[1567.] Die van Antwerpen siende hoe yverlijc ende ernstlijck dat de Regente procedeerde teghen die van de Religie/soo wel teghen die/ welcke men Martinisten noemt / als teghen die/ welcke ghemeynelijck Calvinisten ghenoemt worden/ ende sy gheenen wech noch middel en saghen om der selfder predicatien langher in hare Stadt te moghen tolereren/sonder te vervallen in de hoochste onghenade des Conincks/ ende der Regente: Soo schickten sy hare Ghedeputeerde nae Brussel / om een goet verdrach ende versoeninghe/ d'welc-sy vercregē hebben/den vii. Aprilis, inhoudende / Dat alle predicatien der Ghereformeerde binnen Antwerpen ophouden souden/de Predicantē vertrecken/en̄ de Catholijcken weder in haer gheheel souden gestelt worden: Dit alles geschiedende/soo en souden sy niet ghemolesteert worden in hare persoonen ende goederen/ ten ware dat de Coninc/met advijs van de Staten/daer anders in mochte ordineren/doch sy beloofde in haer faveur aen den Coninck te schrijven/op dat sy alle genade van hem mochte verwerven. Dese antwoorde t'Antwerpen ghecomen zijnde/soo zijn de [1567.] Predicanten / soo wel van de Ghereformeerde Religie/ als van de Ausburgsche Confessie/op het Stadthuys ontboden / ende ghecomen / om haeren oorlof ende afscheyt te nemen. Hier hebben de Predicanten treffelijcke vermaninghen der Overheyt ghedaen/ haer voor ooghen houdende de straffen der ondancbaerheyt / die haer over het hooft hinghen / om dat sy de Predicanten ende Dienaren Godes verdreven. Sy zijn den thienden Aprilis uyt de Stadt ghetrocken / met de Ouderlinghen ende Diaconen/ ende vele Borghers / die de Religie toeghedaen waren. Van weghen eenighe protesterende Vorsten in Duytsch-landt / was aen de Regente versocht / dat die van de Aughsburgsche Confessie/binnen Antwerpen souden moghen blijven/ende behouden de exercitie harer Religie; Waer op de Regente gheantwoordt
heeft / dat sulcx niet by haer / maer by den Coninck moeste versocht worden.
Matth. 10.14. spreeckt Christus tot sijne Discipulen.
Soo wie u niet ontfanghen en sal, noch uwe woorden niet hooren en sal, uyt gaende uyt dien Huyse ofte Stadt, schuddet het stof van uwe voeten: Voorvvaer ick segghe u, het sal den lande van Zodoma ende Gomorra verdraghelijcker vvesen in den daghe des Oordeels, dan dier Stadt.