grammaticale traditie: plaats der grammatische functies in de -: 143; plaats van ‘vorm’ en ‘betekenis’ in de -: 143-145. |
grammatisch: - in onderscheid met ‘grammaticaal’: 175. |
grammatische betekenis: 144-146. |
grammatische functie: vastlegging van de term -: 98; - tegenover ‘begrip’: 124; - in correlatie met formele verschijnselen: 143-146. |
grammatische vorm: 144-146. |
hetero-realis: 131, 135-136. |
hiërarchie: - der genoemdheden: 57; - der functies: 75, 88; - als bepalend voor functiebeschrijving: 99. |
homoniem, homonymie: - als factor bij ontleedbaarheid: 32-33; 36-41; - tegenover synoniem (synonymie): 71; - bij eigennamen: 102-103. |
hoofdwerkwoord: 118. |
hoofdzin: 171. |
hulpwerkwoord: 118. |
imperatief: 111-112. |
individueel aspect (individuele kenmerken): 102-105. |
irrealis: 131. |
kenmerk: - van genoemdheden: 66-68; de term - nader gepreciseerd: 115-118. |
leesteken: 20, 21. |
lemmateken: 21. |
lemmavorm: 20. |
‘lichaam’: - als grammaticale term: 140. |
lidwoord: 91, 114. |
linguale ervaring: 83-85. |
lokaliseerbaar(-heid): 140-142. |
‘massa’: als grammaticale term: 140. |
methode: - van grammaticale analyse, samengevat: 174-175. |
morfeem: - in verhouding tot een ander functionerend semanteem: 152-155; - als semanteem onder het ‘werkelijkheid’-constituerend aspect: 168, 172. |
morfeemfunctie: - onder het afhankelijkheidsaspect: 151-155; - onder het ‘werkelijkheid’-constituerend aspect: 167-168; 172. |
Nederlands: ‘het’ -, als af te bakenen object: 7-9. |
niet-linguale ervaring (niet-linguale kenmerken): 83-85; 107; - in onderscheid met grammatische functies: 124. |
‘noemen’: 50, noot 1; anomaal -: 78; impliciet -: 112, 122. |
nominale functie: 124. |
onderwerp: - in samenhang met de persoonsvorm: 116; - tegenover zelfstandig voornaamwoord: 158; - tegenover lijdend voorwerp:158-159, 163. |
(on-)ontleedbaar: zie taalteken. |
onvoltooid: 132-134. |
onvoltooid verleden tijd: analyse van de term -: 128. |
onzelfstandige betekenis: - getoetst bij Reichling: 60-65. |
oppositie: - als controlemiddel bij synoniemen: 66-70; - gehanteerd als principe bij betekenis- en functiebeschrijving: 97-98, 135-136. |
optimale ‘zaak’ (optimale genoemdheid): 29-30. |
originalis: 152, 154. |
persoonsvorm: - in de gangbare grammatica: 115-117; - in oppositie tot bijvoege- |