Gedichten. Deel 1(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XXVII] [p. XXVII] Op de werken Van de heer J. Antonides vander Goes. - A quo, ceu fonte perenni, Vatum piëriis ora rigantur aquis; Antonides ten starren ingevaaren, Op 't zoet geluit, en klinken van zyn snaaren, Liet achter zig een schat, een erffenis, Die ruim genoeg onze aandacht waardig is. En kan het ons, en mag het ons gebeuren, Dat pronkjuweel met ongesloote deuren, t'Aanschouwen? nu met vlyt by een vergaart, En voor bederf van tyd en nyt bewaart? Myn Zangheldin door deeze uytneementheeden, Zoo schoon geschikt in order, en geleeden, Verbystert, kent nog ziet haar zelve niet; Maar tracht alleen op 't zwakke harders riet Antonides te volgen, zagt te queelen, Daar zyn trompet weet krachtig voor te speelen: 'T zy die de lof van de Ystroom maakt bekent, En draagt van 't eene aan 's werelts ander end; Of 't bloedig zwaart van Mars rukt uit de scheede; Of vleid zyn toon op d'aangenaame vreede, En sluit Bellone, en haar gewelt aan band; Of leid de Bruid met vreugd naa 't Ledekant, [pagina XXVIII] [p. XXVIII] En dekt haar zacht met Leliën, en Roozen, Ter rechter tyd geplukt, en uitgekoozen; Of voert het Hof van Sine op ons toneel, Daar Vorst Trazil, in 't barnen van krakeel, Beroert met kracht den Schouburg en zyn deelen. Wy zwygen hier van zoo veel andre speelen, En zangen, die hy zelf voor bastert kent; Om dat een hand, het speeltuig ongewent Dat schoon Muzyk ontsiert, en dooft zyn luister. Voor 't Zonnelicht is al 't gestarrent duister; Maar 't voegt niet dat een kaers op 't middaglicht, Zyn straalen schiete, en flikker voor 't gezicht. Antonides moet maar alleenig zingen. Zyn stem heeft magt om helder door te dringen. Wie met hem zingt, hy schreewe uit al zyn kracht, Wort slechts gelyk een Marsyas geacht, Die meer zig zelf als andre kan vermaaken, Die speelt en blaast met opgezwolle kaaken, En daegt, verwaant, Apol ten Speelstryt uit, Al heeft hy maar een weggewurpe fluit: Doch zoo zyn kunst nog iemand kan bekooren, Dien Midas dient gekroont met eezels ooren. Antonides verdient de laurekroon: Hy zingt een onnavolgelyke toon. Maar wie behoeft hem eer, of lof te geeven? Hy heeft die zelf met eige hand geschreeven, En groeit, en groent zo lang de koopvaardy, En oorlogsvloot zig baakere op het Y. Bartolomeus van Gent. Vorige Volgende