heelen [1582.] dach in de Kercke bleven/ de predicatien hoorende / biddende ende Psalmen singhende) dat desgelijcke noyt binnen Antwerpen ghesien en was. Als nu de Prince op den tweeden Maij voor d'eerste reyse in de Kercke verscheen / om Godt den Heere in't midden sijner Gemeynte voor sijn ghesontheyt ende ghenesinghe te dancken/so isser sulcke vreucht ende blijdtschap by het volck geweest /dat die niet te beschrijven noch uyt te spreken en was (zijnde een openbare attestatie der liefde welcke sy hem toe-droeghen) daer toe alle goede Patriotten groote oorsake hadden / want de Vader hares Vader-landts/nulli pietate secundus, nu als op een nieu gheboren ende haer van Godt den Heere weder ghegheven was / ende dat miraculeuselijck / boven aller Doctoren ende Chirurgijns hopeninghe ofte vermoeden / ghemerckt dat de coegel ofte cloot door sulcke deelē des hoofts gepasseert was/dat gheen Medecijn-meester noch Chirurgijn soude connen ghelooven/ten ware dat hy't gesien hadde/dat de wonde geneselijc was: Alle die aen de wonde gemeestert hebbē (onder de welcke de voornaemste was Doctor Iosephus Michaelis van Luca) bekenden/dat merckelijck Godes handt met haer in dese cure gewrocht heeft. De Spaenjaert om in sijn stuck des te vafter te gaen/ heeft de Pistole den Prince so nae aen't hooft gesett / dat sijn hayr ende baert daer van versenghde. Dit / d'welck een seker oorsake des doodts scheen te wesen / is gheweest een oorsake der ghenesinge/want de aderen wierden door de vlamme ende het vuyr/ dat uyt de Pistole quam met den coeghel/ ghecautiseert ofte gheschremt / ende alsoo werdt
miraculeuselijck het bloedt terstont ghestopt ende ghestelpt/so dat de wonden niet meer en bloeden voor dat de rove van 't verbrande vleesch verdroocht zijnde / van selfs afviel. Ware dit door Godes wonderbaerlijcke regieringhe niet gheschiedt/ daer en soude noch Medicus, [1582.] noch Chirurgus tijdts ghenoech connen comen hebben om het bloedt te stelpen/het soude met sulcker menichte uytgeloopen hebben (want eene van de aderen der kele was in stucken) dat de doodt eer daer soude gheweest zijn/eer het eerste verbandt hadde connen gheschieden.
Nae veerthien daghen viel de rove van 'tschrimpen der aderen van selfs af/ doe begon de wonde seer te bloeden/ alsoo dat den Prince wel xii. pondt bloedts afliep/ ende de Medici lieten hem op een ander plaetse noch wel twee pondt bloedts af/ om het bloeden van de wonden te diverteren. Als dit noch niet en holp/ so hebben de Meesters desen raedt ghebruyckt/ datter steedts dach en nacht yemandt den duym op de bloedende ader houden ende drucken soude/d'welck negen daghen lanck gheduyrt heeft / eer dat de natuere soo veel vleesicheyt ghegheven heeft / dat de ader gestopt werdt / ende op-hieldt van bloeden. Aldus wert het bloedt door Godes gehenckenisse / ende goeder Meesters neersticheyt ghestempt/ende de wonde wonderbaerlijck ghenesen / sonder dat de Prince daer van eenich letsel behieldt/tegen aller Menschen opinie/waer in de Gravinne van Swartsenburg, des Princen Suster/ een vrome/cloecke/ende gheschickte Dame, sonderlinge sorchvuldicheyt ende neersticheyt bewees. De Princesse van Oranien, Charlotte de Bourbon, dochter van den Hertoge van Monpencier, over de scheute ende quetsure hares Heeren grootelijcx verschrickt ende bedroeft geworden zijnde/is cranck geworden/doe de Prince genas/ende is overleden binnen Antwerpen den vijfden Maij, seer Christelijck: Sy wierdt seer solemnelijck den ix. Maij t'Antwerpen begraven/in de groote Kercke/ in de Besnijdenis-Capelle. Veel lieden zijn om haer af-sterven seer bedroeft gheweest: Maer
Salich zijnse die in den Heere sterven, sy rusten van haren arbeydt.