Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940
(1984)–Jopje Bakker– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
11.1 Norm... en vormTerugkijkend op de ontwikkelingen op het gebied van de kinderboekillustratie in ons land in de periode tussen 1890 en 1940, kunnen er enkele gevolgtrekkingen gemaakt worden die voor de discussie over de kinderboekillustratie in het algemeen van belang zijn. De onderhavige periode werd gekenmerkt door een oplevende belangstelling voor het schone uiterlijk van het boek. Deze drang naar esthetisering moet worden gezien in het kader van de volksverheffing, wat rond 1880 in de kringen van de gegoede burgerij in verband met het cultuurverval en de enorme klassetegenstellingen, als urgent gezien werd. Onder invloed van de opvoedkundige hervormingsideeën werd de opvoeding tot schoonheid een centrale gedachte in de Reformpedagogiek. Zo kon het rond 1890 gebeuren dat het artistieke kinderboek ontstaan is als proeve van de esthetische theorieën van de Nieuwe boekkunst, maar ook vanuit de gedachte dat het kinderboek een hulpmiddel kon zijn in de schoonheidsopvoeding van het lagere schoolkind. Beide groeperingen hebben, niettegenstaande het feit dat hun esthetische en pedagogische maatstaven ver uit elkaar lagen, de belangstelling voor het esthetisch verantwoord jeugdboek bij uitgevers en illustratoren gewekt. Het feit dat de zo gestarte illustratieve traditie niet zo boeiend en bloeiend is geweest als die van de ons omringende landen, wordt met name geweten aan de de spreekwoordelijke Hollandse zuinigheid, zowel op materialistisch als op geestelijk terrein. Experimenten en geldververslindende drukprocédé's konden in verband met de beperkte vraag niet lonend worden gemaakt. Binnen deze enge grenzen ontwikkelde de kinderboekillustratie zich desalniettemin tot wat het op de huidige dag is: sinds de jaren zeventig is het illustreren een officieel vak binnen het kunstonderwijs, gelijkwaardig aan de andere kunstsectoren; vanaf 1973 wordt er elk jaar in de boekenweek naast de uitreiking van de Gouden Griffel aan het beste jeugdverhaal ook het werk van een illustrator met een Gouden Penseel bekroond. Sinds de zeventiger jaren worden er regelmatig coprodukties met het buitenland aangegaan, waarbij ook het werk van Nederlandse illustratoren wordt betrokken. De toepassing van andere dan zwart-wit technieken werden daardoor ook voor onze tekenaars mogelijk, want met de vergroting van de oplagen werden kleurendrukprocédé's lucratiever. We hebben thans wat kwaliteit betreft een internationaal erkende hoogte bereikt. Die lange weg had zijn startpunt rond 1900. In deze ontwikkeling is de periode 1900-1925 zeer interessant geweest omdat de Vom Kinde-aus pedagogiek een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de discussie over het schone boek. Een vergelijking tussen de beeldcriteria van de kunstpedagogen en de prentenboekillustratie tonen een verwante opvatting over de kinderwereld. Dit was niet direct het resultaat van intensieve ruggespraak maar moet gezien worden als een samenspel van verschillende tijdsfactoren: de heersende mode, de voorkeuren van de consument, de buiten- | |
[pagina 68]
| |
landse opvoedkundige en ontwikkelingspsychologische discussies en de technische mogelijkheden van de boekdruk. Zo kon het gebeuren dat er zich een prentenboekformule ontwikkelde die lange tijd tot ver na de Tweede Wereldoorlog, en thans opnieuw, de nostalgische verlangens naar een wereld ver weg van de koude vertechnologiseerde maatschappij vertegenwoordigde. Maar juist dit utopische wereldbeeld, dat bij voorbaat al anachronistisch was, werkte een verstarring van de vormentaal in de hand. Het zoeken naar meer eigentijdse anti-naturalistische, machinevriendelijke vormen van de Art Deco kondigde reeds aan dat het met het traditionele kunst- en kindbeeld wilde afrekenen. De voortrekkersrol van de schoonheids-beweging was sinds die tijd uitgespeeld. De bewaking van het esthetische boekuiterlijk wordt in de periode tussen de twee wereldoorlogen gedragen door de kleine kring van bibliofielen die zich hadden verenigd in het Verbond voor Boekenvrienden. Via jaarlijkse boekjureringen werd een impuls gegeven om de kunstwereld te betrekken bij het ontwerp en de opmaak van het boek. De voorbeelden van Meiregen en Het Hoetselmannetje van Stuttgart tonen dat de kinderboekillustratie van deze boekpromotie meeprofiteerde en mede door die impulsen loskwam van de traditionele naturalistische vormprincipes. In deze tijd begint de aandacht voor het kleine kind om te slaan in een bezorgdheid om de opgroeiende en ‘opgeschoten’ jeugd. De massamedia kregen vat op de jongeren en men zag in dat, wilde men ze niet totaal verliezen, de werkelijke situatie geaccepteerd diende te worden, in plaats van een rigide kindbeeld in stand te houden. Zo werd lijdelijk toegezien hoe de taal van de strips en de filmwereld, de oppervlakkige aantrekkelijkheid van het ‘snelle, dynamische’ plaatje de afbeelding in kinderboek en -tijdschrift beïnvloedden. Kwalitatief gezien verschijnen er in deze crisisjaren weinig hoogstaande produkties. De greep van de economie is te machtig. Maar op het gebied van de pedagogiek zijn er zowel in binnen- en buitenland veranderingen op komst. De aandacht richt zich op de persoonlijkheid van het kind binnen een zich veranderende maatschappij. Hoewel dit in ons land nog niet zijn weerslag kreeg in moderner leesmateriaal, werden binnen progressieve onderwijsmilieus buitenlandse uitgaven reeds in de praktijk gebruikt. De formule van de boekjes met nieuwe psychologische inzichten luidde: ‘korte, spannende verhaaltjes, waarin het kind al naar zijn ontwikkeling en interesse verschillende aspecten kan vinden die overeenkomen met eigen strevingen. Bijvoorbeeld het zich verliezen in de verte (hang naar avontuur), het zich geborgen weten (gelukkig happy end), zelfvolmaking (deugd wordt beloond) etc.’. Ga naar voetnoot39 De plaatjes waren kleurig en in een directe, lichtvoetige stijl getekend. Zelfontplooiing en creatief lezen, sociale verantwoordelijkheid en emotionele groei waren de deviezen waaraan het kinderboek na de oorlog moest gaan voldoen. De functie van de illustratie onderging, door het inlijven van het kinderboek in educatieve situaties, een verandering welke de waarde van de afbeelding zou vergroten en de toepassingsmogelijkheden ten volle zou doen exploreren. Het plaatje wordt in zijn nieuwe hoedanigheid niet alleen gezien als esthetisch element, te genieten los van de tekst, maar als een creatieve aanvulling van het verhaal, waarin de beeldtaal door zijn speciale, direct tot het gevoel sprekende kwaliteit een nieuwe dimensie geeft aan de tekst, een nieuwe wereldvisie. | |
11.2 Norm en... vormRond de eeuwwisseling werd voor het eerst in de geschiedenis in pedagogische kring de illustratie serieus genomen door deze te gebruiken in de schoonheidsstrijd. Van toen af zou de kinderboekillustratie zich ontwikkelen en ‘uitgroeien’ tot zijn werkelijke dienende functie, als toegepaste kunst. Deze ontwikkeling blijkt samen te hangen met de verandering van de beeldopvattingen van de elkaar opvolgende kunst- en cultuurstromingen. Zo werd gewezen op de verandering van het driedimensionale beeldvlak van de traditionele negentiende eeuwse gravures naar een vlakdecoratieve opvatting van de Art Nouveau-illustratie. De tweedimensionaliteit verhinderde echter dat de prent als een gebeu- | |
[pagina 69]
| |
ren werd gezien, waarbij de beschouwer emotioneel betrokken kon worden. De illustratie had op dit vlak geen functionele relatie meer met de tekst, en beperkte zich tot een versiering. In de wisselwerking met de eveneens esthetisch gerichte beeldcriteria van de kunstpedagogen ontwikkelden de kunstenaars-illustratoren een zeer normatief, gesloten kinderprentstijl. De meer dynamische, opengebroken en anti-naturalistische beeldopvatting van de Moderne Kunststromingen gaven de illustratie indirect via Art Deco invloeden meer lucht. Hieraan droeg ook de wervende taal van de massamedia bij (film, reclame, strips). Het verschillend effect van de diverse ruimtewerkingen, het verhogen van de emotionele waarde door de kleurkeuze, het bewust gebruiken van omkadering of contour, of omgekeerd van open kijkruimten en losse schetsen, al deze illustratieve mogelijkheden kunnen de relatie tussen tekst en illustratie hechter maken. Deze keuzen waren echter pas mogelijk nadat zowel de esthetische als de pedagogische uitgangsposities een ontwikkeling hadden doorgemaakt. In dit boekje is getracht deze uitgangsposities, die in de kinderboekhervormingsbeweging naar buiten zijn getreden in hun historische context te plaatsen en de discussie rond de kinderboekillustratie te volgen tot 1940, omdat dan de basis gelegd lijkt te zijn voor ons huidige internationale niveau. |
|