| |
Chamonix, 27 juli 1830.
Hier ben ik, lieve beste vrouw, op een afgezonderd plekje van de wereld, een vallei midden tussen de hoogste Alpen aan de voet van de Montblanc, die de hoogste is van geheel Europa. De vallée de Chamonix, een hemelse plek, is dan ook om haar afgezonderde ligging eerst in 1745 door de reiziger Pococke ontdekt geworden. Ik maak mij een ogenblik voor het ontbijt ten nutte om weer eens aan u te schrijven, hetgeen mij sedert verscheidene dagen onmogelijk was. Zo veel reizen en vliegen laat niets tot stille afzondering over.
| |
Donderdag, 22 juli.
Dit was onze laatste dag te Milaan. 's Morgens ging ik naar de Ambrosiana om met de abt de Mancini mijn schikkingen te maken omtrent hetgeen verder voor mij in die bibliotheek zou verricht worden. Toen had ik thuis nog enige dingen te beschikken met de domestique de place enz. Na het eten (Kluki kwam uit vriendschap met ons eten, zodat wij in een coterietje met een Russische baron en een paar Engelsen zeer aangenaam gezelschap hadden - en wij ook nog de anekdote van een heer die aan tafel zat, [?] vernamen, die ik u nader zal vertellen), na het eten dan gingen we met Kluki koffiedrinken, boodschappen doen in de winkels, en dan thuis pakken, de wasvrouw afbetalen en nog wat uitblazen. De hitte is sterk. Ook is schaduw zo gezocht, dat de koffiehuizen die op de zon liggen, niets te doen hebben.
| |
Vrijdag, 23 juli.
De plaatsen op de diligence waren besteld. De faquin (dat is de postbediende) had 's avonds tevoren de goederen afgehaald. Te half vijf betaalde ik de rekening van 10 dagen. Het viel mij mee. Men is hier inderdaad volmaakt goed voor weinig geld. Te half zes stapten wij op het rijtuig en reden naar Sesto Calende, zo personen in de diligence, nauw zittend
| |
| |
op banken tegenover elkaar in de lengte, evenals in een trekschuit. Een paar relais verder verveelde mij het bekrompen zitten en ging ik gebruik maken van een opengekomen plaats in de cabriolet (de weg heeft niets remarkabels). Ik kwam te zitten tussen de conducteur en een Engelsman. Spoedig maakten wij kennis. Hij kwam van Florence en ging naar Parijs. Te Sesto Calende aan de zuidelijke punt van het Lago Maggiore dineerden wij spoedig wat te twaalf uur, stapten toen in de stoomboot en voeren op het heerlijke meer (dat evenwel voor het Lago di Como moet onderdoen) en bewonderden weer het hemelsblauw water. De Engelsman reisde met ons, had goede brandewijn bij zich om het glas water te corrigeren en gedroeg zich zeer hups en nederig. Ook was hij geen lord. Twee uur later lieten wij ons bij de Borromeïsche Eilanden afzetten. Eerst voeren wij naar de Isola Madre, vandaar naar de Isola Bella. Behalve het verrukkend gezicht van deze eilandjes op het meer, en de omliggende bergen zijn zij om hun cultuur allerbelangrijkst. Citroenen, olijven en alle zuidelijke vruchten, verder de heerlijkste uitlandse bloemen en heesters bij voorbeeld, camelia's, magnolia's, enz., groeien hier op de koude grond. Het zijn eigendommen van de graaf Borromeo, een der oudste geslachten van Milaan. Vooral is Isola Bella merkwaardig. Men heeft deze oorspronkelijke steenrots door ophoging van aangebrachte aarde in een prachtige tuin herschapen. Het zijn tien boven elkaar uitkomende, en door gemetselde gewelven ondersteunde terrassen, waaruit die tuin grotendeels bestaat. Ik heb ervan opgekeken dat mij ettelijke pijnbomen getoond zijn, die zo dik waren als de bomen op de Hooigracht bij ons, en eerst voor 11 jaar als kleine grassprietjes geplant zijn. Wat een vegetatie en dat op een grond van anderhalve voet aarde. Ook waren er twee laurierbomen, zo groot als bij ons de zwaarste lindebomen. Het waren tweelingen, namelijk van één wortel twee bomen en 609 jaar oud,
de enige bomen die zich op die rots bevonden, toen de familie Borromeo dat eiland verder liet aan- | |
| |
leggen. Het paleis is vorstelijk en groot, maar ouderwets. Meest beviel mij een appartement in de benedenverdieping (of kelder) van zeker zeven of acht in elkaar lopende kamers, alle zowel vloer, als wanden, plafond en pilaster of kolommen, gemaakt van kleine keisteentjes, enigszins verschillend gekleurd en als mozaïek ingelegd. Dit was heerlijk koel en de ornamenten waren witmarmeren beelden. Hier herinner ik mij, dat ik u vergeten heb uit Milaan te schrijven van een marmeren Psyche, die met de Ariadne te Frankfurt kan wedijveren. Het devies van het wapen der familie Borromeo is humilitas (nederigheid). Nu staat dit woord zelfs op alle aarden bloempotten, expres zo in de pot gevormd. Slechts twee maanden in het jaar, september en oktober, komt de familie daar logeren, zijn dan in totaal 60 of 70 personen sterk en hebben vierentwintig boten tot hun dienst om op het meer te varen. Tegen zeven uur kwamen wij, steeds in gezelschap van de Engelsman, te Baveno aan, vlak aan het meer. Hier is men aan de route van de Simplon, waar het ons om te doen was. Zó kwamen wij met onze boot aan of de Piëmontese douaniers kwamen als gieren op ons af. Ik stopte de één, met een praatje, een paar frank in de hand, en onze koffers, daar iets ongeoorloofds bij was, kwamen gelukkig binnen. Het hotel te Baveno is perfect goed en uitmuntend gelegen, zo voor het gemak van de route als om het gezicht op het meer. En dan die plezierige galerijen langs de kamers, zodat men tegelijkertijd in de buitenlucht en in huis leeft. De drie heren soupeerden, ik dronk goede thee, omdat ik slecht geslapen had en geéchauffeerd was.
| |
Zaterdag, 24 juli.
Nu begon de Simplonreis. Toen ik na zeer goed geslapen te hebben te 5 uur gewekt werd, dankte ik God, dat wij weer noordwaarts gingen en ik dus naderde aan u. Die dag hebben wij zeker 30 uur afgelegd met post en blazende postillons (dat ontevreden volk is) samen met de Engelsman en telkens andere rijtuigen van de posterij, niet zonder ongerief voor onze bagage, die door het telkens overpakken en vastbin-
| |
| |
aant.
den niet best geconserveerd werd. De route was allerbest. Men passeert veel dorpen en men heeft voortdurend de Savooise en Zwitserse Alpen voor zich. Onze eerste halte was te Domodossola, met een zeer goed logement. Evenwel is Baveno voor een verblijf van enige dagen oneindig te verkiezen. Van daar begint de weg van de Simplon eerst goed te stijgen. Het was zo als de Via Mala bij de Splügen: heerlijk, met galerijen in de rots gehouwen, een bruisende stroom naast ons in de diepte, continuele watervallen links en rechts. De hoogste bergen tot bij de top bewoond en bebouwd (zo als ik nader zal beschrijven), hier en daar een stevige schuur, waar op staat réfuge, voor de reiziger die 's winters door sneeuw- of rotsval zich moet bergen, stoute bruggen over steile diepten, totdat wij in het dorp Simplon kwamen. Daar dineerden wij. Er is ook volmaakt goed logement en zeer ordentelijke lieden. Alles wordt hier Frans. Met een lichte char-à-bancs reden wij vóór de avond nog verder, over de top van de Simplon (die tussen 4 à 5 duizend voet hoog is) langs de sneeuw. Langzamerhand in het donker en zo door nog verscheidene galerijen, die van boven door de rots heen druipten van het afstromend bergwater. Na een weinig gedaald te hebben, kwamen wij aan te Berisal, een klein gehucht met een nieuw en vrij goed logement. Gedurende een geruime tijd was de maan (na een heerlijke dag) ons enig licht geweest en nu kwamen wij op een plekje, zeer nauw tussen de bergtoppen in gelegen. Het was koud. In Italië en tot hiertoe was ik zeer luchtig gekleed geweest en deed het 's nachts met een enkel laken. Hier vroeg de dienstmeid die het bed zou opmaken of ik de beide wollen dekens wilde houden? Ik zei, dat één genoeg was en had er toch naderhand berouw van.
| |
Zondag, 25 juli.
Vroeg zaten wij op 't rijtuig en gingen nu afdalen naar de Zwitserse zijde. Een heldere hemel verfraaide weer alles. Het afdalen ging langs kunstige zigzag-wegen over stromen en men ontwaart spoedig Brig en het Rhônedal. De steilten, waarlangs de weg gaat, zijn door parapets beveiligd en
| |
| |
verder door dwarsliggende dennebomen, zodat zelfs, wanneer ongelukkig een rijtuig viel, het dadelijk daardoor zou opgehouden worden. De zon verlichtte het beneden ons liggende uitgestrekte dal en de slagschaduwen van de hoge bergen maakten op dat prachtige tapijt een aangename afwisseling van licht en donker. Te 8 uur omstreeks reden wij Brig in. De Rhône, waaraan de stad ligt, is daar pas een of twee mijlen van zijn oorsprong en toch reeds aanmerkelijk. Nu reden wij verder het hele dal door totdat wij 's avonds te 9 uur aankwamen te Martigny. Deze tour was zeer aangenaam en belangrijk. Ik behoef u alle stations en kleine stadjes, waar wij van paarden en rijtuigen wisselden niet op te noemen. Maar het dal is treffend. Ten zuiden heeft men de Simplon en de Alpen die Italië van Zwitserland scheiden. Ten noorden de heerlijke Alpen-keten tussen het Rhône-dal en het Berner-Oberland, waarvan men hier en daar de zwaar besneeuwde toppen ziet uitsteken. Tussen die twee bergketens is het dal bij afwisseling ½ à 1 uur breed. Een uitmuntend vruchtbare streek en voortreffelijk bebouwd: weiland, korenland, wijngaard tegen de bergen, menigte van dorpjes die er welvarend uitzien, goed vee en dan de Rhône al breder en breder daar door heen stromende met een vervaarlijk gedruis. Te Tourtemagne (zowat half weg), waar wij à la fourchette ontbeten, gingen wij een weinig bekende en door de reisboeken niet vermelde waterval zien. Nadat wij reeds zoveel heerlijks van die aard gezien hadden, moest het zeker iets bijzonders zijn om ons te treffen en toch deed het zulks. Van tussen een opening in de rotsen, die twaalf voet breed scheen, kwam het water met een vervaarlijk gedonder en grote massa neervallen 200 voet diep. Maar het bijzondere was, dat het viel in een rotskom of bassin, waardoor het weer opgeworpen werd in de schuinte naar voren, 45 voet ver, zodat de
gehele cascade deze figuur en profiel kreeg en dan zo verder over de stenen voortbruiste. Tussen Sierre en Sion is het gezicht links en rechts al weer fraaier. De zuidelijke bergen, hoewel van een
| |
| |
ontzettende hoogte, zijn glooiend en tot bij de top ziet men weien korenlanden en de noordelijke (tegen de zon liggende) zijn met wijnstokken geheel beplant. De gehele route is voorts met fraaie opgaande bomen, meest note- of kastanjebomen gezoomd. Sion vertoont zich uitmuntend, ook door 3 ruïnes aan en gedeeltelijk in de stad gelegen op rotsheuvels. Het is de hoofdplaats van dit Canton (Le Valais) en ziet er welvarend uit. Wij dineerden in het hotel de la Poste, perfect goed en voor logement is het hier zeker aan te bevelen. De twee laatste stations reden wij bijna in maanlicht. Links en rechts ziet men meer moerassige grond, wegens de overstromingen van de Rhône. Maar de rivieren spoken somtijds hier ruim zo erg als bij ons. Martigny is voor ettelijke jaren gedeeltelijk verwoest geweest, doordat de Drance, een snelvlietende stroom, die kort bij die plaats in de Rhône valt, door neergevallen rotsblokken in zijn voortstromen belemmerd, alles tot een meer gemaakt had. Onze Engelsman nam 's avonds afscheid van ons, omdat hij verder reed naar Villeneuve. Wij vonden te Martigny weer heerlijke honing, die ons in de raten opgediend werd. In deze gehele streek zijn de vrouwen met kroppen zeer menigvuldig, sommigen afzichtelijk. Men vertelt mij, dat er zijn, die de krop over de schouders kunnen werpen.
| |
Maandag, 26 juli.
Wij hebben er een goede nacht van genomen. Dat is ook al nodig van tijd tot tijd. 's Morgens reden wij naar de Pissevache, een beroemde waterval buiten Martigny, die zeker fraai was, maar wij hadden er al beter gezien. Ons rijtuig was in de vorm van een canapé, zodat wij dwars reden. Te elf uur gingen wij de tocht aan naar Chamounix met twee muilezels, één voor de kleine bagage en één voor Hamaker. Geel en ik hebben die tocht van 9 à 10 uur meest te voet gedaan. Heerlijke weg! Eerst steil klimmen 2 uur lang. Omziende ziet men een groot gedeelte van het Rhônedal achter zich, tot Sion toe. Overal in de hoogte de landlieden, eenvoudige Zwitsers, bezig met oogsten, hooien, enz. Op de top van La Tête Noire
| |
| |
De Pissevache
gekomen, ziet men in de heerlijkste valleien neer. Men daalt langzaam door dichte dennenbossen en komt aan een hut, Trient genoemd, zoals de stroom heet, die men beneden hoort ruisen. Daar, eenzaam, dicht onder het lommer, wordt men door lieve, eenvoudige mensen ontvangen. Men krijgt voor matige prijs brood, wijn, aardbeien, boter en kaas, men occupeert zich met honderd en duizend inscripties op de planken beschotten, en men is inderdaad gelukkig. Zo ziet men er een Engelsman uitgetekend met een grote strohoed op (zoals zij hier allen uit affectatie lopen), zijn alpenstok in de hand en met een vreselijk gek gezicht tegen de hoogte klimmende, met goddam eronder. Toen ging het verder, klimmen, dalen, rotsen, watervallen, in de verte hoog op de bergen kleine gehuchten van chalets, bruisende stromen in de diepte, over de bergen heen die Chamounix van het overige Zwitserland afscheiden. Die mensen hebben daar op de hoogte 4 maanden op zijn best zomer. Het overige is geheel winter. Op een zeker dorp, zeer
| |
| |
hoog gelegen, heb ik mij een ogenblik met een paar vrouwen opgehouden om enige vragen te doen. Zeer goede, eenvoudige mensen. Men ziet ze maaien, hooien, achter het vee lopen met de breikous in de hand. Iedere koe en iedere bok of geit heeft een grote koperen bel aan de hals hangen. Ook hebben de koeien hun eigen naam. De bokken en geiten ziet men overal in de steilten. Chamois (gemzen) zagen wij niet. Zij leven alle op de hoogste Alpenspitsen. Het vlees is zeer lekker, wij aten het te Simplon en nu te Chamounix. Eindelijk vertoont zich de Arve die uit de Col de Balme gesproten vreselijk hier door het dal valt en davert. Zo komt men benedenwaarts naar de vallei. Het werd ondertussen maneschijn, met een donkerblauwe, heldere lucht. Zo veel te vreselijker klonk de rivier. Maar even zagen wij de Alpenspitsen en ijsbergen en te 10 uur waren wij te Chamounix in het salon gezeten (Hotel de l'Union) met vruchten, wijn en brood.
| |
Dinsdag, 27 juli.
Ik heb goed geslapen, op een heerlijk zindelijk bed. Uit mijn bed kon ik 's morgens reeds de Montblanc zien! Het is eigenlijk dwaas om u van de grootse, stoute natuur, die dit heerlijke dal omringt, een beschrijving te willen geven. De Montblanc met zijn onderhorigheden, sedert eeuwen met sneeuw en ijs bedekt, beslaat een ruimte, die men pas na 7 dagen kan rondreizen en hijzelf is over de 14 duizend voet hoog. Links en rechts ziet men de aiguilles, als scherpe punten, tot ver toe zich uitstrekken. Achter u, tegen het noorden, weer andere Alpen, en tussen beide, op een breedte van een kwartier uurs, een delicieus dal, door de Arve bepaald, een land van melk en honing, met aartsvaderlijke zeden en welvaart. Na ons ontbijt (altijd best weer) trokken wij met één muilezel, beladen met Hamaker en onze mondbehoefte, naar de Mont Brevent. Dit is de hoogste van alle bergen die vlak tegenover de Montblanc liggen, om daarop een goed uitzicht te hebben. Dit is een der zwaarste tochten die ik tot nog toe gemaakt heb. Die vriend is 6500 voet hoog. De klim, zeer steil en moeilijk, door bos, over
| |
| |
en door beken heen, meestal over rotsstukken, duurde eerst 4 uur en een kwartier, tot wij aan de hoogste chalet kwamen. Zo noemt men de houten hutten, die door de Zwitsers van mei tot september op de bergtoppen bewoond worden om het vee te weiden, koeien en geitebokken. Daar verkwikten wij ons met de meegenomen provisie. Ik voornamelijk met de verse melk van de boer. Zoiets heb ik nooit geproefd. Daar is onze beste Hollandse melk niets bij, voornamelijk omdat het vee daar graast op fijne, aromatische kruiden. Toen bleef Hamaker achter en de muilezel was zelfs niet berekend voor het verdere eind. Geel en ik trokken met de guide nu nog 5 kwartier hoger, tot op de hoogste rotsspits, hetgeen waarlijk niet alle reizigers doen. Ook was het zeer, zeer zwaar, zelfs nu en dan tegen een loodrechte rotsmuur op, waar hier en daar een plaatsje voor de voet was. Ambitie doet alles overwinnen. Wij ledigden daar met de guide een fles wijn, en beschouwden het majestueuze van de Montblanc, met al zijn verschillende toppen en ijsbergen. Ik zal er u een plaat van meebrengen. Schilderachtig contrasteert het benedengezicht naar Chamounix en de gehele smalle vallei, zodat men zomer en winter, cultuur en barre woestenij, het lieflijke en schrikbarende van de aarde tevens ziet. De afklim was allesbehalve licht. Te half zes in het logement komende ging men juist aan tafel (zoals gewoonlijk om die tochten in de bergen) en een heerlijke soep en perfecte tafel kwam ons zeer te stade. Het gezelschap was uitgezocht. Na het eten ging ik wat aan deze brief schrijven, en toen met een kop thee naar bed. - Wegens de dag van gisteren vergat ik u te zeggen, dat wij op onze tocht naar Chamounix, op een der somberste plaatsen van de Tête Noire, een enorm rotsstuk zagen, zo groot als onze zaal bij voorbeeld, dat gekocht was door de gravin Guilford (hoe gek, daar het onmogelijk te transporteren is), die er een hoogdravende inscriptie op had laten zetten. Ook moet ik niet vergeten, dat
wij op de top van de Mont Brevent een bijzonder luchtverschijnsel zagen. De lucht was helder, en de zon bestraalde
| |
| |
(hetgeen niet altijd gebeurt) de onbewolkte toppen van het reuzengebergte, dat schitterde van de sneeuw die daar sedert eeuwen ligt en nooit smelt. Het was tevoren winderig geweest, maar tegen onze verwachting was het niet koud op de top en wij bakerden ons in de zon. Toen vertoonde zich rondom de zon een grote volmaakte cirkel, zijnde een regenboog met alle kleuren daarvan op een proportie als of men een stuivertje op een bord legde. Zo was de afstand van die cirkel tot de zon.
| |
Woensdag, 28 juli.
Vroeg op: in het begin van mijn slaap droomde ik telkens van de gevaarlijke plaatsen die ik de dag tevoren beklommen had en dat mijn voet uitgleed of dat ik in een diepte viel, enz., zodat ik telkens met schrik wakker werd. Meer zal ik er u nader van vertellen. Dadelijk na het ontbijt kwam onze guide met zijn muilezel en wij togen naar de Montanvert, een der bergen die naast de Montblanc liggen. Deze klim was maar van 3 uur en ook minder moeilijk, in vergelijking. Bovenop vindt men een zogenaamd pavilion, met een goed vuur tegen de koude en de nodige verversingen. Dit is de algemene onderneming en zeer veel dames deden het op muilezels. De Mont Brevent daarentegen beklimmen zeer enkele dames, voorzien van een goede pantalon en van twee guides om voor en achter ondersteund te worden. Eén zagen wij de Montanvert beklimmen, gedragen op een draagstoel. Bovenop was het zeer koud. Dan gaat men so minuten verder naar de mer de glace, een vlakte van enige uren van zeer zwaar ijs, hier en daar gespleten, zodat de groen-blauwe ijskleur, door de zon beschenen, een heerlijk effect maakt. Wij hebben daar een eind op gewandeld. De overige in de nabijheid (wij zagen er 5) noemt men glaciers, ijsbergen. Zij strekken zich meermalen benedenwaarts uit tot aan de vallei, nemen somtijds iets af, maar ook weer toe. Wij waren te laat geïnformeerd, dat men die wandeling nog verder kon uitstrekken naar de Jardin, hetgeen een gazon is, het hoogste in de Alpen. Beneden teruggekomen ging ik alleen verder om nog iets zeer merkwaardigs te zien. De
| |
| |
IJsberg van Bossons in het dal Chamonix (Mer de glace)
Arveyron, een sterke stroom, neemt zijn oorsprong beneden in de mer de glace. Daar ging ik naar toe en zag het wonder. Verbeeld u een grote diepe grot, boogsgewijs in het ijs. Men ziet er een eindwegs in. Als blauwe bogen van een brug vertoont zich dat hol en daaruit bruist de rivier met sterk gedruis. Over de stenen heen ben ik er zo dicht bij geweest als de lengte is van onze zijkamer. Dat is zeer de moeite waard. En ik kwam door een lief dennenbos weer naar huis. Ik vond een Hollander, de heer Verwoert uit Den Haag (een stomme kerel), die, toen ik hem deed opmerken hoe snel de Arve voorbij ons hotel stroomde en dat die zich met de Rhône verenigde niet ver van Genève, mij vroeg ‘waar blijft dan al dat water?’ en niet wist, dat de Rhône zich in de Middellandse Zee ontlast. Aan tafel maakten wij kennis met een jonge Hongaar, die reeds veel gereisd had. Er waren sedert de dag tevoren zeer veel nieuwe gasten aangekomen, zodat wij met 50 aan tafel zaten. En dit is niet het enige logement. Na het eten vervolgde ik weer mijn
| |
| |
brief. 's Avonds in de salon vergaderd, onder een kop thee, amuseerden wij ons met het vreemdenboek, waar men de wonderlijkste inscripties van de wereld in vindt: verzen, ontboezemingen van admiratie, de een al gekker dan de ander. Op de Montanvert zagen wij de zware rotssteen, met de namen van Pococke en Windham 1741, de eerste reizigers die dit dal bezochten. Zij kampeerden daar uit vrees voor de woestheid der bewoners en sliepen in het hol onder die steen.
| |
Donderdag, 29 juli.
Nu konden wij niet langer blijven. De rekening betaalde ik en wij togen met onze guide van Martigny, Joseph Piota, een zeer aardig man, die mij gedurende al die dagen Monsieur le Baron noemde, weder naar Martigny. Nu ging het over de Col de Balme, een zeer hoge Alp, waarvandaan men een allerschoonst gezicht heeft over de gehele lengte der vallei van Chamounix. Het was daar zeer koud, zodat ik dadelijk bij een goed vlammend vuur kroop. De natuur is er kaal en dor; evenwel ziet men nog vee grazen en hoort men honderden zware schellen. De neerdaling is langdurig en zwaar. Over het geheel zou ik de andere weg, over de Tête Noire, verkiezen. Op de Col de Balme is de oorsprong van de Arve. 's Avonds te Martigny teruggekomen soupeerden wij goed. Die omstreek levert zeer braaf- en liefuitziende mensen op.
| |
Vrijdag, 30 juli.
Wij waren te 9 uur op om naar Villeneuve te komen. Het ging verder door het Rhône-dal, over de Drance en de Trient, die beide in de Rhône vallen. Het dal is voortreffelijk, de variatie van bergen, links en rechts, dan eens wijd, dan eens eng en met een briljante cultuur van het vlakke land. Te Bex gaat men de Rhône over. Jammer dat wij ons daar niet konden ophouden om de beroemde zoutmijnen te gaan zien. De boeren dragen hier grote strohoeden, en profiel er zo uitziende . Die dikke stroknop bovenop, maakt het vreemd. Villeneuve ligt vlak aan het meer van Genève, met een heerlijk gezicht erop. Na ons diner, met een zeer lieve en fatsoenlijke Engelsman en zijn vrouw, gingen wij wandelen naar Chillon,
| |
| |
aant.
Het kasteel van Chillon
een oud kasteel van de inde eeuw, op een half uur afstand, aan het meer gelegen. Daar zagen wij de gewelven, die onder de hertogen van Savooie tot gevangenis van staatsmisdadigers dienden, en de pilaar met de ijzeren ring waaraan Bonnivard, een burger van Genève, die in de 16de eeuw zeer voor de reformatie ijverde, 24 jaar lang geklonken was geweest. Deze historie heeft aan Byron een gedicht geïnspireerd. En hijzelf heeft zijn naam op een der pilaren geschreven.
| |
Zaterdag, 31 juli.
Ik heb mij te Villeneuve op een miserabel kamertje moeten behelpen. Bijtijds ben ik heden naar het meer geweest om de zonnestralen te zien die de bergtoppen verlichten. Menig rijtuig kwam aan om voor de stoomboot naar Genève mensen aan te brengen. Te 8 uur gingen wij met onze goederen aan boord van de Léman, met het heerlijkste weer. En nu zit ik in de kajuit deze aan u te schrijven, om het pakje te Genève dadelijk op de post te kunnen doen, want er zijn al zoveel dagen dat ik niets van u heb kunnen zien. Honderd maal
| |
| |
Genève-meer
denk ik, was ik maar alleen op reis gegaan. Fraaier stoomboot als deze heb ik nooit gezien. Dat moet gij ook ondervinden. En dan dat Genèvemeer is boven alle beschrijving interessant door de heerlijke kusten, die men aan weerszijden ziet. Ik zal moeten eindigen met u alles te willen beschrijven. Als ik thuiskom, dan moet gij mij er maar eens braaf naar vragen, want ik weet nu waarlijk geen woorden meer. Ik ga eens een ogenblikje naar boven om te jouisseren. Wellicht schrijf ik hier nog een regeltje of wat bij. Tot straks. - Ik heb een uurtje boven gezeten, alleraangenaamst, onder de tent. Banken zijn in het midden geplaatst, zodat men naar buiten ziet zonder zich om te keren. Men vaart voornamelijk langs de noordkust, die met steden en dorpen bezaaid is, tot boven op de bergen toe. Telkens houdt men stil om nieuwe reizigers op te nemen of af te zetten, te Vevey, Lausanne, enz. In de bibliotheek heb ik een Molière gevonden en amuseerde mij wat. Overigens is de menigte passagiers en de afwisseling zeer onderhoudend. De kajuit waar ik
| |
| |
aant.
nu zit te schrijven is misschien eens zo groot als op een andere stoomboot en ik zit aan een apart tafeltje voor een canapé te schrijven alsof ik thuis was. Hoe plezierig ook, ik verlang zo naar Genève om daar uw brief te vinden. Ik vergat u nog te schrijven, dat de barbarisse hier in het wild groeit langs de Rhône. Te Villeneuve heeft men niet alleen honing aan het ontbijt, zo helder als glas, maar ook confituren, die men hier veel bij het brood eet, in plaats van boter. Het brood is in Zwitserland vrij wat beter dan in Italië en de boter niet slecht. Overal eet men zeer goed, vooral heerlijke truites du Rhône of du Lac, die men lekker gereed maakt. Dat zou u zeker bevallen. De middelen van reizen zijn hier menigvuldig en gemakkelijk. Ik doe nu zo wat ondervinding op, en de hoop begeeft mij niet geheel om u eens een dergelijk reisje te laten doen, zeer en zeer op uw gemak en tot langdurig genoegen. Het krioelt in deze streken van reizigers, omdat van geheel Europa niets met Zwitserland te vergelijken is. Zelfs verlaat men 's zomers Italië, omdat het daar dan niet uit te houden is en men gaat of naar Zwitserland of tenminste naar het Lac Como of Majeur. Ik zal nu deze sluiten, lieve, beste vrouw, om dadelijk als ik te Genève kom op de post te bestellen, zonder nog op uw brief te wachten. Ik schrijf dan morgen maar mijn antwoord. God geve, dat ik verneem, dat gij wel zijt. Somtijds bevangt mij een vreselijk verlangen om dadelijk naar huis te keren, maar ik durf niet thuiskomen zonder de Rigi gezien te hebben. Houd u wel beste vrouw, blijf om mij denken, die zo gezond ben als een vis. Mokkel de lieve kinderen voor mij, groet Tante hartelijk voor mij. Voorzie u van geld bij Pottum. Laat Mama tijding weten en laat ik u in gedachten eens met al mijn hart omhelzen. Adieu.
|
|