Gedichten. Deel 1(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XXV] [p. XXV] Op de gedichten Van Dr. Joannes Antonides vander Goes. HElaas! wat hoor ik! ach de lacht, Loost klacht op klacht en zucht op zucht; De wolken schreijen met de winden, Apollo treurd; de Zangberg beeft; De dichtkunst twyfeld of ze leeft; Het laat zich al in droefheit vinden. Waar berg ik my in deeze nood? Myn vriend Antonides is dood; Die Heldendichter, 's waerelts wonder: De ziel, de zuyl, die held're zon, Der Nederduytsche Helikon, Gaat op de klaare middag onder. [pagina XXVI] [p. XXVI] Bedaar, schep moet verslaage geest, Antonides is niet geweest, Hy leeft door 't Y op alle stroomen; Hy leyd met zyn vergode hand, Als in triomf, Bellone aan band; En heeft de onsterf'lykheit bekoomen. Hy leeft, met helden die voor heen, Op 't bed van eer, zyn overleên, Noch in hun lof, door hem gezongen; Dies hy met dubb'le lauren praald, Van daar de zonne ryst en daald, En leeft, op goôn en menschen tongen. 't Is noodeloos dan meer beweend, Zyn heilige assche en koud gebeent; Zyn Vader, geeft hem ons herbooren, In deeze blaân, daar al wat leeft, En lust tot de Eedele dichtkunst heeft, Antonides kan zien en hooren. Pieter de la Croix. Vorige Volgende