Versteend zeewier(1941)–Theo van Baaren– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Utrecht De grachten kruipen door de dode stad als evenvele volgevreten slangen en de barok verzakte huizen hangen moe op elkaar, de kelders altijd nat van grondrig water, bruin en slijmig, dat de smaak heeft van bedorven minverlangen; onder de straten lopen lage gangen, het zwart domein van basilisk en rat. Want hield een draak niet deze stad in stand, in 't bannet van zijn ogen ingesloten (bestaat ze soms alleen nog in zijn blik?) dan was Utrecht allang slechts puin en zand, waar ieder fundament op graven stoot en schedels slingren in het singelslik. Vorige Volgende