[1567.] oorloghen van Italien / Vranckerijck / Hongarien/ ende Duytsch-landt. Hy was een lanck magher Man / strengh ende stuyr van ghesichte: Hy hieldt soo veel van sijn eyghen wijsheyt / dat hy ongaerne yemandts anders voorsichticheydt hoorde prijsen: Daer beneffens was hy seer wreedt / ende onbarmhertich / oock gierich boven maten / ghelijck dit wel ghebleken heeft / gheduerende den tijt sijner regieringhe hier in Neder-landt. Cedrenus een oudt Schribent verhaelt / dat eenen Godsalighen Man / in sijn ghebedt / Godt den Heere claghende / den elendigen stant des Keyser-rijcx / onder de heerschappije van den godloosen Keyser Phocas, onder andere woorden ooc dese gebruyct heeft/ Heere, waerom hebt ghy doch den Christenen, sulck eenen boosen ende godloosen Keyser ghegheven? Hy heeft een stemme ghehoort / segghende: Men heeft gheen quaderen booswicht weten te vinden, dit hebben der Menschen sonden verdient. So moghen dan wy Neder-landers/ het onser Vaderen [1567.] ende onse eyghene sonden toe-schrijven/dat Duc d'Alba, hier in't Landt als Gouverneur ghesondenis. Wel met rechte hadde hy hem selven mogen noemen/ ghelijck eertijdts Attila de Coninck der Hunnen/ Een vreese ende schrick des werelts, ende Een Roede Godes, ghelijck dit met my bekennen sullen / niet alleen alle de gheene / die van de Ghereformeerde Religie zijn/ (tegen de welcke hy principaelijc sijn wreedt gemoet heeft doen blijcken/) maer oock alle verstandige ende discrete Rooms-Catholijcke/want sijne wercken hebben het genoechsaem betuycht/gelijck uyt het verhael der volgender Historien overvloedelijck blijcken sal.
Duc d'Alvens Velt-marckschalck was Chiapin Vitelli, een Italiens Heer / Marquis van Cetone: Overste van't Gheschut / was Gabriel Cervellione: Voor Ingenieur om sterckten ende fortressen te ordonneren / was Capiteyn Paciotto.
Den Wolf zijn de Schapen bevolen.