[1597.] Het schieten een weynichsken op-houdende/heeft sijn Excellentie de Stadt doen op-eysschen: die van binnen begeerden drie uyren tijdts om haer te beraden/ ende datmen midler wijle van schieten en graven soude op-houden. Sijn Excellentie en heeft haer ghenen tijdt willen gunnen / maer heeft haer ontboden/ dat dit de eerste ende laetste op-heysschinghe wesen soude/dat hy stracx met alle gewelt ende rigeur woude voort-varen / sonder eenich ghespreck ghehoor te gheven: Derhalven hebben sy datelijck Gyselaers versocht / ende hebben hare Ghesanten uyt-ghesonden / die met den duysteren avondt met sijn Excellentie verdraghen zijn/op dese conditien/dat sy des anderen daechs met Peerden en Wapenen/Cornette en Vaendels/bagghe ende baggagije over Rijn en Mase trecken souden / ende in drie maenden aen dese sijde der selfder niet te dienen: Als ooc dat sy alle de pampieren ende boecken / aengaende de domeynen van den Lande/ in handen van sijn Excellentie leveren souden: Oock wierden haer vijftich waghens ghegeven tot bevoorderinge van hare eerste dach-rense. Alle Borghers ende Officieren souden moghen ses weken lanck binnen de Stadt blijven/om hare saken te verrichten/ ende als dan/die niet blijven en wilden/ met paspoort vertrecken. Sijn Excellentie heeft Graef Frederick van den Berghe op sijn ernstich versoeck / toe-ghelaten op den 13. Novembris noch binnen Linghen te blijven/ midts dat de Spaensche van het Casteel souden trecken / ende Capiteyn Marten Cobbe, die het commandement aldaer wierdt bevolen/ met sijn Vaendel op het Casteel/ ende Capiteyn [1597.] Teylinghen met sijn Vaendel in de Stadt souden comen. Soo zijn sy dan eerst den 14. uyt-ghetrocken / sterck zijnde ontrent vijfhondert weerbare Mannen te voet/ ende een Vane Ruyters. Sijn Excellentie heeft daer binnen gevonden een heel Canon/ twee halve / een Slanghe/ drie halve /
een Falconet/ ende twee Mortieren / met veel Haken / ende wel twaelf duysent pondt busse cruyt. Dit is een jaer geweest/ in het welcke Godt de Heere / ghelooft moet hy sijn in eeuwicheyt / sijnen seghen merckelijck over dese Landen ende sijn Princelijcke Excellentie ghestreckt heeft/ want hy heeft in drie maenden tijdts ghewonnen ende in-ghenomen neghen vaste Steden, ende vijf Casteelen, passerende met sijn Leger seven Rivieren, de Oorloch-schepen ende VVt-ligghers des vvandts, die hem den pas verhinderen wouden, verdryvende. In desen tocht heeft sijn Excellentie over-wonnen wel vijf duysent van sijne vyanden, al oude Crijchs-lieden, gheleyt ende ghecommandeert by Graven ende oude Colonellen, Ritmeesteren, Capiteynen, ende Officieren, in die Quartieren wel bedreven, ligghende in vaste, bemuyrde, ende bewalde Steden ende Casteelen. Door het in-nemen deser Steden heeft sijn Excellentie den Rijn-stroom ghevryet, als ooc de geheele Graefschap Zutphen, Overyssel, Drente, Twente, Frieslant, ende de Omme-landen, zijnde in grootte wel de vierde paert van de 17. Neder-lantsche Provincien. Ende dit alles heeft Godt de Heere door sijn Excellentie uyt-gerichtt, dewyle de Vorsteljcke Cardinael wel sestich duysent Man in gagie hadde.
Als 'sWeerelts Vorsten meenen/
Hoe wel loopt ons den bal.
Soo schickt Godt dickwils eenen
Die't haer weer af-wint al.