| |
Milaan, 21 juli 1830.
Mijn laatste, lieve beste Anna, zond ik u, meen ik, uit Turijn. Sedert gisteravond ben ik hier terug, en ga nu voort met mijn verhaal.
| |
Turijn, 17 juli.
Na in de vroege morgen een goed bad genoten te hebben, 'tgeen inderdaad om de gevolgen van deze hitte zeer gezond en nodig is, is de abt Peyron op een briefje van Hamaker ons 's morgens te 10 uur een visite in het logement komen maken. Tot mijn eigen herinnering zal ik hier ook een en ander optekenen, hetgeen u wellicht minder belangrijk voorkomt. Hij is een man van bij de 50 jaar, er zeer goed uitziende met een aangename, vlugge fysionomie. Niets van de geestelijke zagen wij, behalve zijn das en hoed. Overigens zou men menen met
| |
| |
aant.
een liberaal man van de wereld in gezelschap te zijn. Hij is de voornaamste geleerde van de universiteit van Turijn en wellicht van geheel Italië, voornamelijk in de Egyptische zaken. In de geleerdheid denkt en handelt hij zeer edelmoedig en is vrij van alle onaardige ambitie. Mij heeft hij tevoren ook dienst bewezen, zodat ik mij met hem aangenaam op een bekende voet kon stellen. Dadelijk bood hij zich aan om het belangrijkste te laten zien. Eerst ging het naar de bibliotheek, alwaar wij veel goeds zagen, weinig echter, dat mij in het bijzonder geleek, behalve z handschriften (Xenophon Cyropaedie en Plato Republiek-Latijn). Bij het vertonen van palimpsesten vertelde hij ons van de verwaandheid van Leclerc, een Parijse geleerde. Tot mijn groot genoegen hield hij Raoul-Rochette voor een groot farceur. Ik heb nooit andere gedachte gehad. Letronne had zich ook schandelijk onedelmoedig omtrent Peyron aangesteld en openbaar plagiaat bedreven in het Journal des Savants. Vervolgens gingen wij naar het Museum Brovetti, voornamelijk in Egyptische oudheden uitmuntende. Dit laat ik verder voor Reuvens over. Het lokaal ondertussen beviel mij zeer. Alles is hier in paleizen en ruime zalen opgesteld. Aan de table d'hôte te 1 uur (in een sombere benedenzaal) hadden wij weer die lange stokbroden op tafel liggen, verder overvloed van ijs. Niets gebruikt men hier zonder ijs. Zelfs een glas met water vragende krijgt men er een brok in. Dat is vooral in het zuiden van Italië zodanig een behoefte, dat er te Napels opstand is bij gebrek aan ijs, evenals het bij ons zou zijn over gebrek aan aardappelen. Te 3 uur gingen wij Peyron in zijn huis bezoeken. Men woont hier, evenals te Parijs in zeer grote hotels, waarvan men een verdieping of een gedeelte daarvan occupeert en dikwijls kent men de families niet die onder hetzelfde dak wonen. Ook de bouworde is vreemd. Hetgeen bij ons gangen of corridors zouden zijn, met ramen op de plaats uitkomende, zijn altijd open
gaanderijen, twee, drie boven elkaar, langs iedere verdieping één, dikwijls op de helft nog met hekken afgescheiden, waaraan
| |
| |
men, als aan de voordeur schelt. Ook leeft men half op die gaanderijen, waarop de kamers uitkomen. Zij zijn koel en dat is hier nodig. Peyron is een rondborstig en achtenswaardig geestelijke, een sterke vijand van de jezuïeten. Wij hebben hem op het stuk gebracht van het ongehuwd leven. Hij was daar innig voorstander van, zeggende dat een geestelijke, zou hij alle zijn plichten goed vervullen, niet belemmerd moet zijn met huiselijke zorgen, en dat de geestelijke daarenboven, wanneer hij braaf wil zijn, tiendubbel getrouwd is van zelf, omdat hij al de ongelukkigen uit zijn familie voor zijn rekening krijgt. Overigens (want wij stemden dat niet toe) toonde hij zeer goede beginselen en wist hij zeer wel het gekke uiterlijke godsdienstvertoon te onderscheiden van de uiting, die, zoals hij zei, op de inwendige godsdienst volgen moet als de schaduw op het lichaam. Wij maakten voor 7 uur 's avonds thuis te zijn. Ik had 's morgens een briefje aan Heldewier geschreven die onze minister bij het hof van Sardinië is, en hij buiten zijnde, had mij geantwoord, dat hij te 7 uur bij mij zou komen in het logement. Hij is een academiekennis van mij en getrouwd met juffrouw Slicher uit Zeeland. Eerst was hij minister te Karlsruhe aan het hof van Baden, nu sinds augustus 1829 alhier. Hij moest mij onder andere aan geld helpen, omdat ik voor deze ro-daagse uitstap te weinig had meegenomen. Zeer vriendelijk inviteerde hij ons tegen de volgende dag (zondag) te eten en ik ging met hem naar zijn woning, waar hij mij aan contanten hielp. Ik heb u nog geen beschrijving van Turijn gegeven. De Po stroomt langs de stad, en nadat men de heuvels, die met paleizen en fraaie lusthuizen bezaaid zijn (colline de Turin) heeft langs gereden, komt men over een fikse brug in de stad. Prachtiger inkomen ken ik van geen stad. Den Haag van de boskant inkomende is lang zo ruim noch zo regelmatig niet. Zie hier de figuur:
| |
| |
Dat gehele plein is uit een hand gebouwd. Heerlijke hotels, onder een lijst, en met gelijke verdelingen, arcades en colonnades. De breedte is zeker als zes toernooivelden, de bouw geheel nieuw. En het eindigt in de straat, die lijnrecht, zeer breed en een half uur lang is, snijdende op het midden door een ander plein, waarop het paleis staat. De straat zelf is weer geheel hetzelfde. Men gaat onder de arcades, waarop de eerste verdieping rust. In de arcades heeft men alle winkels. Daardoor heeft men altijd een goed, zindelijk en koel pad. Midden door de grote stenen loopt een groef of goot, waardoor men om de zindelijkheid een beek laat vlieten, hetgeen tevens veel frisheid aanbrengt. Op dat eerste plein woont Heldewier, maar hij was nu, zoals alle mensen die maar enigszins kunnen, buiten om de hitte van de stad te ontwijken, die dan ook tegenwoordig buitengewoon is tot 26 à 27 graden Réaumur. Ge moet eens op de thermometer nazien hoeveel graden Fahrenheit dat is. 's Avonds gingen wij ijs gebruiken en toen met een kop thee naar bed.
| |
Zondag, 18 juli.
Ons logement is vrij sober. Men zegt ons, dat men veel beter is à l'Univers bij Bodino of in het Pension Suisse. Peyron kwam ons te 10 uur halen om de Academie (wij zouden zeggen het Instituut) te gaan zien. Ook zagen wij het Kabinet van Naturaliën, hetwelk, geloof ik, op de stenen en mineralen na, ver voor het onze moet onderdoen. Evenwel was
| |
| |
het lokaal met smaak gearrangeerd en in verscheidene zalen waren de plafonds beschilderd in verband met de voorwerpen die erin stonden. Wij gingen ook in de Jardin Royal wandelen, waar het zeer vol was. Te half vier reden wij naar de Vigna Meineri, het buitenhuis van Heldewier, een half uur buiten de stad op een heuvel. Van de heuvels is het gezicht zeer lief. Ook heeft men er meer lucht en koelte. Wij hadden daar een Hollands dineetje, zeer familiair. Mevrouw was zeer hups en eenvoudig, met 3 kindertjes. Ook waren er drie broers Slicher gelogeerd en de jongste Heldewier. De tafel zal ik u beschrijven als ik thuiskom. Daar houdt gij toch van. De Slichers keerden juist van hun reis naar Napels en Sicilië terug en vertelden veel. De verbastering van de godsdienst en het bijgeloof en onbeschaamdheid van de monniken te Napels is ongelooflijk. Eens waren daar op de kade enige marionettenspelers en hansworsten voor het volk aan de gang, toen er een monnik, die de menigte wilde afleiden, een stellage beklom en een smerig christenbeeldje vertonende uitriep: Ecco il vero policinello! Hier is de ware polichinel! Kan men zich groter en walgelijker barbaarsheid voorstellen? De lucht van Rome is uiterst heilzaam voor borstkwalen en tering. Men heeft er wonderen van gezien. De omstreken van Turijn zijn zeer vruchtbaar. Men oogst er 2 of 3 maal, behalve de oppervrucht, dat zijn de vruchten der bomen op hetzelfde stuk land. Ook de mensen zijn vruchtbaar. 10 of 12 kinderen bij jonge mensen is zeer gewoon. Daarbij moet gij in het oog houden, dat men de kinderen maar twee maanden zoogt en dan laat meeëten. Ik heb er gezien die eruitzagen als wolken. 's Avonds was het weer naar het koffiehuis voor ijs.
| |
Maandag, 19 juli.
De rekening viel mee. Dat bevredigde ons. Overigens verlieten wij niet ongaarne Turijn en verlangden naar huis. Dat is naar Milaan, dat gij mij nog lang zult horen roemen. De tocht duurde twee dagen, die ik in het kort zal beschrijven. De gehele streek is vlak en volmaakt Hollands:
| |
| |
zelfs moerassig, groene weiden, grote rijstvelden die veel water nodig hebben. Links tegen het noorden ziet men de Zwitserse Alpen in de verte, vooral de Mont Rosa, op één na de hoogste berg, vreselijk met sneeuw bedekt. De eerste dag te Verceil aankomende, waar wij moesten overnachten, hadden wij een zeer zwaar onweer. De volgende dag, dinsdag 20 juli, ontbeten wij te Novara, dineerden te Cedriano en kwamen braaf warm en bestoven in het hotel Reichmann te Milaan terug. Wij kregen andere, maar zeer goede kamers, verfristen ons wat en togen toen naar ons oude koffiehuis, waar ik mij te goed deed aan overheerlijk ijs (ik was de weg nog niet vergeten). Een nieuw soort noemt men nu Algiere.
| |
Woensdag, 21 juli.
Toen ik uit het bad terugkwam, was mijn eerste [?] naar de post en uw lange brief van de 7de verheugde mij niet weinig. Maar waarom zo kort over uzelf geschreven? Ander nieuws begeer ik niet, maar gij moet mij recht omstandig schrijven wat gij al deed en hoe het met de borst gaat en hoe Wilhelmientje en Hop het dagelijks maakten. Zie, dat is nieuws, wat mij belangrijk is en daar moet gij mij lang en breed over schrijven. Denk daarom voor de volgende brieven en overtuig u, dat ik wezenlijk verdriet heb van zo ver van u af te zijn. Gij kunt dat lenigen door veel over uzelf te schrijven. Hoe laat gij opstond, wat gij toen deed, wat dan, na het ontbijt enz. enz. enz. Dan zou ik mij zo bij u kunnen verplaatsen. Wij zijn vanmorgen weer naar de Ambrosiana geweest om nog het een en ander te beschikken, doch vergeefs. Er was vakantie. Toen met de jonge Hogendorp die wij hier hebben aangetroffen naar het Paleis delle Arti (zie een van mijn vorige brieven) om beelden en schilderijen te zien. Hogendorp heeft niet alleen in Italië maar ook veel in Griekenland gereisd en zijn conversatie is zeer belangrijk. Ik zal u er naderhand van vertellen. Toen limonade in het koffiehuis. Toen deze brief vervolgen, dat mij altijd een uitspanning is. Te 4 uur aan tafel en goed gegeten, met braaf ijs in de wijn! Toen ben ik nog iets voor u in de winkels gaan
| |
| |
zoeken. En nu, te half 8, gaan wij thee drinken. Onze vriend Kluki zag ik zoëven op straat. Hij komt ons straks zien.
| |
Donderdag, 22 juli.
Kluki is gisteravond van 9 tot elf uur bij ons geweest: zeer aangenaam. Maar ik moet u nog vertellen van de bibliotheek van de Brera, die ik gisteren voor de tweede keer zag. Wij waren nu op een meer familiare voet met de abt Gironi, de bibliothecaris, die ons alles liet zien, bij voorbeeld heerlijke plaatwerken en prachtedities, waarvan wij bij ons niet het me gedeelte hebben. Onder andere (hoe jammer dat wij nu juist het theater zelf niet kunnen zien) een plaatwerk, zeer kostbaar, met alle decoraties van het theater della Scala. Ook zagen wij een groot rooms mis-muziekboek voor de geestelijken van de Chartreuse te Pavia gemaakt, op perkament (3 à 4 honderd jaren oud) waarvan de initiale letters (zoals dat in veel handschriften gebruikelijk is) met de heerlijkste tekeningen versierd waren. Vandaag moet ik nu nog naar de Ambrosiana. Mijn vriend Mancini heb ik gisteren elders ontmoet en hij belooft mij bij de hand te zullen zijn. Dan moet ik nog naar de bankier, nog bagatellen kopen, alles inpakken, en morgenochtend vroeg gaan wij van hier naar het Lago Maggiore om de Borromeïsche eilanden te zien en zo over de Simplon naar Genève, waar ik uw brief weer hoop te vinden, en u verder zal schrijven. Intussen lieve beste vrouw, verwacht ik na de 8ste augustus uw brieven te Bazel tot de 24ste augustus, omdat ik u, in mijn rondzwaaien door de Alpen geen precies adres kan opgeven. Ik zal dan wel maken, dat ik uw tijding krijg. De 24ste begint onze terugreis van Bazel af. Gij meldt mij niets van het huis. Dus vertrouw ik, dat het nog in zijn geheel is. Hoe is het met onze keukenschoorsteen? O, ik verlang zo naar huis! Ik ben en blijf zo gezond als ooit, en met matigheid, baden, ijs en limonade kan ik de hitte goed verdragen. Daarenboven is de lucht hier minder drukkend dan bij ons 's zomers. Evenwel klagen de Italianen. Mijn plan om mijn thuiskomst te verhaasten geef ik niet op. Nader schrijf ik u bepaald. Hoort gij iets van Van der Linde? Veel
| |
| |
aant.
complimenten toch aan tante en Mien en zend vooral bericht aan Mama, erbij schrijvende, dat ik onmogelijk aan meer personen kan schrijven. Dag beste, liefste Anna. Met geheel mijn ziel omhels ik u en de kleine wurm en Hop. Adieu.
|
|