De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus
(2004)–Carel Baten– Auteursrechtelijk beschermdDe derde vaertGa naar margenoot3 van Doctor Faustus in sommighe coninckrijcken ende vorstendommen, oock in de voornaemste landen ende steden.DOctor Faustus nam in zijn sesthiende jaerGa naar margenoot4 een pelgrimagieGa naar margenoot5 voor, tot welcken eynde dat hy zijnen geest Mephostophilem tot eenen leydsman begeerde. Tot welcken eynde Mephostophiles hem in | |
[Folio 25r]
| |
een peert veranderde, doch so hadde hy vleugels gelijc eenen drommedaris ende voer alsoo waerhenen dattet Doctor Fausto geliefde. Doctor Faustus doorreysde ende doorwandeldeGa naar margenoot1 menich vorstendom, gelijck door PannoniamGa naar margenoot2, Oostenrijck, Germaniam, BemenGa naar margenoot3, SlesianGa naar margenoot4, Sacksen, MeyssenGa naar margenoot5, DueringenGa naar margenoot6, Franckenlant, Swaben, Beyerlant, LutauuGa naar margenoot7, LieflandtGa naar margenoot8, Pruyssen, Moscovyen, Vrieslant, Hollant, Westfalen, Zeelant, Brabant, Vlaenderen, Vranckerijck, Hispaniën, Portugael, Italiën, Polen, Ungerijen ende vandaer wederom int lant te Duringen. Hy was 25 dagen uut, in dewelcke hy niet veel en sach daertoe dat hy lust hadde.Ga naar margenoot+ Daeromme dat hy wederom keerde ende quam tot Trier omdat hy eenen sin ghecreech dese stadt te besien, omdatse soo out ghebouwachtich aen te siene was. Alwaer hy nochtans niet besonders en sach als een seker paleys dat wonderlick gebout was, hetwelcke van backsteen gemetstGa naar margenoot9 was ende daertoe so sterck, datmerGa naar margenoot10 gheenen vyant voor te vreesen en hadde. Daernaer sach hy de kercke, daerin dat Symeonaant. ende den bisschop Poppo begraven lach, dewelcke van ongelooffelicke groote steenen met yser tesamengevoecht ende gemaeckt was. Daernaer so keerde hy naer Parijs in Vranckerijcke, alwaer dat hem de studiën ende de hoogeschole seer wel behaechde. Alle de steden ende landen die Fausto in den sin quamen, die doorwandelde hy, alsGa naar margenoot+ onder andere oock MensGa naar margenoot11, aldaer de reviere Mayn in den Rijn loopt, maer hy en bleef aldaer niet lange ende quam in CampanianGa naar margenoot12, in de stadt NeapoliGa naar margenoot+, in dewelcke dat hy ontallicke veel cloosters ende kercken vant die seer hooghe waren, ende seer schoone huysen, daerin dat hy hem seer verwonderde. Ende daer was ooc een eerlicGa naar margenoot13 casteel dat nieu gebout was, hetwelcke boven alle andere casteelen van Italiën het schoonste was, want het was soo groot, soo dicke van muyren, met soveel torrens ende camers verciert, dattet te verwonderen was. Daerby leyt ooc eenen berch, VestinusGa naar margenoot14 genaemt, die vol van wijgaerden, van olijfboomen ende van andere fruytboomen beplant was.Ga naar margenoot+ Stracx daernaer quam hem VenegiënGa naar margenoot15 in den sin. Hy was seer verwondert dat de voorszeyde stadt also rontom in de zee lach ende so overvloedich met alderley coopmanschap ende met | |
[Folio 25v]
| |
alderley menschelicke nootdruftGa naar margenoot1 versienGa naar margenoot2 was. Ende hy was insonderheyt seer verwondert dat in alsulcken stadt, daer niet met allen en wastGa naar margenoot3, alsulcken overvloet van alle dingen te coope was. Ooc sach hy op die hooghe huysen ende op de schoone godshuysen met hare hooghe torrens die alle tsamen soo vaste in alsulcken waterachtighen gront ghefondeert waren.Ga naar margenoot+ Voorts so quam hy in Italian, in de stadt van Padua, om aldaer de hoogheschole te besichtigen. Dese stadt heeft driedobbel vestenGa naar margenoot4 ende gravenGa naar margenoot5 met omloopende wateren. Daer is ooc een casteel in ende daer zijn heel schoone timmeragiënGa naar margenoot6; ende onder andere ooc een Domkercke, een so schoonen stadthuys, alsser in de werelt wesen mach. Daer is oock een kercke, die Sint Anthonis genoemt wort, welcke so schoon een kercke is, als in gheheel Italiën wesen mach.Ga naar margenoot+ Voorts quam hy tot Roome, dewelcke leyt op een riviere TyberisGa naar margenoot7 genaemt, die dweers door de stadt loopt. Ende op ghene syde der riviere soo begrijptGa naar margenoot8 de stadt seven berghen in haer. Sy heeft elf poorten. VaticanumGa naar margenoot9, eenen berch, daerop dat Sint Pieters tombeGa naar margenoot10 ghelegen is, daerby is oock de kercke LateranensisGa naar margenoot11, daerin dat alderley heylichdom te sien is. Ende dese wort de Apostolische Kercke ghenoemt, hetwelcke oock voorwaer eene van de alderberoemste kercke der gantscher werelt is. Desghelijcken soo sach hy aldaer veel heydensche verworpeneGa naar margenoot12 tempelen ende veel windeltrappenGa naar margenoot13 etc., hetwelcke altsamen te langhe ware te verhalen; somma, dat Doctor Faustus zijnen vollen lust sach. Hy quam ooc onsichtbaer voor het palays des pause. Daer sach hy veel dienaers ende hovelinghen, ende het was hem wonder aen te sien hoe dat de paus met een groote pompeusicheytGa naar margenoot14 ghedraghen wierdt, waerover dat hy tot zijnen gheest seyde: ‘Fy! Waerom en heeft my de duyvel oock tot gheenen paus ghemaeckt?’ Doctor Faustus sach oock aldaer zijns ghelijcke, als namelick: hoovaerdije, pracht, vermetentheyt, brasserijen, suyperijen, hoererije, overspel ende meer ander goddeloose wesen des paus ende zijner ghesellen; waerover dat hy noch eens seyde: ‘Ic meynde, ick was een verc- | |
[Folio 26r]
| |
ken des duyvels, maer hy moet my langher voortstreckenGa naar margenoot1. Dese verckens tot Roome zijn ghemest ende tijdichGa naar margenoot2 ghebraden ofte ghesodenGa naar margenoot3 te worden.’ Ende mitsdien dat hy vele van Roomen ghehoort hadde, so is hy door zijne tooverije dry daghen ende dry nachten in des paus palays onsichtbaer gebleven. Ende den goeden heere Faustus en heeft in alle desen tijdt niet ghegheten noch gedroncken. Hy stont also voor den paus onsichtbaer. Het ghebeurde op eene reyse, als den paus eten wilde, dat hy een cruyce voor hem maeckte. Ende soo dickmaels als dat gheschiede, so blies hem Doctor Faustus int aenghesichte. Doctor Faustus quam eens te lachen dat ment over de gheheele camer hooren conde; somtijdts weende hy ende niemant en wist in de camer wat dattet wesen mochte. Den paus maeckte zijn volck wijs dattet een verdoemde ziele was, die om aflaet badt, daerover dat haer oock den paus een boete opleyde. Doctor Faustus lachte daeromme ende dese verblindingheGa naar margenoot3 behaechde hem seere. Maer als nu de leste gherichtenGa naar margenoot4 op de tafel quamen ende Doctor Faustus grooten hongher hadde, so stack Faustus zijne handen op. Stracks vloghen hem de gerichten ende de schotelen in de hant ende hy verswant alsoo daermede met zijnen gheest tot op eenen berch binnen Roomen, die CapitoliumGa naar margenoot5 ghenoemt was, ende hy at de spijse alsoo met lust. Hy schickte oock zijnen gheest daer wederom henen, omdat hy hem den besten wijn van des paus tafel halen soude, daerby oock de silveren bekers ende schalen. Doen nu den paus alles ghesien hadde wat hem gherooft was, soo heeft hy alle de clocken tesamen den gheheelen nacht laten luyden, oock missen ende ghebeden voor de verstorvene ziele laten doen, ende op alsulcken gramschap des paus, Faustum ofte de verstorvene ziele in het vaghevyerGa naar margenoot6 veroordeelt. Maer Doctor Faustus was seer wel gheseghent met des paus spijse ende dranck. Men heeft ooc het voorszeyde silverwerck, naer zijne doot, by hem ghevonden.Ga naar margenoot+ Alst nu middernacht was ende Faustus wel satGa naar margenoot7 ghegeten hadde, so is hy wederomme met zijnen gheest door de locht wechghevlogen ende tot Milanen in Italiën ghecomen, hetwelcke hem een | |
[Folio 26v]
| |
ghesonde wooningheGa naar margenoot1 dochte te wesen, want daer en is gheen groote hitte. Ooc is daer schoon versch water ende VII staendeGa naar margenoot2 meeren ende hy heeft noch aldaer veel schoone rivieren ghesien. Daer zijn oock veel schoone tempels ende schoon geboude coninclicke huysen. Hy hadde ooc een groot behagen in het geweldighe casteel ende in het gasthuys van Onse Lieve Vrouwe.Ga naar margenoot+ Hy besach ooc Florencen; hy verwonderde hem over dit bisdom ende over alle de schoone verwelfselenGa naar margenoot3, over den schoonen bogaertGa naar margenoot4 van Sint Mariën. Item over de kercke die int casteel lach, die met veel schoone ommeganghenGa naar margenoot5 becleet was, ende over eenen marmersteenen toren, over de poorte daerdoor dat men ingaet, daerin dat de historiën des Ouden ende Nieuwen Testaments in coper ghegraveert staen. Ende al het lant daer rontom draecht goeden wijn. Daer woonen oock constighe liedenGa naar margenoot6 ende daer geschiet veel coopmanschap.Ga naar margenoot+ Item daer is Lyon in Vranckerijck dat tusschen twee bergen leyt ende met twee rivieren begaeft is, daerin dat oock eenen tempel is van grooter weerden. Van Lyon quam hy op Keulen. Daerin is een canonesyeGa naar margenoot7, hetwelcke men de Hooghe Canonesye noemt, aldaer de drie coningenGa naar margenoot8, die de sterre Christi gesien hadden, begraven liggen, so men seght. Als Doctor Faustus sulcx sach, so seyde hy: ‘O ghy goede mannen, hoe sydy hier gereyst gecomen, daer ghy behoorde in Palestinam na Bethlehem gereyst te hebben, of ghy zijt velichtGa naar margenoot9 na ulieder doot in de zee geworpen geweest ende also in den Rijnstroom opgecomen ende tot Keulen opgehaelt ende begraven geweest?’ Aldaer is oock noch de duyvel met Sint UrsulaGa naar margenoot10 met de elfduysent maechden.aant. Insonderheyt beviel hem daer de schoonheyt der vrouwen. Niet verre daervan light de stadt Aken, hetwelcke eenen stoel des keysers is. In dese stadt is een geheelen marmorsteenen tempel, die Carolus MagnusGa naar margenoot11 aldaer heeft laten fonderen endeGa naar margenoot12 geordineert dat alle zijne nacomelingen de croone aldaer souden comen ontfanghen.Ga naar margenoot+ Van Keulen ende van Aken quam hy wederom in Savoyen tot Geneve om de stadt te besichtighen. Sy leyt hertGa naar margenoot13 by Switserlant. Daer wast goeden wijn ende daer is eenen bisschop.Ga naar margenoot+ Hy quam oock tot Straesburch. Ende Doctor Faustus quam te weten, | |
[Folio 27r]
| |
waerom datse Straesborch genoemt wiert, namelick vanwegen harer veler wegen, ingangen ende straten, daervan dat sy den name becomen heeft. Ende daer is oock een bisdom. Van Straesborch quam hy tot Basel in Switserlandt, alwaer den Rijn dweers door de stadt loopt.Ga naar margenoot+ Ende also hy van zijnen gheest gehoort hadde, so soude de stadt haren name van eenen basiliscusGa naar margenoot1 ghecregen hebben, die aldaer gewoont heeft.aant. De mueren zijn van tichelsteenenGa naar margenoot2 ghebout ende met diepe vestenGa naar margenoot3 verciert. Daer is noch veel vruchtbaer lands. Aldaer veel oude ruijnenGa naar margenoot4 gesien worden. Daer is oock een universiteyt, maer hy en vant aldaer niet een schoonen kercke als alleene het Cartuser Clooster.Ga naar margenoot+ Vandaer quam hy tot ConstanceGa naar margenoot5. Daer is een schoone brugghe over den Rijn ghemaect. ‘Dese zeeGa naar margenoot6’, seyde den gheest, ‘is 2000 schreden lanck ende 1500 schreden breetGa naar margenoot7. Ende dese stadt heeft van ConstantinoGa naar margenoot8 den name ghecreghen’, seyde den gheest.Ga naar margenoot+ Van Constance quam hy tot UlmsGa naar margenoot9. Door dese stadt gaet een riviere, de Blauwe genaemt. Sy heeft een schoone prochiekerckeGa naar margenoot11, Sint Mariën ghenaemt. Sy heeft anno 1377 een seer costelickGa naar margenoot11 ende cierlick ghebou begostGa naar margenoot12 te maken dat desghelijcken noch noyt en is gesien geweest, daerin dat 52 autarenGa naar margenoot13 zijn. Voorts so isser een uutnemende schoon sacramentshuysGa naar margenoot14. Als nu Doctor Faustus van Ulms wederomme keeren soude ende noch voorder wilde, so seyde zijnen gheest: ‘Mijn heere, siet doch de stadt eens aen. Sy heeft dry graefschappen met reedenGa naar margenoot15 ghelde ghecocht ende alle hare privilegiën daerby.’ Als hy nu van Ulms in de hoochde quam, so sach hy van verre veel lantschappen ende steden ende onder andere een sterck casteel. Aldaer belande hy ende het was WurtsborchGa naar margenoot16, de bisschoplicke stadt int landt te Francken, daerby dat de riviere Mayn loopt. Daer wast goeden wijn ende alderley coren in grooter overvloet. In dese stadt zijn veel ordens, als minnebroers, benedictinen, stephanisten, carthusers ende de Duytsche ordene. Item daer zijn dry carthuser kercken, sonder de bisschoppelicke canonesye, vier biddende ordenen, Sint Vrouwen Clooster ende het gasthuys, hetwelcke aen de poorte een wonderlicke timmeragieGa naar margenoot18 heeft. Als nu Doctor Faustus de stadt overal | |
[Folio 27v]
| |
besien hadde, so is hy tot NorenberchGa naar margenoot1 ghecomen.Ga naar margenoot+ Doen seyde hem den gheest onderwegen: ‘Faustus, ghy sult weten dat Norenberch haren naem heeft ghecreghen van Claudio Tyberio NeroneGa naar margenoot2. Het keysersteecken hangt in Sint LauwereyskerckeGa naar margenoot3 ende SebaldtGa naar margenoot4 leyt aldaer begraven.’ In de voorszeyde kercke van Sint Lauwereys hangt den mantel, het sweert, den scepter, den appelGa naar margenoot5 ende de croone van Carolus Magnus. Daer is ooc een schoone vergulde fonteyne die op de merct staet, in dewelcke dat men seyt bewaert te worden de lance die Longinusaant. Christo in de zijde stack ende oock een stuck van het heylighe cruyce. Dese stadt heeft 528 straten, vier groote ende cleyne urwerckenGa naar margenoot6, ses groote poorten ende twee cleyne poortkens, elf steenen bruggen, twaelf bergen, thien verordineerdeGa naar margenoot7 merckten, 13 badtstovenGa naar margenoot8, tien kercken, daerin dat men predict. In de stadt zijn 68 watermolens, 132 capiteynschappenGa naar margenoot9, twee groote ringmueren ende diepe grachten, 180 torens, 4 blockhuysenGa naar margenoot10, 10 apteken, 68 wachters, thien doctoren in de rechten ende 14 in der medicijnen, 9 stadtknechtenGa naar margenoot11. Ende also hy des morghens vroech van Norenberch tot AusburchGa naar margenoot12 quam, so vraechde hy zijnen geest, waervan dat Ausburch zijnen name ghecregen hadde.Ga naar margenoot+ ‘Ausburch heeft diversche namen ghehat, want doen sy eerstmaels gefondeert was, wertse Vindelica ghenoemt, ende daernae Zizoria, den Ysenburch ende ten lesten, van Augusto OctavianoGa naar margenoot13, is sy Augusta ghenoemt gheweest.’ Ende mits dat Faustus die tevoren hadde ghesien, soo is hy die voorby gevaren ende is also tot Regensborch gecomen.Ga naar margenoot+ Mitsdien dat Doctor Faustus die oock voorby wilde varen, so seyde zijnen geest: ‘Mijn heer Fauste, men heeft dese stadt 7 namen gegeven, als namelic Regensburch, so sy noch genaemt wort; anders wortse ooc Quadrata, Tyberia, Hyspolis, Reginopolis, Impripolis ende Ratispona genaemt. Dese stadt is seer sterck ende welgebout. De riviere Donauu loopt er dichte by, in dewelcke wel 60 rivieren vallen, die schier alle tesamen schiprijckeGa naar margenoot14 zijn. Anno 1115 isser een geweldige constige brugge gemaect. Desgelijcx oock een kercke, daer men van roemen can.’ Maer Doctor Faustus is stracx voortsgevaren, dan hy heeft aldaer een diefstuckGa naar margenoot15 bedreven ende eenen weert | |
[Folio 28r]
| |
zijnen kelder besocht ende daerna is hy terugge gekeert ende tot Munichen in Beyerlant gecomen.Ga naar margenoot+ Dese stadt is schoon aen te sien, met breede straten ende groote schoone huysen. Vandaer is hy gecomen op Saltzborch, twelck een bisschoplicke stadt in Beyerlant is.Ga naar margenoot+ Dese stadt heeft een schoon omliggende landouweGa naar margenoot1, als beemdenGa naar margenoot2, bosschen, meyren etc., sodatter veel wildt te becomen is. Van Saltzborch is hy tot Weenen in Oostenrijc gecomen, want hy sach de stadt van verre, ende ghelijck hem zijnen geest berichtede, so en souder gheen ouder stadt gevonden connen worden.Ga naar margenoot+ Ende sy hadde haren name van den lantvoocht Flavio JosephoGa naar margenoot3 ghecregen. Dese stadt heeft groote wijde grachten met conterscherpenGa naar margenoot4. De huysen zijn meestal geschildert ende boven de keyserlicke wooninge so isser een hoogeschole. Dese stadt en heeft maer 17 personen in de geheele overicheytGa naar margenoot5. Item: daer worden int afsnijden des wijns 1200 peerden gebruyct. Voorts heeft oock dese stadt seer wijde ende diepe kelders, ende de straten met herde steenen gecassytGa naar margenoot6. Van Weenen reysde hy voorts in de hoochde ende hy sach een stadt: dat was PragenGa naar margenoot7, die hooftstadt in Bemen.Ga naar margenoot+ Dese stadt is groot ende in dry deelen gedeylt, namelic Out-Pragen, Nieu-Pragen ende Cleyn-Pragen.aant. Maer sy begrijpen in haer de slincke zijde ende den berch, aldaer het coninclicke hof is, ooc Sint Vijt de canonesyeGa naar margenoot8. Out-Pragen leyt op eenen effenen gront, met groote diepe vesten verciert. Uut dese stadt comt men in de cleyne stadt Pragen over eene brugge van 22 bogen. Ende de nieuwe stadt is van d’oude stadt met eenen diepen gracht afghescheyden ende met stercke mueren besorchtGa naar margenoot9, alwaer het collegiumGa naar margenoot10 van de hoogeschole is. Doctor Faustus troc in der middernacht op, siende een ander stadt, ende als hijt nauwe besach, so wast Cracau, die hooftstadt van Polen, daer een schoone hoogheschole is.Ga naar margenoot+ Ende sy heeft van eenen Craco, hertoch van Polen, haren naeme creghen. Dese stadt heeft groote, hooge ende geweldige vesten. Sy heeft 7 poorten ende veel schoone godshuysenGa naar margenoot11. Het lant rontomme heeft seer hooge steenclippen ende bergen, op dewelcke dat Doctor Faustus hem heeft laten nedersincken, vanwaer dat hy nederwaerts heeft connen in de stadt sien, sodat hy daer niet in en heeft geweest, maer heeft de stadt onsichbaer | |
[Folio 28v]
| |
rontomme ghevaren. Ende als hy hem bovenop desen berch sommige dagen gherust hadde, soo begheeft hy hem wederomme op de reyse naer het oosten ende reysde noch in veel conincrijcken, steden ende lantschappen, ende wandeldeGa naar margenoot1 also over zee sommige dagen gheduerende ende quam also in ThraciamGa naar margenoot2 in Grieckenlandt tot Constantinopel, welcke den Turck nu Teucros noemt, aldaer den Turcschen keyser zijn hof hout. Ende hem wedervoeren veel aventueren, waervan sommighe alhier volgen sullen.Ga naar margenoot+ Constantinopel heeft haren name van den grooten keyser Constantino. Dese stadt heeft vele torens ende is met veel heerlicke timmeragiën verciert, soodat men deselve wel nieuwe Roome noemen mach, neffens welcke stadt dat de zee ghelegen is. Dese stadt heeft twee poorten ende drye coninclicke huysen. Doctor Faustus besach sommige daghen lanck des Turcschen keysers macht, zijne geweldt, zijne pracht ende zijne hofhoudinge. Ende op eenen avent, als de Turcsche keyser sat ende adt, so maecte hem Doctor Faustus een guychelspel, want in de groote sale sach men groote vierstroomen, sodat een yegelickGa naar margenoot3 toeliep om het voorseyde vier te blusschen. Ende stracx daernaer begostet te donderen ende te blixemen. Hy betooverde ooc den Turcschen keyser soseere dat hy noch opstaen noch vandaer wechgedragen en conde worden. Met dies so wordet in de sale so claer alsoft de sonne daerin geschenen hadde ende Doctor Faustus trat voor den keyser in een pauselick habijt ende sprack: ‘Zijt ghegroet, heer keyser, ghy die so weerdich zijt dat ick, uwen MahometGa naar margenoot4, voor u alhier verschijne.’ Dit gheseyt hebbende, so verswant hy. De keyser viel na dese betooveringe neder op zijn kniën ende riep zijnen Mahomet aen, loofde ende prijsde hem dat hy hem soo hadde vernedert voor hem te verschijnen. Des anderdaechs morgens voer Doctor Faustus int casteel des keysers, aldaer zijne wijven ende zijne hoeren waren, daerin dat oock niemant comen en dorste als ghelubdeGa naar margenoot5 dienaers die op dese vrouwen acht nemen. Dit casteel betooverde hy met alsulcken dicken nevel dat men daer niet met allen gesien en conde. Doctor Faustus ende zijnen gheest veranderden haer oock in de gedaente van den propheet Mahomet, ende hy bleef aldus ses da- | |
[Folio 29r]
| |
ghen lanc in dit casteel ende den voorseyden nevel bleef oock de geheele ses dagen lanck gheduerende. Ende den Turck beval zijn volck datse desen tijt alderley kerckelicke ceremonën ghebruyckenGa naar margenoot1 souden. Doctor Faustus at, dranck, was goets moets ende hadde alderley wellust. Ende naerdat hy dit alles hadde volbracht, soo vlooch hy in zijn pauselick habijt in de hoochde, dat al de werelt sulcx sien conde. Als nu Doctor Faustus wederom wech was, ende den nevel gedaen was, so heeft hem den Turck int hof laten vinden, zijne vrouwen tot hem gheroepen ende ghevraecht wat datter gheweest hadde, dattet casteel solange met eenen nevel bedect geweest hadde. Sy verclaerden hem dattet den godt Mahomet geweest hadde ende hoe dat hy by nachte die ende de die tot hem gheroepen hadde, deselve beslaepen ende gheseyt hadde dat uut zijnen sade een groot volck ende veel strijtbare helden spruyten souden. Den Turck nam sulcx voor een groot geschenck aen dat hy zijne vrouwen beslapen hadde. Hy vraechde oock de vrouwen of hy oock een goede proeve ghedaen hadde, doen hy die besliep, oft het menschelickerwijse was toeghegaen. Ja, antwoorden sy, het was aldus toeghegaen dat hy haer hadde liefde bewesen, omhelset etc.aant. Daertoe so hadde hy naect by haer gheslapen in de gedaente van eens manspersoon, maer sy en hadden zijne spraecke niet connen verstaen. De priesters besprakenGa naar margenoot2 den Turck dat hy sulcx niet en soude ghelooven dattet Mahomet soude gheweest hebben, maer eenighen gheest. Maer de vrouwen seyden: ‘Het sy eenen gheest ofte niet gheweest, hy hadde hem alletijt seer vriendelick tegens hen ghehouden etc.aant.’ Dit maecte den keyser veel achterdinckensGa naar margenoot3, sodat hy in groote twijfelinge stont. Ga naar margenoot+Doctor Faustus keerde hem naer het noorden, in de groote hooftstadt AlkairGa naar margenoot4, die hier voortijdts Memphis ofte Chayrum plachte ghenoemt te wesen, in welcke stadt dat den Egyptischen soldanGa naar margenoot5 zijn hof houdt. Aldaer verdeylt hem den grooten stroomGa naar margenoot6 in Egypten ende het is den grootsten stroom van de gheheele werelt. Ende als nu de sonne in den creeftGa naar margenoot7 gaet, so besproeyt ende overloopt hy het gantsche landt van Egypten. Daerna soo keert hy wederomme na het oosten ende na het westen -al | |
[Folio 29v]
| |
waer dattet niet en reghent- in de stadt OfenGa naar margenoot1, welcke daer is geweest de coninclicke stad van Ungeren.Ga naar margenoot+ Dit is een vruchtbare stadt. Daer is een water, als men yser daerinne worpt, so wordet coper. Daer zijn sommige plaetsen, daer gout, zilver ende alderley metalen gevonden worden. Dese stadt noemen de Unghersche Start, hetwelcke op Duyts Ofen te segghen is.aant. Het is een seer groote sterckteGa naar margenoot2 ende met een gheweldich casteel verciert.Ga naar margenoot+ Vandaer quam hy op MeydenborchGa naar margenoot3 ende op Lübeck in Saxen. Meydenborch is eenen bisschoplicken stoel; aldaer soude eene van de ses cruycken zijn, daerin dat Christus van water wijn maecte.Ga naar margenoot+ Lübeck is oock een bisdom in Saxen etc.Ga naar margenoot+ Van Lübeck quam hy tot Erfort, aldaer een universiteyt is. Van Erfort quam hy wederomme tot Wittenberch, doen hy anderhalf jaer uut gheweest hadde, ende hadde also veelderley landtschappen gesien die niet al te beschrijven en zijn. |
|