Seven manieren van minne
(1926)– Beatrijs van Nazareth– Auteursrecht onbekend
[pagina 143*]
| |
Wijze van uitgaaf§ I. De tekstDe wijze van uitgaaf werd bepaald door het doel dat wij eerst en vooral vóór oogen hadden, namelijk het werkje van Beatrijs in zijn eigen aard van product onzer dertiendeeuwsche Minne-mystiek zooveel mogelijk in het licht te zetten, na den tekst volgens de tot nog toe bekende Afschriften vastgesteld te hebbenGa naar voetnoot(1). Al wat louter de dialectstudie aanbelangt kon hierbij des te minder in aanmerking komen, daar we er voorloopig moeten aan verzaken de tint van het Dietsch dat Beatrijs zelf geschreven heeft in de betrekkelijk jonge Afschriften die ons overbleven met zekerheid te herkennenGa naar voetnoot(2). Afschrift B, als hebbende, in zijn geheel, het best de oorspronkelijke lezing bewaard, wordt hier trouw, met interpunctie, rubriceering, gebruik van hoofdletters en al of niet aaneenschrijven van woorden weergegeven op de volgende wijzeGa naar voetnoot(3): 1. Naar de gewoonte in deze Serie aangenomen, hebben wij de oplossing der afkortingen, door schuinen druk aangeduid. De geringe aesthetische bezwaren tegen deze methode wegen niet op tegen het voordeel volledige zekerheid te geven omtrent hetgeen juist in het handschrift staat. De mogelijkheid blijft aldus voor den lezer ook open desnoods een vergissing goed te maken, die ook bij de schijnbaar eenvoudigste en meest gewone | |
[pagina 144*]
| |
afkortingen niet altoos uitgesloten is, de ondervinding leert het. 2. Al wat niet in het Afschrift staat, en, hetzij uit de andere Afschriften, hetzij een enkele maal door ons zelf op grond der andere Afschriften, is bijgevoegd of gewijzigd, staat tusschen scherpe haakjes te weten: < ... >. Als hetgeen tusschen die haakjes werd ingelascht een lezing is die H en W gemeen hebben, dan is zij altoos overgenomen in den vorm die zij in H heeft. Zoo beteekent b.v., III. 42: < ende al har werc wert voldaen in der minnen >, dat B deze woorden niet heeft, en dat ze uit H en W zijn overgenomen, met den vorm dien ze in H hebben. Uit het apparaat is het dan verder duidelijk of de ingelaschste woorden in B geheel ontbreken, ofwel als betere lezing worden beschouwd dan die, uit B, in het apparaat wordt aangehaald. De enkele woorden in B die als te verwijderen worden beschouwd zijn tusschen rechte haakjes geplaatst, te weten: [...]. Aldus b.v., VII. 106: Ren[n]nuit consolari anima[m] mea[m]. 3. Wat de interpunctie betreft: de punt binnen den volzin in het afschrift hebben wij met een fijnere, wat hooger staande punt in den druk aangeduid. De punt vóór de hoofdletter, of vóór wat als een hoofdletter in het Afschrift moet aanzien worden, is met de gewone punt der gebezigde drukletter gezet. Waar het Afschrift vóór de hoofdletter geen punt heeft, te weten I, 9; IV, 9; IV, 26, 29; VII, 25, 162, is ze hier bijgevoegd, tenzij we de hoofdletter niet behielden, als in VII, 162. Waar wij een hoofdletter zetten in de plaats van een kleine letter in het Afschrift, en omgekeerd een gewone letter voor de hoofdletter in het Afschrift, daar is dit steeds door schuinen druk der beginletter kenbaar gegeven. Zoo beteekent, b.v. de schuin gedrukte D in het opschrift der Tweede Manier, dat het Afschrift d heeft. De moderne interpunctieteekens, te weten de komma, de puntkomma en de dubbele punt zijn niet in het Afschrift aanwezig, maar door ons bijgevoegd, hetzij op plaatsen waar de interpretatie naar ons modern gevoel | |
[pagina 145*]
| |
dit vergt en waar het Afschrift niets heeft, hetzij, hier en daar, binnen den volzin, naast de interpunctie van het Afschrift, namelijk wanneer de punt aldaar een andere waarde heeft dan de gewoonlijke, die de waarde is van een comma; of wanneer de punt op voor ons onverwachte plaatsen gebezigd is, zoodat alleen door ons modern commagebruik, met voorbijzien door den lezer van de punten in het Afschrift, de verdeeling duidelijk wordt aangegeven, b.v.., I, 54: Want die vreese doet werken ende dogen, doen. ende laten, van anxte der abolghn ons heeren enz. Lees: Want die vreese doet werken ende dogen, doen ende laten, van anxt der abolghen ons heren. 4. Om de rubriceering weer te geven, hebben wij, buiten de opschriften waar de robriek door de vette letter is aangeduid, voor de grootere roode beginletters bij elke Manier grootere vettere letters gebezigd. De rooddoorstreepte hoofdletters of kleine letters in den tekst van het Afschrift worden herkenbaar gemaakt door een afkappingsteekentje bovenaan vóór de letter. 5. Het slechts eenmaal gebruike roode paragraafteeken is in den rand aangeduid (bij 1, 5), en het roode alineateeken dat ook slechts eenmaal voorkomt, met een zwaardere punt (bij 1, 32). Voor de rest is de afdeeling in alinea's van ons. 6. De folieering der drie Afschriften is in den buitenrand aangegeven, alsmede de paginatie in de uitgave van Kern. Maar alleen voor B is, in den tekst, door twee schuine streepjes aangeduid bij welk woord van den regel die nieuwe bladzijde in het Afschrift begint. 7. Eindelijk hebben wij in den tekst, tot gemakkelijker lezing, de ons gevoel meer vreemd aandoende woordscheidingen van het afschrift met een verbindingsteeken samengebracht. Waar dus, b.v., staat, I, 9: toe-nemen, heeft het Afschrift toe nemen. | |
§ II. Het apparaat1. In overeenkomst met het doel dezer uitgave zijn uit het apparaat geweerd al de varianten die louter de | |
[pagina 146*]
| |
spelling of den vorm betreffen zonder dat zij eene verandering in de beteekenis brengen. Waar echter een variante in dit opzicht ook maar de minste schakeering geeft is zij opgenomen. Dus niet alleen al de bijvoegingen en weglatingen van woorden die aan het eene Afschrift tegenover het andere eigen zijn, niet alleen de synoniemen aan het verschillend dialectgebruik of den verschillenden ouderdom der Afschriften te wijten; niet alleen enkelvoud- of meervoudsvorm, maar ook, in de samengestelde woorden de verscheidenheid in de voorof achtervoegsels, hoe weinig zij ook de beteekenis wijzigen. Zoo zijn niet opgenomen spellingen en vormen als: ruste W naast raste B, III, 43; cragt H, craft W, naast cracht B, IV, 28; hitden H, hetten W naast hitten B, V, 44; vifder H, vijfter W naast vifte B, V, 1; susschedane H, dusdanige W naast dusgedane B, I, 52; dis male H, naast dien male B, II, 53; ongenuechte B, III, 50; ener H en eenre W (gen. part. bij geuulen) naast ene B, VI, 20, enz. Wel opgenomen zijn integendeel lezingen als: ewicheit W naast ewelicheit, VII, 8; engene H naast geene B, III, 43; eischen W naast eischinge B, I, 27; gerussche H, geruschte W naast geruse B, V, 4; weder sake H, wedersaken (meerv.) W naast wedersake B, I, 7; onder tiden H, dicke W, onder wilen B, III, 8, enz. 2. De plaatsen uit den tekt waarbij de varianten thuishooren zijn van deze door een recht haakje, te weten:], gescheiden. Alleen niet daar waar de plaats in den tekst zelf tusschen schuine of rechte haakjes staat, ter aanduiding dat zij ingelascht is of als te verwijderen aanzien wordt. In dit geval wordt de plaats met haar haakjes in het apparaat overgenomen, met, onmiddellijk er op volgend, de aanduidingsletters van de Afschriften waarin de ingelaschte lezing voorkomt of niet voorkomt. Bij langere plaatsen is alleen het eerste en het laatste woord van den in aanmerking komenden passus geciteerd, met drie puntjes midden in, Aldus beteekent in het apparaat, b.v. op blz. 25: r. 25 < Ende > Siet, HW: dat H en W in de plaats van Ende in van B, Siet hebben; | |
[pagina 147*]
| |
r. 31 < si ... in > HW so es die minne binnen B: dat de woorden si es minne ende minne rengnert in, uit HW zijn ingelascht ter vervanging van: so es die minne binnen in Afschrift B. 3. Daar we slechts met drie Afschriften te doen hebben waarvan twee, H en W een groep vormen tegenover B, was het negatieve apparaat boven het positieve te verkiezen. 4. De varianten zijn gevolgd door de schuine aanduidingsletter van het Afschrift waarin zij voorkomen. Heeft een en dezelfde regel van den tekst meerdere plaatsen waarbij varianten aan te geven zijn, dan is, om de lemmata duidelijker voor het oog te scheiden, niet alleen de puntkomma, maar daarenboven nog een blanke plaats gebezigd, die ook vóór het cijfer van een nieuwen regel wordt gebruikt, 5. De verkortingen in het apparaat zijn de gebruikelijke Latijnsche: om. = omittit, bij weglatingen in een Afschrift: 6. Gelijk in den tekst zelf bij inlasschingen tusschen scherpe haakjes, zoo heeft ook in het apparaat een variante die H en W gemeen hebben, den vorm dien ze in H vertoont. 7. Al wat niet in een der aangehaalde Afschriften staat is in het apparaat schuin gedrukt. 8. Buiten de varianten op de lezing van B is in het apparaat ook opgenomen al wat in de schrijfwijze van B eenig belang kan hebben of eenige moeilijkheid voor de interpretatie kan opleveren. Waar dit pas geeft is hetzelfde gedaan bij de aangehaalde varianten van H en W. | |
§ III. Het commentaarBuiten de discussie over de verscheidene lezingen, en de rekenschap over de door ons verkozene, is in het | |
[pagina 148*]
| |
commentaar behandeld al wat voor het onmiddellijk begrip van den tekst zelf noodig of nuttig bleek. Ook de vergelijking met het Latijn van den biograaf-vertaler, alsmede de vergelijking met Hadewijch's terminologie werd in het commentaar ondergebracht. |
|