| |
Cadenabbia, 2 juli 1830.
Ik heb mijn vorige brief, lieve beste vrouw, die ik te Chiavenna sloot, nog in mijn koffer om overmorgen te Milaan op de post te doen. Evenwel begin ik een nieuwe om op mijn gemak te vervolgen. Want alles achter elkaar te schrijven is de reizende mens niet gegeven, die zijn tijd met alles verliest. Tot aanvulling van mijn laatste meld ik u nog omtrent Chiavenna, dat het van alle kanten zo in de bergen ingesloten ligt als Heidelberg van twee zijden is. Verbeeld u het onderscheid van klimaat. Eergisterenavond konden wij te Splügen geen aardbeien krijgen, omdat die daar pas in augustus rijp waren en gisterenavond te Chiavenna ook niet omdat ze daar al gedaan hadden. De Albergo Conradi (logement van Conradi) te Chiavenna is volmaakt in orde. Een uitmuntende salon met balkon, de ingang hebbende op een open galerij aan een grote binnenplaats, zoals hier veel grote huizen gebouwd schijnen. De man zelf allervoorkomendst. Wij hebben daar onze koetsier afgedankt, omdat de reis door Italië met het extra transport over de meren per stoomboot zulk een vast rijtuig zeer kostbaar zou maken. Het is het best extra post te rijden, omdat men overal goed rijtuigen erbij kan krijgen. Men behoeft zijn bagage slechts zo in te richten, dat er niet veel aan te beschadigen valt.
Hedenmorgen zijn wij kwart voor zeven met extra post gereden naar Riva, aan het Lago di Como. Daar voeren wij in een overdekte schuit over het kleine meer naar Domaso, aan het begin van het grote meer. Het rijden was door een heerlijk dal. Het varen tussen hoge bergen verveelde ons niet, hoewel het 3½ uur duurde. Te Domaso moesten wij op de stoomboot wachten, die van Como komt, dagelijks, en dan met de aankomenden dadelijk weer naar Como keert, dat geheel aan de zuidelijk punt van het meer ligt. Veel zien wij reeds van Italiaanse mensen, figuren en kledij geheel anders dan aan de overzijde van de
| |
| |
Alpen. Levendig sterke fysionomieën, gesticuleren bij het spreken, mannen met grote Italiaanse strohoeden (zoals bij ons de dames), onder anderen de tuinman van een buitenplaats die wij zagen. Op de stoomboot die te half één met ons vertrok, waren zeer weinig mensen, maar wij hadden ook genoeg aan de heerlijke omstreken te zien. Minder stout dan het Walenstadter-meer, maar sierlijker nog dan dat van Zurich. Het zijn niet alleen dorpen in menigte, maar fraaie stadjes, elegant gebouwde lusthuizen, kerken, kapellen, vlak aan het water (dat helder zeegroen is) of tegen de glooiing der hoge bergen aan. Men verzadigt zich niet en het was uitmuntend weer. Wij zijn halverwege uitgestapt en met het bootje aan land gebracht te Cadenabbia, waar een zeer goed logement is (à la Porte, bij Melan geloof ik) en op een kamer, met uitzicht zoals wij het samen te Rudesheim hadden, schrijf ik dit te 10 uur. Wij hadden eerst gedineerd, volmaakt in orde, onder andere met sardellen, een fijn gebakken visje, en met een forel zo groot als een goede snoek, lichtrood, en veel van zalm hebbende. Vervolgens gingen wij de Villa Sommariva zien, daar vlak naast, een vorstelijke buitenplaats. Oordeel over het klimaat: de passiebloem staat hier, als bij ons de kamperfoelie, tegen het huis aan, de heliotropium is een struik van 8 voet hoog. Honderden citroenbomen, waarvan de duizenden vruchten op het punt waren van rijp te zijn, en zo alles. Van een hoge koepel hadden wij een voortreffelijk uitzicht over het meer, dat zich niet ver van daar verdeelt in tweeën, Lago di Lecco en Lago di Como. De maan spiegelt zich in het gladde water. Hoe wenste ik u hier bij mij te zien! Tot morgen, beste vrouw, dan schrijf ik verder.
| |
3 juli.
Het was vanmorgen heerlijk weer. Mijn slaapkamer was een hoekkamertje. Uit mijn bed zag ik op het meer en de fraaie platanenallee. Na het ontbijt stapten wij te 7 uur in een gehuurde boot met drie roeiers. Zo gingen wij het meer verder op naar Como. Het meer overtreft zeker alles wat wij van dien aard in Zwitserland gezien hebben in verscheidenheid, rijkdom
| |
| |
aant.
en smaak van architectuur en in volkrijkheid. Het is betoverend, omdat men door de veelvuldige krommingen van het meer telkens iets nieuws ziet. Onder andere zijn wij afgestapt aan de Villa Pliniana. De naam is ontleend aan het feit dat Plinius in de tweede eeuw van onze tijdrekening reeds de merkwaardige bron heeft beschreven, die zich hier bevindt. Zijn brief daarover hebben wij nog onder zijn geschriften en een Italiaanse vertaling daarvan is op steen geplaatst in de corridor van deze villa. Het voormalig (thans onbewoond) prachtig gebouw rijst uit het meer op tegen de flauw glooiende berg aan. Behalve de antieke zalen en galerijen vertoont men die bron, die op regelmatige tijden, namelijk om de twee uur, eb en vloed geeft. Toen wij erbij kwamen begon juist de vloed en zagen wij het water uit de diepe grot opkomen. Dan ziet men hoe een forse waterval onder het paleis door in het meer neerstort. Achter het gebouw is de tuin met terrassen, met heerlijke cipressen, acacia's, oranjebomen, moerbei- en vijgebomen fraai bezet. Van daar gingen wij aan de overzijde de Villa d'Este zien. Deze ligt allerschoonst, ook vlak aan het meer. Het paleis is vorstelijk, maar modern en in een prachtige Italiaanse smaak. Alle kamers in fresco heerlijk geschilderd, zelfs stenen mozaïekvloeren, zoals men elders houten geparketteerde vloeren heeft. Dit zou u alles, om de vreemde luxe zeer frapperen. Er is ook een zeer lief theater in het gebouw, vrij wat mooier dan te Schwetzingen. Deze villa werd enige tijd geleden bewoond door de prinses Caroline van Engeland, waarover dat wonderlijke proces is geweest wegens haar wangedrag. Eindelijk kwamen wij te twee uur te Como en vonden goede kamers in de Albergo dell'Angiola, met uitzicht op het meer. Wanneer wij samen reizen zullen wij het meer van hier af bevaren. In Como zelf is niets merkwaardigs. Wij hebben best gedineerd, koffie gedronken en spoedig ben ik de stad gaan doorwandelen. De Domkerk is fraai. De meeste winkelstraten
zijn met arcades. Dat is, men wandelt onder de tweede verdiepingen der huizen.
| |
| |
aant.
In een koffiehuis zit men onder de arcades, dus gedekt en toch in de lucht en op straat. Voor 8 stuivers Hollands geld hebben wij met ons drieën heerlijk ijs gebruikt. Onze thee en brood staan gereed en wij gaan vroeg naar bed, om morgen te 5 uur naar Milaan te rijden. Zoudt gij wel zeggen, dat men hier nu aan de laatste herenboontjes is? Vijgen eten wij op het dessert. Adieu, tot morgen.
| |
Zondag 4 juli.
Ik ben een paar dagen achter, mijn lieve, beste vrouw, door het menigvuldige dat mij te doen en te zien stond. Nu zal ik mijn best doen dit in te halen en u deze brief dan spoedig te zenden. Deze dag zijn wij 's morgens te 5 uur van Como gereden naar Milaan. Wij hadden kennis gemaakt met een zeer aardig man, een Pool, die als Oostenrijks financieel beambte sedert 13 jaar te Milaan woonde en volmaakt Italiaans sprak. Deze had ons het rijtuig goedkoop bezorgd (terwijl vreemdelingen altéén altijd gesneden worden) en deed ons te Borassino halverwege ook goedkoop ontbijten à la fourchette. Wegens de spijzen zal ik straks iets schrijven. De morgen was hemels. De chaussée allerbest. Langzamerhand verlieten wij de bergen en werd het land vlakker, hoewel de Alpen nog altijd in zicht bleven en ook 20 à 30 uur ver steeds blijven. Hier en overal in deze streek wordt zeer veel Turkse tarwe geteeld, waarvan de landlieden en de geringere klasse een gewoon voedsel toebereiden door het meel daarvan met water te koken, dat zij polenta noemen. Milaan naderende, bemerkt men ras dat men een hoofdstad nabijkomt aan de prachtige laan die men doorrijdt. Ik kan u niet beschrijven hoe zeer mij deze stad trof. Wij reden haar te half elf binnen. Grote, zeer brede straten, grote huizen, reeds in de voorstad, een onbeschrijfelijke levendigheid op de straat, niettegenstaande de zondag. De meeste winkels open, hebbende alle voor de deuropening gekleurde gordijnen hangen, zoals men bij ons op de kermis in de spellen ziet hangen. Deze gewoonte strekt zich ook uit tot de kerken, waarvan wij er sommige voorbijreden, die gordijnen van rode
| |
| |
of gele zijde met prachtige franje in de deur hadden hangen. Alle vrouwen zonder onderscheid met de zondag over het blote haar een zwarte voile, zoals Dora zaliger gedachtenis. Verder bestaat de stad inderdaad louter uit paleizen. Nooit heb ik zoiets groots van een gehele stad kunnen denken. Men weet waarlijk niet meer waar de gemene man moet wonen. Ook de bestrating is uitmuntend en zindelijk. En voor het gemak der rijtuigen liggen er in het midden der straat, voor het rechter- en linkerwiel repen van blauwe stoepstenen, ieder anderhalf voet breed, zodat het rijtuig als over een aanhoudende kolfbaan rolt. Is de straat zeer breed, dan heeft men twee zulke rijwegen en op de pleinen zijn ze in alle richtingen. Dezelfde steen heeft men voor trottoirs, in plaats van onze kleine steentjes. Wij stapten af aan het hotel van Reichmann, waar alles in de Duitse manier gemonteerd is. Men prijst ook de Albergo Reale, maar daar is het duurder. Met u zal ik hier eenmaal, hoop ik, allerprettigst logeren. Er zijn allerliefste appartementen, en geen schijn van onreinheid. Onze nieuwe kennis heeft ons ook dit voordeel bezorgd, dat wij er aan de poort zeer gemakkelijk van afgekomen zijn en onze goederen niet werden gevisiteerd. Wij namen ook zijn vriendelijk voorstel aan om met ons naar Monza te rijden, een uur nadat wij waren aangekomen. Ondertussen hadden wij Royaards en Hinlopen van Utrecht hier weer aangetroffen, die over de St. Gotthard te voet waren gekomen. Onze nieuwe kennis, Kluki genoemd, bezorgde ons een goedkope eenspannige wagen en wij reden dan naar Monza, dat hier 5 uur vandaan ligt. De weg ernaar toe is vorstelijk. Grotendeels is het een lijnrechte allee van 4 rijen platanen. Achter het stadje ligt het slot van de koning van Lombardije (broer van de keizer van Oostenrijk) die 's winters te Milaan resideert. Eerst gingen wij in de tuin van het slot wandelen, die zeer groot en heerlijk aangelegd is. Toen gingen wij eten. Zeer dikwijls doet men dit onder de
open galerijen, die om of achter het huis zijn. Het was hemels weer. Onze vriend leerde ons, dat men bij zulke gele-
| |
| |
aant.
genheden niet algemeen diner moest ordonneren, maar bijzondere spijzen. Dan at men goedkoper en kreeg men hetgeen men wilde. Men vraagt zuppa di riso (rijstsoep, waarbij men een schoteltje geraspte kaas krijgt, formaggio di grano), dan een manzo restretto (zeer goed stuk ossevlees), ook frittura bianca of di covadilla of vitello (kalfsvlees) bij voorbeeld con fungi (met champignons), ook bottiglia del vino con pane (fles wijn met brood) en daarbij formaggio di Lecco, ook is pulpetta een goede kalfsragoût. Men drinkt hier dan rode landwijn (vino rosso), die men aan de table d'hôte à discretion gebruikt, zonder afzonderlijk te betalen. Na het eten reden wij door het park rond, vast anderhalf uur lang, zo groot is dat, met hertenkamp, menagerie enz. Toen gingen wij Monza en de kerk nog eens zien. Andere historische curiositeiten, zoals de ijzeren kroon, daar was het te laat voor. Maar wij zagen in een nis het lijk van een hertog van Visconti, in 1416 gesneuveld en even zo geconserveerd als die monniken op de Kreutzberg. Door overheerlijke maneschijn reden wij naar huis, waarna ik zeer verlangde om uw brief te vinden. Wat heb ik die aan de mond gedrukt! Want alle bekoorlijkheden die ik zie verlichten nog mijn geweten niet, dat ik zo ver van u heb kunnen gaan. O, gij moet eens mee hier naar toe. Die Italiaanse hemel is voortreffelijk, geen hinderlijke warmte en de dames wandelen hier 's avonds blootshoofds. Met Mama hebt gij zeer goed gehandeld over Coline. Het spijt mij dat ik dit verzuimd heb voor te komen. Bij de eerste gelegenheid schrijf ik daarover een regeltje aan Mama, dat gij dan eerst maar eens moet lezen. Gij weet het hoe gij mijn algeheel geluk uitmaakt, wanneer gij ook, zoals gij zijt, moeder over mijn kinderen wilt zijn, en hoe gaarne ik daarom alles naar
uw genoegen schik. Schrijf mij toch meer over uzelf, hoe het met de borst gaat en met Wilhelmina, het zuigen, slapen enz. Tot nog toe kan ik u geen ander adres geven dan tot de 16de te Genève, en tot de 28ste juli te Bern. Zodra ik nader bepalen kan (gij begrijpt dat ik niet alleen ben en Hamaker schijnt niet het
| |
| |
vierde part te corresponderen van hetgeen wij te zamen doen) zal ik 't u melden.
| |
Maandag, 5 juli.
Deze dag is allerbelangrijkst en zeer voorspoedig voor mij geweest door het weer, dat bestendig heerlijk is en door de zaken die ik gezien heb. Maar ik zal u in mijn volgende brief schrijven, omdat het nu reeds over half twaalf 's avonds is en ik morgen te half zes op moet om naar de Dom te gaan, die, eens zo groot als de Pieterskerk, geheel van wit marmer is. Kluki komt ons afhalen. Dus mag ik niet mankeren. Dag lieve, beste vrouw. Ik zal deze sluiten om bij de eerste postdag te verzenden. Buitenop zet ik doorgaans de datum van de verzending. Nog eens, dag mijn beste, zorg toch voor u. Ik sta met mijzelf in tweestrijd om met Hamaker en Geel te breken, niet naar Genua te gaan en spoedig bij u thuis te komen. Maar is het ordentelijk? Ik weet het nog niet. O, ik verlang zo! Omhels allen van uw gezonde en verlangende man!
|
|