ida van Nijvel, die daar verbleef. Ida stierf in het jaar 1232 of 1231Ga naar voetnoot(1) na zestien jaar en negen maanden kloosterleven, zijnde twee en dertig jaar en negen maanden oud, tertio Idus Decembris. Ze was dus geboren in 1200 of 1199. Nu wordt van haar ook gezegd, dat ze zestien jaar oud was, toen ze bij de Cistercienserinnen intrad, eerst in de abdij van Kerkehem bij Thienen, het tegenwoordige Kerkom. Daar was toen slechts een zeer geringe gemeenschap: pusillus adhuc conventus erat monialium. Om onbekende redenen vertrokken de nonnen van daar naar een nieuwe abdij, die gesticht werd te Rameia, in Waalsch-Brabant in de parochie Jauchelette, onder Geldenaken, aan de boven-Gete. Dat gebeurde in het jaar zelf van Ida's intrede. Dus in 1215 of 1216. Het jaar derhalve dat | |
[pagina 61]
| |
Beatrijs naar Rameia trok valt na 1215 of 16. Wat wel overeenstemt met hetgeen wij hiervoor hebben uitgemaakt omtrent het jaar van Beatrijs' verblijf te Rameia. Doch nu komt de moeilijkheid: uit de verhoudingen tusschen Beatrijs en Ida schijnt te volgen dat deze de oudere is geweest; zij treedt op als de meesteres van Beatrijs in het geestelijk leven. Dat laat veronderstellen dat Ida ten minste reeds haar noviciaat had voleindigd en professie had gedaan. Maar juist nog omtrent dit punt is er iets vreemds in de biographie van Ida: Henriquez zegt, dat zij geruimen tijd te Rameia verbleven had, alvorens in het noviciaat te treden. Eerst toen ze 22 jaar oud was, zou ze dit zijn begonnen. Dus niet vóór 1221 of 1222. Dan heeft ze eerst professie gedaan in het volgend jaar. Dan zou Beatrijs niet vóór 1222 of 1223 naar Rameia zijn gekomen. En niet vóór het volgend jaar op zijn vroegst naar Maagdendaal zijn vertrokken: 1223 of 24, alhoewel we als uiterste jaren voor dit vertrek 1221-23 hadden gevonden. Ik kan me echter niet voorstellen, dat Beatrijs, reeds geprofest, zich onder de leiding van een oblata zou hebben gesteld. Of heeft de persoonlijkheid van Ida, die wellicht toen reeds om hare bijzondere genadegaven werd vereerd, die scheiding weggenomen? Ida was in alle geval de oudere van Beatrijs: zoodat deze zeker niet vóór 1199 of 1200 is geboren. Dat ze nog na 1205 zou geboren zijn, wat we zouden moeten aannemen volgens voorgaande beschouwing over Ida (1223 of 24 min 17 of 18 jaar als ze toen oud was) kan moeilijk aangenomen worden. Of ze zou niet onmiddellijk met haar vader naar Maagdendaal moeten zijn vertrokken. In haar leven staat wel dat haar vader Maagdendaal stichtte, in quod postmodum omni cum sobole sua se transtulit (c. I). Laat dit postmodum toe te veronderstellen dat Bartholomeus en zijn dochters eerst vele jaren na de stichting naar Maagdendaal zijn overgegaan? Maar dat was in alle geval veertien jaar vóór de stichting van Nazareth. Of mogen wij veronderstellen, dat Beatrijs hem niet onmiddellijk naar Maagdendaal heeft vergezeld? Dat is ook niet wel mogelijk: zooals Bartholomeus en zijn dochters onmiddellijk na de stichting van Nazareth daarheen zijn vertrokken, zoo zullen ze ook wel onmiddellijk na de stichting van Maagdendaal daarheen zijn gegaan. Trouwens, Beatrijs moet een heelen tijd te | |
[pagina 62]
| |
Maagdendaal hebben geleefd, zoo al geen veertien jaar zooals haar vader, zeker niet veel minder. Na haar terugkeer uit Rameia heeft ze een half jaar in lauwheid doorgebracht, daarna zeven jaar in vordering, dan weer vijf jaar in zekere oefeningen, dan twee jaar in geestelijke blijdschap, nog een jaar in geruster stemming. Die jaren moeten niet beschouwd worden als op elkander volgend; vele oefeningen waarvoor die jaren worden aangegeven konden tegelijk verricht worden. Maar alles samen mogen we toch wel een ruim veertiental jaren veronderstellen: de jaren ten minste tusschen haar terugkomst uit Rameia en haar vertrek naar Nazareth, wat overeenstemt ongeveer met haars vaders verblijf te Maagdendaal, waar ze dan ook wel een veertiental jaren zal hebben gewoond. Indien we nu het jaar der stichting van Maagdendaal laten varen als het jaar waarin Beatrijs zich daarheen heeft begeven, wat misschien door dit postmodum kon gerechtvaardigd worden, dan hebben we geen vaste punten meer, waaraan we de chronologie in haar leven kunnen vastknoopen: dan ware eenig jaar tusschen 1221 en 1236 mogelijk. Toch niet waarschijnlijk, daar Beatrijs wel geruimen tijd te Maagdendaal heeft verblevenGa naar voetnoot(1). In alle geval blijft dan nog dit: dat Beatrijs, toen haar vader naar Bloemendaal kwam, op zijn minst negen jaar oud was. Ze zou dan haar geheel oblaatschap hebben gedaan, terwijl haar vader er reeds verbleef, wat ook niet waarschijnlijk is. Maar gesteld dat het zoo was, dan ware Beatrijs in 1215, immers laatste mogelijke jaar voor Bartholomeus' komst naar Bloemendaal, negen jaar oud, en dus geboren in 1206. Alles samengevat hebben we dus: 1200 als vroegste jaar voor Beatrijs' geboorte. Ze zal wel jonger dan Ida of zeker niet ouder zijn geweest. 1205 als laatst mogelijke jaar volgens de gegevens uit haar leven. 1206 als laatste jaar, zoo rekening gehouden wordt met Ida van Nijvel's leven. Maar zou Beatrijs in 1231 of 1232 toen Ida stierf niet ouder geweest zijn dan 25 of 26 jaar? Die dood van Ida wordt vermeld in een tijd toen Beatrijs reeds tot de hoogten van het mystieke leven was opgestegen, nadat de rijpe herfst der volmaaktheid voor haar begonnen was. Zelfs indien ze geboren was in 1200 was dit nog vroeg om zulke taal te wetti- | |
[pagina 63]
| |
gen. Daarom acht ik het voor mij waarschijnlijk dat Beatrijs eerder bij 1200 dan bij 1205 moet geboren zijn. Hoe dan moet verklaard worden wat Henriquez meedeelt over het jaar toen Ida het noviciaat begon weet ik nietGa naar voetnoot(1). Was dit misschien een soort voorbereiding op hare plechtige professie, die ook voor Beatrijs jaren na haar eerste professie plaats had? Of is de invloed van Ida op Beatrijs te verklaren uit het feit dat Ida gevormd was geworden tot het mystieke leven, toen ze nog te Nijvel verbleef, door een zekere Hadewych?Ga naar voetnoot(2) Wij nemen dus als geboortejaar voor Beatrijs aan ongeveer 1200. |
|