Fransch-schrijvende Dietschers
HET IS MOGELIJK, DAT ER NOG IN DE LATERE Middeleeuwen Vlamingen aan de hoven optraden, die in het Fransch dichtten. Zoo schijnt Mr Jan van Mechelen, die reeds in 1365 aan het hof van Blois, in 1385 aan dat van hertog Albrecht verscheen, bij de bruiloft van Jonkheer Willem met de dochter van den hertog, Margareta, en van 's hertogen zoon Jan met Margareta van Beieren, vooral in het Fransch te hebben gedicht, wat het hem niet ruimer deed hebben. Slechts twee namen verdienen hier bijzonder te worden vermeld. Zij behooren dan ook tot de grootsten uit hun tijd. Georges Chastellain, geboren in het Aalstersche, omstreeks 1404 of in 1415, trad in den dienst van het huis van Bourgondië in 1434, verbleef herhaaldelijk in Frankrijk, werd raadsheer van den hertog in 1457, later in 1473, diens historiograaf, en overleed in 1475. Zijn voornaamste werk is zijn Chronique des choses de ce temps, die loopt van 1419 tot 1475, en die slechts fragmentarisch is bewaard. Michelet heeft hem gevierd als ‘grand et éloquent historien’. Hij schrijft inderdaad groote geschiedenis, in een taal die gaarne het rhythme der Latijnsche periode overneemt en statige, aan het Latijn ontleende woorden gebruikt. Hij streefde naar onpartijdigheid en beoordeelde de gebeurtenissen en personen van het standpunt der objectieve geschiedschrijving. Hij was volgens Olivier de la Marche ‘la perle et l'estoile de tous les historiographes’. Voor zijn moedertaal echter had hij slechts de grootste minachting Philippe de Comines, van Komen, in West-Vlaanderen, geboren ca. 1445 uit het geslacht der Van der Cluyte, was eerst kamerheer van Karel den Stoute, maar trad in 1472 over in dienst van Lodewijk XI van Frankrijk, waarschijnlijk omdat zijn opvattingen meer met die van den koning overeenkwamen, die de geschillen onder vorsten door de diplomatie meer dan, zooals de vurige hertog van
Bourgondië, door den oorlog wilde beslechten. Steeds genoot hij het volste vertrouwen van den vorst, doch viel in ongenade bij Charles VIII; na enkele jaren gevangenschap, won hij opnieuw de gunst van den koning en, na weer een tijd lang van het hof verwijderd te zijn, die van Lodewijk XII. Hij overleed waarschijnlijk in 1511 op zijn slot van Argenton. Zijn Mémoires, die de geschiedenis bevatten