Versteend zeewier(1941)–Theo van Baaren– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Winteravondgezicht De dag vervalt rondom in vaal geworden brokken, de noodroep van de klokken, die 't hemelruim beklom, verdoft tot laag gegrom, de sneeuw begint te vlokken, dan wordt de wereld stom. Het water schemert vaag opeens vlak voor mijn voeten, zal ik dan toch ontmoeten, als jij, den dood vandaag in val of hinderlaag en met de andren boeten der harten nederlaag? Een muur rijst plotsling op voor mijn ontzinde schreden, het water is beneden, een lage deur, ik klop, ga wenteltrappen op, ik weet niet hoeveel treden, en sta dan op de top. De nacht ligt rondom dicht, slechts aan den einder splijten granaten 't duister, rijten een smalle scheur van licht. De handen voor 't gezicht hoor 'k stemmen mij verwijten mijn schuld aan dit gericht. Mijn schuld aan dit gericht. Vorige Volgende