[1590.] Maer sy en wouden daer toe gheensins verstaen/ gelijck sy oock niet en wouden lijden/ dat groote hoopen Crijchs-volck in hare Stadt logieren/ of door de selfde passeren souden/ vreesende dat de selfde/ onder pretext van eenen aenslach op den vyandt te maken/ hare Stadt vermeysteren ende in-houden souden.
Ontrent deser tijdt hebben oock de Edele Moghende Heeren Generale Staten een treffelijck Fort ofte Sterckte maken laten in het Eylandeken de [1590.] Voorn ghenoemt / gheleghen by Herwerden/ boven Bommel.
Sijn Excellentie dach ende nacht besich ende becommert gheweest voor den welstant ende bescherminghe der Landen / sijn lijf noch leven in het minste niet verschoonende; Jn sijn Vorstelijck gemoedt gheresolveert zijnde / ende sprekende:
O Heer; Ick vvil voorts slaeven
Den Crijch t'uytvoeren bly,
V saeck sal ick hantaeven/ Ie maintiendray.