Bijlage 1 Het testament van Adriaan Bommenee
Handelende van metselmaterialen en van metselwerken in soort, soo van voorgaande tijden als van deese jegenwoordigen tijd.
Sooveel de kalk aangaat die heeden alhier te lande gebruykt werd, bestaat in 2erley soort, namentlijk: kalk gebrant van steen en kalk gebrant van zeeschelpen.
Kalk die gebrant werd van steen en hier te lande verwerkt wert, is 3erley in sijn soort als Doornixse steenkalk, die werdt gebrant van swarte Doornixse steen, gelijk aan de zeewerken aan 't eyland Walcheren somtijds werd gebruykt voor sinksteen, en deselve wordt gestookt met Carlarooyse koolen, en deese koolenkalk siet seer grauw en komt alhier te lande geblust en ongeblust. Deese kalk werd veel gebruykt tot waaterwerken als aan steene kaayen, zeemueren, steene sluysen en tot fondamenten onder huysen en schueren en voor reegenbakken, edog in gans Oostenrijk en Frans Vlaanderen werdt geen andere kalk verwerkt als Doornixse kalk, soo aan waaterbakken als aan opstaande gebouwen. Den assen van deese kalk is extra goet om in den grondt meede te werken, soo aan waaterwerken als aan fondamenten van gebouwen dat geen dag en siet en nat van gront is. Dog ik heb bij ondervinding dat in voorige tijden op drooge gronden en fondamenten sijn aangelegt van opgaande gebouwen 2, 3, ja 4 laagen dik in zavel in de plaas van in kalkmortel.
In Vlaanderen strijkt men de soomen en vorsten met deese kalk, soo tiggel, schalie als pannendaken, maar deselve Doornixse kalk is daartoe niet bruykbaar, of men moet deselve mengen met korte paardemis[t] en koeyehair, anders soo scheurt al het aanstreijksel soo binnen als buytendacks in 't opdroogen en in den winter vallen de scheurtjes vol waater en dan vriest het alles af.
Als men den Doornixsen kalk alhier te lande verwerkt aan opgaande gebouwen, soo sijn de voegen seer ras uytgegeeten door de lugt en verteert, en in Vlaanderen niet, dat ik meen dat 't ontstaat uyt 2 reeden als eerst soo gebruyken sij daartoe een soort van geel en doorset landtsant, ten andere is het grof van korrel, daar wij inteegendeel sant hebben dat feijn van korrel is en siltig; ten andere sop hebben wij in Zeeland veel straffer lugt beset met zeedampen. Maar vervolgens sij hun kalk verwerken, soo in Vlaanderen als in Brabandt, soo werdt alle kalk aldaar geput, daar men in 't vervolgh naader van sal melden.
De twee soorten van steenkalk werd gebrandt van grauwe Causinsen steen in 't graafschap van Heenegouwe, en werdt gestookt met houdt en met Carlarooyse kelen. En deese soort van kalk wert veel verwerkt in Brabant en daar rondsom en gemengt met geel of wit landsant, dat meede seer slegt is. Maar deese kalk kan beeter teegen de lugt als de voorgemelde Doornixse kalk en is ook veel witter van coleur. Maar als men deselve begeert te gebruyken aan daaken, soo vereyst deselve om behandelt te werden als de boovengemelde Doornixse kalk. En de as die van deese kalk komt heeft meede een goet gebruyk onder waater of in den grondt buyten de lugt.
De 3 soort van steenkalk komt van Luyk, en die wert gebra[n]t van witaghtige grauwe steen en daarvan is te Dordereght de stapel alhier in de Neederlanden af. En deese is de voornaamste steenkalk die alhier te lande gebruykt werdt. En west ook seer bequaam gehoordeelt bij veele voer alle werken in alle soorten. De Sausinse kalk heeft met de Luykse kalk seer veel raport en overeenkomst, soo in sijn aart, als in sijn gebruyk.
Alle deese soorten van kalk die vallen t' allen tijd niet even goey. 't Is ook al na [dat] de steen valt en na dat deselve gestookt werdt. Want ik hebbe ondervonden dat de kalk in 't blussen doof was derhalve dan weynigh komt te schieten, soo is deselve te veel gebrandt. En soo daar veel steenen in sijn die niet blussen willen, soo is de kalk te weynig gebrandt. En ook na dat er reegen valt in 't branden.
Deese 3erley steenkalk werden veel gebruikt in de quarúeren daar de selve vallen om de landen met te misten.
Men segt voor een algemeen spreekwoordt: ‘De materiaale sijn soo giet niet meer als in de voorige tijden.’ Contraary is waarheyd: ten opsigte van de kalk sijn de materiaale soo goet als in voorige tijden, maar nu heeden soo werden alhier de materiaalen van kalk, tras, sand, etc, soo niet behandelt als in oude teijden, gelijk heeden nog geschiet in Vlaanderen, Brabandt, Henegouw, Naamen, Luyk en in de verdere Waalse provincien en als ook in Vrankereijk en op eenige plaatsen in Hollandt.
Alle kalk van steen gebrant, moet eerst met waater op sijn pas en [orders] werden nat gemaakt en dan opeen geschooten en den volgenden dag gekeert. Als sij dan overgemeeten werdt, soo moet deselve als de kalk goet is, de helft vermeerdert sijn. llan de kalk met kleene partijen gedaan in een houten bak en deselve dunne gemaakt met vers waater, en geroert tot dunne modder en dan deselve laaten afloopen in een groote put in den grondt daartoe gemaakt met een houte of steene kasse daarin en die put vol sijnde, soo is 't noodig in den grondt daarnaastaan nog een dito put te