Versteend zeewier
(1941)–Theo van Baaren–
Auteursrecht onbekendTheo van Baaren, Versteend zeewier. Met illustraties van Hans van Norden. De Odyssee-Pers, Utrecht 1941
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: DEJONG 51, scans van Geheugen van Nederland
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Versteend zeewier van Theo van Baaren uit 1941. De illustraties zijn van de hand van Hans van Norden.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 4, 10) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
VERSTEEND ZEEWIER
[pagina 3]
THEO VAN BAAREN
VERSTEEND ZEEWIER
MET 4 TEKENINGEN VAN HANS VAN NORDEN
DE ODYSSEE-PERS - UTRECHT 1941
Op
[pagina 35]
INHOUD
| winteravondgezicht | 5 |
| utrecht | 6 |
| betoverd huis | 7 |
| twee sonnetten | 8 |
| hersteld arcadie | 10 |
| rokende spiegel | 12 |
| melancholie | 13 |
| alarm in het kamp van penthesileia | 15 |
| danseres | 16 |
| hekate | 17 |
| sirenen | 18 |
| groteske narcissus | 21 |
| berenice | 22 |
| blond welig zijn | 23 |
| harlekijn | 25 |
| muziek droomt glanzend | 27 |
| DE DROOMHAAS | 28 |
| ruk de sluier af | 29 |
| schouw in het oog | 30 |
| niet met orakels | 31 |
| de zee besprong | 32 |
| zwaar rust | 33 |
| naakt schreed zij | 34 |
[pagina 36]
COLOPHON
‘VERSTEEND ZEEWIER’, gedichten van Theo van Baaren werd gedrukt voor de Odyssee - Pers te Utrecht en kwam October 1941 gereed in een oplaag van 270 exx. Hiervan zijn 20 ex. gereserveerd voor uitgever, auteur en zijn vrienden (genummerd van I-XX). De overigen zijn genummerd van 21-120 en werden door den auteur gesigneerd en van 121-270. De tekeningen van Hans van Norden zijn in de eerste 120 ex. met de hand gekleurd.
Dit is nr. 79
