| |
| |
| |
| |
Voorrede van den Schryver.
OFschoon na Groot-Brittannien, 't geen de beide Koningryken Engeland en Schotland in zich bevat, Ysland het grootste Eiland in Europa en derhalven ook het grootste Land is, 't geen wel verdient dat men daarvan enig naricht heeft, is echter geen land waar van men minder met zekerheid weet. De Yslanders waren zo vlytig als eenig Volk in de Waereld, om alles eenvouwig en oprecht aan te tekenen, wat hun Vaderland sedert zyne ontdekking, die men in den jare 861 en zyne bebouwing in den jare 874 stelt, wedervaren is, zo dat het te wenschen ware, dat men uit hunne narichten van den beginnen een' aaneengeschakelde Historie van Ysland hadt, op dat men een net begrip zoude konnen bekomen, hoe het met een' Republiek in hare geboorte toegaat. Doch hoe oplettende en vlytig de Yslanders in het aantekenen hunner Historie geweest mogen zyn, hebben zy zich weinig gelegen laten liggen, om het Publiek een' volkome Beschryving van hun Land te geven; want de kleine Tractaten door Arngrimus Jonä en Theodorus | |
| |
Thorlacius by forme van twistredenen uitgegeven, niet als iets volledigs aangemerkt konnen worden, ofschoon zy anderzins zeer wel geschreven zyn, waarom men het den Vreemdelingen heeft overgelaten dien arbeid op zich te nemen, welken de inwoonders des Lands zelven het best zouden hebben konnen verrichten, vermits het voor een vreemdeling geen' geringe zaak is, een' volkome Beschryving te geven van een zo groot Land, 't geen teffens van wonderbare dingen in de Natuur vol is: ja zelfs is het voor een Vreemdeling t'enemaal onmooglyk, wanneer hy zich niet enigen tyd in het Land opgehouden, de taal geleert en zich benaarstigt heeft, om van alle dingen een' genoegzame kundigheid te verkrygen. Hoe zwaar die zaak echter is, heeft men nochtans onder de vreemdelingen de zodanigen gevonden, die in staat meenden te zyn, een' Beschryving van het Land te geven. Enigen van dezen zyn slegts een korten tyd in het land en teffens met een' Beschryving van het zelve gereed geweest. Anderen hebben het Land niet eens gezien, maar van de lieden, die op Ysland varen, allerlei berichten by een verzamelt, waaraan zy geloof gaven en derhalven hunne Beschryving daarop grondeden. Van dien eersten aart was de bekende Blefkenius, die een korten tyd op een Hollandsch Schip onder Ysland lag en mooglyk wel eens aan land ging, doch de taal geheel niet verstondt, en echter na zyne terug komst een klein geschrift van Ysland uitgaf, zo schaamteloos en tot verklyning van de ere der Natie strekkende, als het doorgaans onrecht en onwaarachtig is, waarom de geleerde Arngrimus Jonä hem in een byzonder tractaat onder den titel van Anatome Blefkeniana beantwoord en wederlegt heeft.
Van de tweede soort is de geleerde en beroemde Heer Johan Anderson, in leven eerste Burgermeester der Stad Hamburg, die, gelyk hy in zyne Voorrede zelf zegt: 'verscheide Schippers en Onderkooplieden, die met | |
| |
Flackvisch, Traan en diergelyken naar Gluckstadt komen, by zich ontboden, en hun zo door veel navragen, dan door het vertonen van verscheide Naturalia uit zyn voorraad bewogen hadt, dat zy hem wat zy van den natuurlyken en politiken toestand van dat Eiland wisten en hun zelven uit eige bevinding van de hantering en handel bekent was, naauwkeurig en omstandig verhaalden. 't Geen hy nu dus van hun te weten kwam en hem voorts van Ysland zeker bekent was, hadt hy opgetekent; zyne berichten van dat Eiland vervolgens in orde gebragt, en dezelve een ieder in de handen gegeven'. Hier uit ziet men, op wat gronden die Heer zyne Berichten gebouwt heeft, en dat die wakkere en voorname Man geenzins willens was, het Publiek een onvoordeelig begrip van het Land en de Natie te geven, maar ter nederstelde 't geen hy waarachtig geloofde te zyn. Als een verstandig en weetgierig Man trachtede hy en beyverde zich 'om van dit grote en in veelerlei opzichten merkwaerdig Eiland, in plaats van de verminkte, gebrekkige, verouderde en met talloze grove verdichtselen bedorven berichten, waar mede men zich tot nu toe hadt moeten behelpen, iets nieuwer, gewichtiger, volkomener en grondiger in 't daglicht te stellen'. Dus schryft hy zelf in de Voorrede, maar wist niet, dat hy, om de begeerde ware kundigheid van het Land te verkrygen, zich tot de onrechte Personen wendde; weshalven die verdichtselen en verouderde onware vertellingen van het Land alleen vermeerdert, de pryswaarde oogmerken van den Schryver verydelt, en het publiek misleid is.
Wanneer men al eens toestaan konde, dat onder de Schippers, Onder-Kooplieden en diergelyke personen, van welken wylen de Heer Burgermeester Anderson zyne berichten ontfangen hadt, enigen geweest mogten zyn, die verstands genoeg hadden, om van den natuurlyken en | |
| |
politieken toestand van Ysland te oordeelen, zo gehengt hun ampt en bezigheid niet, noch geeft hun gene gelegenheid, iets bestipts en voldoenends daar van te vernemen. Zy leggen in een' Haven aan de een' of andere zyde van het Land. Van hunne komst tot dat zy weder afzeilen, hebben zy genoeg te doen, de een met den Koophandel en de ander met het uit- en inladen der Koopmanschappen; weshalven zy gewis geen tyd overig hebben, om den toestand van het Land naar te vorsschen. Even zo weinig konnen zy van de hanteering en handel der inwoonders iets van belang weten; want wanneer de Schepen van de Compagnie in Ysland zyn, hebben de Yslanders niets anders te doen, dan hun hooi in te zamelen. De Vissery geschiedt dan niet veel, vermits de Visch in dien tyd niet wel gedroogt kan worden. Voorts bestaat de voornaamste bezigheid der inwoonders alsdan in den handel met de Kooplieden, waarom zy gewoon zyn, zich op te houden ter plaatse, alwaar die handel gedreven wordt. Van de gesteltenis der Lucht ten aanzien van warmte en koude konnen de Schippers en Kooplieden even zo weinig oordeelen; want die naar Glukstadt varen, bevinden zich maar alleen des zomers in Ysland. Heeft dusdanig een Persoon dan bericht, dat het aldaar zo warm was, dat men byna naakt moest gaan, zo vermoede ik, dat hy juist dien dag vele Visschen zou hebben moeten wegen en aan boord brengen. Heeft een Koopman gedurende den winter in Ysland gelegen, 't geen by wylen uit noodzaaklykheid door geleden schade aan zyn Schip heeft konnen geschieden, zulks hy niet weder vertrekken konde, zal hy denklyk uit geemlykheid en weerzin alles slechter en elendiger aangezien hebben, dan het wezentlyk was.
Hier uit blykt nu, hoe verre zich de bevinding van die lieden uitstrekt en hoe gering dezelve is. Echter is niet te twyffelen, dat zy zich daarop beroepen zullen hebben, toen zy de ere genoten, door den eersten Burgermeester | |
| |
van Hamburg verzogt en van hem zeer wel ontfangen te worden. Zy hebben het voor het geringste gedeelte van hun plicht gehouden, dien voornamen en geleerden Man alles te verhalen, 't geen zy volgens de aanleiding zyner vragen merkten, dat hy weten wilde, en voor geen zo onverstandigen en onachtzamen aangezien willen worden, als of zy van alle de dingen in 't Land geen naricht konden geven, byzonder nadien zy vermoedelyk dikwils aldaar geweest waren. Dus hebben zy zich op hunne eige bevinding beroepen en zo wel verhaalt 't geen zy niet wisten, als 't geen zy wisten.
't Is dan geschiedt, dat wylen de Heer Burgermeester Anderson, geenzins twyffelende aan de onwederspreeklyke waarheid en oprechtheid der hem gegeven berichten, vermits zy hem van lieden ter hand kwamen, die jaarlyks gewoon waren naar Ysland te varen, en alles uit de eerste hand en eige bevinding waanden te hebben, zyne Beschryving van Ysland ontworpen heeft; en nadien hem bekend was, dat het publiek weinig of gantsch gene kundigheid van dat zoverre afgelegen land hadt, wilde hy zyn geschrift ten dienste van het publiek gemeen maken, welke goede mening zyne erven vervulden, toen zy zyn Boek in druk gaven.
Vervolgens werdt dat geschrift uit het Hoogduitsch ook in het Deensch vertaalt en in die beide talen met groot genoegen gelezen, vermits men vertrouwde, daarin een volkomen en zeker bericht van het Land te zullen vinden; doch zo onwederspreeklyk het is, dat in 't gemelde geschrift vele geleerde en schrandere Aanmerkingen gevonden worden, die hunnen Auteur waardig zyn, zo zeker is het ook, dat de berichten, waarop de Schryver zich gegrond heeft, niet alle met de waarheid overeen stemmen.
Op dat dan het publiek in deze zeker gestelt en het Land verantwoord worde tegens deze en gene beschuldi- | |
| |
gingen, welke men tegens het zelve ingebragt heeft, heb ik besloten de tegenwoordige Beschryving te ontwerpen, waarin zekere berichten nopens het Land, de lucht, de inwoonders en hunne handteering gegeven worden. Ik volg het geschrift van wylen den Heer Burgermeester Anderson Artikel voor Artikel, en toon, waarin die Heer zich vergist, en hoe alles in der daad gelegen is. By die gelegenheid heb ik hier en daar mede iets nieuws bygebragt, waar van de Heer Anderson geheel niets gesproken heeft. Voorts steunt deze myne Beschryving op 't geen ik zelf gezien en gedurende een tweejarig verblyf aldaar te Lande ondervonden heb. 't Gebeurde aleer ik in 't land kwam, hebben my wakkere en gestudeerde Yslanders verhaalt, die het zelven gezien hadden en 'er beter bescheid van wisten, dan de gemene man, van wien een Schipper of Onderkoopman zyne berichten zoude hebben mogen bekomen.
|
|