| |
| |
| |
Stellingen
I
De taalkundige opvattingen van Chomsky leiden tot een ongerechtvaardigde identificatie van ‘linguistic analysis’ en ‘study of linguistic form’. |
|
(N. Chomsky, Semantic considerations in grammar. Monograph no 8, pp. 141-153 (1955). The Institute of Languages and Linguistics, Georgetown University, p. 149.) |
| |
II
De door Chomsky gesuggereerde parallel tussen een semantische benadering van ‘phonemic distinctness’ en die van ‘grammaticalness’ bestaat niet. |
|
(N. Chomsky, Idem, p. 148-149.) |
| |
III
De nieuwe spellingregels, gepubliceerd in de ‘Woordenlijst van de Nederlandse taal’ van 1954, voldoen noch aan linguïstische, noch aan praktische eisen. |
| |
IV
Purisme getuigt van gebrek aan linguïstisch inzicht. |
| |
V
Een audiogram is slechts in schijn de weergave van een objectieve gehoormeting. |
| |
VI
De taalverwerving van het dove kind wordt door de zgn ‘hoortraining’ vertraagd in plaats van bevorderd. |
| |
| |
| |
VII
Dat logopedische behandeling van stotterende kleuters, in tegenstelling tot die van ouderen, averechts resultaat oplevert, kan linguïstisch verklaard worden. |
| |
VIII
Aan de indeling van Van den Berg's ‘waarnemingen betreffende de zinsbouw in het Nederlands’ ontbreekt een adequate systematiek. |
|
(B. van den Berg, Enkele waarnemingen betreffende de zinsbouw in het Nederlands. (Oratie.) 's-Gravenhage, 1962.) |
| |
IX
Met de term ‘meewerkend voorwerp’ duidt men in de Nederlandse schoolgrammatica's twee categorieën aan die geen grammatische overeenkomst bezitten. |
| |
X
‘Dat een kunstwerk een eenheid vormt, en dat geen enkel onderdeel afzonderlijk kan worden beschouwd, begrepen en gewaardeerd’ leidt tot de conclusie dat een kunstwerk niet wetenschappelijk kan worden beschouwd. |
|
(G. Stuiveling, Triptiek. Amsterdam, 1952. p. 151.) |
| |
XI
Dat in poëzie de klankvorm-als-zodanig van invloed zou kunnen zijn op de interpretatie, is een misvatting die ‘in het land van de dichter’ nog altijd door te velen wordt gehuldigd. |
|
(Gabriël Smit, In het land van de dichter, p. 69-70.) |
| |
XII
Het is gewenst dat het KB betreffende het MO-Nederlands wordt aangevuld met het verplicht stellen van vaderlandse en algemene geschiedenis als examenvak. |
|
|