Inleiding.
HEt is thans waereldkundig, hoe wylen de Koning Fredrik IV. van Denmarken, volgens deszelfs veelvuldig betoonden yver voor de uitbreiding van het Euangelium, ook by Groenlanders in de Straat Davis, met dat oogmerk twe volkplantingen met verordende predikanten op bequame plaatsen gesticht heeft. Zo dra my hier van, gedeeltelyk uit de gemene, gedeeltelyk uit byzondere berichten, iets ter oren quam, heb ik my benaarstigt, zo wel van de omstandigheden van zodanige volkplantingen, als inzonderheid van de gesteltenis dier landen en hunne inwoonders, waar van men tot noch toe weinig kennisse had, eigentlyke, omstandige en genoegzame berichten, zo veel enigzints doenlyk was, te erlangen. Inzonderheid heb ik schippers by my doen komen, die voor het genoodschap in Bergen, en zedert voor den laatst overleden Koning Christiaan VI. derwaarts gevaren, en langer dan een jaar daar te lande, en onder de Wilden doorgebragt hebben. Na ik van dezelve zeer naauwkeurige, goede en tot meer dan een gebruik nodige berichten ontfangen, en door vragen verkregen had, en daar by bespeurt, dat door de zodanigen, die nader zyn, en groter bequaamheid hebben, iets volledigs te verzamelen, nooit, buiten het noch onvolmaakt werkje, 't geen in de Deensche tale, onder den titel: Det Samle Grönlands nije Perlustration, in den jare 1729 te Coppenhage in octavo in 't licht gekomen is, iets de waereld is me-