| |
| |
| |
Joost Zwagerman
De buitenvrouw
door Ton Brouwers
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De buitenvrouw, de vierde roman van Joost Zwagerman (* 1963 te Alkmaar), verscheen in oktober 1994 bij uitgeverij De Arbeiderspers te Amsterdam. Na twee maanden lag de vierde druk in de winkel en het boek is sindsdien de aandacht van lezers blijven trekken. Op 23 maart 1999 plaatste de uitgever nog een advertentie op de voorpagina van NRC Handelsblad om bij de verschijning van een goedkope herdruk het publiek te laten weten dat er op dat moment 140.000 exemplaren waren verkocht. Tot op heden zijn er twintig drukken verschenen. De roman is bovendien in Duitse vertaling uitgebracht als Die Nebenfrau (2000).
Het boek bevat 235 bladzijden, onderverdeeld in negentien genummerde hoofdstukken van gemiddeld tien à vijftien bladzijden; het kortste hoofdstuk telt vijf bladzijden en het langste 24. Het verhaal wordt voorafgegaan door een omschrijving van het begrip uit de titel, ontleend aan het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands: een buitenvrouw is een ‘bijvrouw; naast wettige echtgenote of vaste concubine een partner die elders woont’.
In een interview met Jacob Moerman heeft Zwagerman vier motieven voor het schrijven van de roman gegeven. In de eerste plaats wilde hij het landschap van zijn jeugd, ‘de omgeving rond Alkmaar’, een keer op papier zetten. Daarnaast verwijst hij naar zijn getroffenheid door incidenten die betrekking hebben op de manier waarop ‘een multiculturele samenleving reilt en zeilt.’ Vervolgens zegt hij dat hij zich ‘ook heel duidelijk [had] voorgenomen om een schoolroman te schrijven’. Ten slotte wijst de auteur op het belang van actuele thematiek en een realistische verhaaltrant: ‘Veel schrijvers zijn bang voor het realisme. Dat is een soort scheldwoord geworden binnen de Nederlandse literatuur. Dat was voor mij nog meer reden om deze roman te schrijven. Ik wil literatuur schrijven over het Nederland waarin ik lééf. De onsterfelijkheid kan me gestolen worden, ik schrijf voor het hier en het nu.’
| |
| |
| |
Inhoud
Eén
Sinds veertien maanden heeft Theo Altena, dertiger en leraar Nederlands aan het Westfries College te Hoorn, een affaire met zijn jongere collega van gymnastiek, Iris Pompier. Zij zijn allebei getrouwd en ontmoeten elkaar iedere dinsdagmiddag in het huis van Iris, gelegen in een buitenwijk van de stad. Zoals altijd is Theo ook deze keer, een dinsdag in april, gefascineerd door de zwarte huid van haar naakte lichaam.
| |
Twee
Die middag heeft Theo nog één lesuur: havo 3F. Wanneer hij het lokaal binnentreedt, is de klas al aanwezig. Zoals wel vaker heeft een van de leerlingen een spotprent op het bord getekend, maar dit keer schrikt de leraar van wat hij ziet: een karikatuur van hem met de woorden ‘Blackie is the best’. Theo vermoedt dat Wouter Nijman er iets mee te maken heeft en vraagt hem het bord schoon te vegen, wat de jongen schoorvoetend doet. Zijn verontwaardiging over het racistische karakter van de tekening is groot, maar de gebeurtenis maakt hem ook onzeker.
| |
Drie
Toen Iris zo'n twee jaar geleden op de Noord-Hollandse streekschool werd aangesteld, was zij vanwege haar creoolse afkomst een geheel nieuwe verschijning. Geboren in Paramaribo was zij in 1977 op tienjarige leeftijd met haar ouders naar Nederland gekomen. Ze leerde Theo beter kennen tijdens een werkweek van school en hun contact heeft zich geleidelijk ontwikkeld tot een seksuele relatie.
| |
Vier
Na school rijdt Theo naar huis. Hij woont in de Bergermeer, een buitenwijk van Alkmaar. Bij thuiskomst is zijn vrouw Sylvia er al; zij werkt als juridisch adviseur bij de gemeente. Hun kinderloze huwelijk is na zeven jaar nog steeds hartstochtelijk; in wezen hebben ze het goed met elkaar getroffen.
| |
Vijf
Die avond voelt Theo zich moe. Toch gaan ze op bezoek bij Sylvia's ouders in Schagen en onderweg praat hij over de pesterijen van zijn leerlingen, zonder overigens in detail te treden. In gedachten is hij voortdurend bij het voorval van die middag.
| |
Zes
Tijdens het bezoek staat de tv aan. Het valt de vader van Sylvia op dat zwarte mensen ook al meedoen aan typisch Nederlandse quizprogramma's. Theo reageert verontwaardigd op zijn denigrerende opmerking, maar laat de discussie al gauw verzanden.
| |
Zeven
Weer thuis is Sylvia kwaad op hem vanwege zijn betweterige, arrogante toon tegenover haar vader. Ze kunnen allebei niet slapen en hun nachtelijk gesprek leidt tot een discussie over racisme in Nederland. Sylvia verbaast zich erover dat de
| |
| |
doorgaans afstandelijke Theo ineens zo betrokken is bij het onderwerp. Hij vertelt over het incident van die middag op school als verklaring voor zijn heftige reactie op zijn schoonvader, maar hij zegt er niet bij dat het zich in zijn eigen klas afspeelde.
| |
Acht
Theo, afkomstig uit een doorsnee katholieke familie, woonde tijdens zijn studie aan het begin van de jaren tachtig op kamers in Amsterdam. Hij herinnert zich dat zijn opa zich naar aanleiding van de rellen op Koninginnedag van 1980 laatdunkend uitliet over joden. En hij weet ook nog dat zijn broer ooit een paar jaar een relatie met een meisje van Indische afkomst heeft gehad, maar dat hij haar niet mee naar huis durfde te nemen. Ook was er het geval van de muizenverdelger die discriminerende opmerkingen over buitenlanders maakte zonder dat zijn moeder de man van repliek diende. Sylvia weet niets van deze discutabele voorvallen in Theo's familie en hij laat dat maar zo.
| |
Negen
Die nacht kan hij niet slapen en staat hij op. Sinds zijn affaire met Iris slaapt hij regelmatig slecht. Hij mijmert over hoe het is begonnen met de afspraakjes in een café tijdens tussenuren en dat Iris voorstelde, toen ze daar een keer gezien waren door een klas, om elkaar de volgende dinsdag bij haar thuis te ontmoeten. Hij kruipt weer in bed en slaapt nog enkele uren, totdat om kwart voor zeven de wekker gaat.
| |
Tien
Bij het ontbijt voelt Theo zich niet lekker. Tegenover Sylvia wijt hij het aan stress, maar in werkelijkheid is hij bang dat zijn overspel zal uitkomen. Hij besluit toch naar school te gaan.
| |
Elf
Zijn eerste les valt deels in het water omdat hij te laat is. Iris blijkt die dag niet op school te zijn; ze schijnt zich te hebben bezeerd door een val van haar fiets.
| |
Twaalf
Wanneer hij het volgende uur les geeft aan havo 3D, staat er net als de dag ervoor een spotprent op het bord met dezelfde woorden. Dit keer kan hij zijn verontwaardiging niet verbergen en geïrriteerd eist hij een verklaring. Al snel blijkt dat Wouter Nijman uit 3F bij Iris om de hoek woont en dat diens vader Iris en Theo regelmatig op dinsdag samen heeft gezien. Later die dag, als hij opnieuw havo 3F heeft, liggen er bij binnenkomst pornofoto's van zwarte vrouwen op zijn bureau, waaraan opnieuw dezelfde woorden zijn toegevoegd. Woedend stuurt hij onmiddellijk zes branieschoppers de klas uit, waaronder Wouter Nijman. De zaak escaleert echter als Theo nogal hardhandig te werk gaat, waarbij Wouter op zijn hoofd valt. Van zijn les aan 3F komt niets meer.
| |
Dertien
Al die tijd was Theo gefascineerd gebleven door het lichaam van Iris en de vele tinten zwart van haar huid. Hij kwam ook
| |
| |
steeds meer te weten over de interculturele aspecten van zijn relatie met haar, welke seksuele handelingen bijvoorbeeld taboe waren en waarom, maar al die tijd begreep hij nooit goed wat zij in hem zag.
| |
Veertien
Diezelfde middag licht Theo conrector Ferwerda in over het gebeurde tijdens zijn les. Die blijkt er al het een en ander van te weten, want de vader van Wouter Nijman heeft gebeld om zich te beklagen over Theo's onverantwoordelijke gedrag en om te zeggen dat hij werk van de zaak zou maken. Theo verdedigt zich tegenover Ferwerda door uit te leggen dat wat hem betreft de maat vol was, dat het racisme van de jonge Nijman niet langer kon worden getolereerd. Ferwerda zegt echter dat het incident niet zozeer om racisme draait maar om Theo's affaire met Iris, die binnen de schoolgemeenschap inmiddels een publiek geheim was geworden. Ferwerda had al overlegd met de rector en vertelt Theo dat hij maar een paar dagen vrij moet nemen om tot rust te komen.
| |
Vijftien
Wanneer hij in depressieve toestand thuiskomt, hoort hij van Sylvia dat er op klaarlichte dag bij de overburen is ingebroken. Dit leidt de aandacht af en hij vertelt niets over het voorval op school. Sylvia, angstig geworden door de inbraak, heeft al geregeld dat er de volgende dag een elektronische beveiligingsinstallatie in hun huis wordt aangelegd en ze heeft daarom een snipperdag opgenomen. Die nacht heeft hij opnieuw grote moeite om in slaap te vallen.
| |
Zestien
De volgende ochtend doet Theo alsof hij gewoon naar school gaat, maar in plaats daarvan zwerft hij door Alkmaar, bespiedt hij zijn eigen huis als de man van het beveiligingsbedrijf daar aan het werk is en ziet hij ook Sylvia in huis rondlopen. Zijn verwondering over de schoonheid en zuiverheid van het tafereel is groot.
| |
Zeventien
Vervolgens besluit hij om stiekem te kijken of Iris die dag weer op school is. Dat blijkt zo te zijn en omdat hij haar wil spreken, volgt hij haar auto nadat zij klaar is met haar lessen. Onderweg weet hij haar te stoppen en hebben ze een lang gesprek in een café. Iris zegt dat ze haar echtgenoot over hun geheime relatie heeft verteld en dat hij haar vervolgens heeft geslagen, reden waarom ze de dag ervoor niet op school was. Toch is ze vooral kwaad op Theo vanwege zijn gedrag op school en ze legt hem uit dat ze wel vaker en op veel schrijnendere manieren met racisme wordt geconfronteerd, gevallen waarbij de reactie van de leerlingen op hun relatie bijna in het niet valt. Ze vertelt ook over haar huwelijk en de buitenechtelijke avonturen van haar man. De affaire met Theo is wat haar betreft voorbij.
| |
Achttien
Op weg naar huis probeert Theo alles op een rijtje te zetten
| |
| |
en denkt hij terug aan het begin van zijn liefde voor Iris. Bij thuiskomst blijkt Sylvia even de stad in. Hij bekijkt de nieuwe beveiligingsinstallatie en ontmoet een opgewekte buurvrouw die hem vertelt dat de diefstal al is opgelost; de daders blijken van buitenlandse afkomst te zijn. Later hoort hij van Sylvia dat Ferwerda die dag nog heeft gebeld omdat hij dacht dat Theo thuis was. Omdat zij meende dat hij op school was, is zij heel nieuwsgierig naar zijn verklaring.
| |
Negentien
Theo vertelt over zijn stress, de toegenomen ordeproblemen op school, de incidenten en zijn slapeloosheid, maar zwijgt over zijn overspel. Sylvia accepteert zijn verklaring voor zijn gedrag. Die avond krijgt hij een telefoontje van Ferwerda met de boodschap dat er geen formele klacht tegen hem zal worden ingediend. Theo beseft nu dat hij er goed van af komt. Hij realiseert zich dat Sylvia zijn overspel alsnog bij toeval kan ontdekken, maar als hij de komende tijd voorzichtig is en alles in de gaten houdt, zal het wel loslopen.
| |
Interpretatie
Thematiek
De buitenvrouw is een realistische roman over overspel, gesitueerd in een Nederlands provinciaal milieu. De hoofdpersoon Theo Altena, leraar Nederlands, heeft na enige tijd een seksuele relatie gekregen met de nieuwe docente voor gymnastiek, Iris Pompier. De intrige heeft betrekking op het al dan niet uitkomen van die relatie. Theo slaagt er uiteindelijk in om het bestaan van de relatie in ieder geval voor zijn vrouw Sylvia verborgen te houden. Daarnaast geeft de roman een beeld van het meer abstracte spanningsveld in de hedendaagse Nederlandse samenleving rond etniciteit, racisme en culturele verschillen. Iris is van creoolse komaf en blanke Theo wordt juist met name gefascineerd door haar donkere lichaam. Sinds hun affaire is hij zich weliswaar veelvuldiger bewust van de problematiek van racisme, maar zijn verontwaardiging over de intolerantie van de Nederlandse samenleving wordt overschaduwd door zijn pogingen om zijn overspel niet te laten uitkomen. Hij voelt zich meer geroepen om de continuïteit van zijn maatschappelijke leven te verzekeren dan dat hij zich daadwerkelijk met zaken als discriminatie engageert. Als duidelijk is dat zijn avontuur met Iris voorbij is, trekt hij zich weer terug in de beschermde wereld van zijn huwelijk en huis, een domein dat nu op symbolische wijze wordt beveiligd door infrarood prikkeldraad.
| |
Opbouw
Het verhaal speelt zich af op drie opeenvolgende dagen in april aan het begin van de jaren negentig. Een verslag van
| |
| |
Theo's wekelijkse ontmoeting met Iris op dinsdag wordt gevolgd door het eerste signaal, in zijn laatste les die dag, dat de relatie tussen beide leraren binnen de schoolgemeenschap niet langer geheim is. Woensdag is de dag waarop alles uit de hand loopt: Theo verliest zijn zelfbeheersing als hij opnieuw door zijn leerlingen met zijn overspelige relatie wordt geconfronteerd en hij een van hen op hardhandige wijze uit de klas verwijdert. Iris licht tegelijkertijd haar man in over haar buitenechtelijke relatie. Aan het einde van die dag staat zowel Theo's baan als zijn huwelijk op de tocht, omdat de kans groot lijkt dat hij tegenover zijn vrouw Sylvia zijn overspel niet langer zal kunnen verzwijgen en de leerling mogelijk een klacht tegen hem zal indienen. Maar op donderdag komt alles op zijn pootjes terecht: Iris verbreekt de relatie met Theo, Sylvia accepteert zijn verklaring voor zijn overspannen gedrag en uit het telefoongesprek met de conrector blijkt dat de uit de klas verwijderde leerling niet werkelijk gewond is en dat een formele klacht achterwege zal blijven.
| |
Vertelsituatie / Opbouw
De chronologische opeenvolging van de gebeurtenissen wordt regelmatig onderbroken door lange flashbacks van Theo, waarin hij terugblikt op zijn relatie met Iris, het begin ervan, zijn fascinatie voor haar lichaam en zijn ervaringen met racisme in zijn omgeving. Zij voorzien de gebeurtenissen van die drie dagen in april van een culturele en maatschappelijke context: de Nederlandse samenleving anno 1990. De gebeurtenissen in het verhaal en de context ervan worden hoofdzakelijk vanuit Theo's perspectief belicht: de alwetende verteller geeft de lezer uitsluitend en vrijwel voortdurend toegang tot de gedachtewereld van Theo, terwijl die van de andere personages niet aan bod komt. Het bestaan van bepaalde visies en emoties bij Iris en Sylvia blijkt indirect uit hun handelen of deels uit aanhalingen van hun woorden, maar hun karakters worden verder volledig gekleurd door de visie van Theo.
| |
Thematiek
Het inzicht van de lezer in de verschillende culturele domeinen die in de roman aan de orde komen, zoals het huwelijk, de familie, de school, de buitenwijk, de provinciestad en de multiculturele samenleving, blijft dan ook afhankelijk van de manier waarop Theo die ervaart. Zijn kijk is overwegend cynisch, geoefend als hij is ‘in afkeer van de wereld’ (p. 50). Hij houdt wel van Sylvia en is in wezen gelukkig in zijn huiselijk leven met haar (‘Alle leven buitenshuis was welbeschouwd een opgave’, p. 46), maar zijn mijmeringen en overspel getuigen van weinig respect voor zijn vrouw, zeker door zijn tot het einde toe volgehouden streven tot geheimhouding. De middelbare school komt in de roman eveneens naar voren als een wereld waar je maar beter niet toe kunt behoren. Theo is nauwelijks
| |
| |
gemotiveerd voor het leraarschap, lijkt allerminst gegrepen door de inhoud van zijn vak, heeft weinig op met zijn collega's (met uitzondering van Iris) en vertoont tegenover leerlingen uitermate berekenend gedrag.
Door de exclusieve aandacht voor de belevingswereld van Theo treedt een belangrijk aspect van zijn karakter op de voorgrond, namelijk zijn neiging om zaken te verhullen en zijn omgeving te manipuleren. Hij verzwijgt niet alleen zijn overspel, maar hij vindt het ook maar beter om zijn vrouw niets te vertellen over de minder weldenkende elementen in zijn familie. Ook tegenover Iris heeft hij de neiging om de dingen weg te stoppen. Hij beschouwt zijn buitenechtelijke seks slechts als ‘baldadigheid’, maar hij durft haar niets te zeggen over zijn bizarre fantasieën tijdens het neuken met haar (p. 99). Door de mate waarin en de manier waarop Theo's doen en laten in De buitenvrouw centraal staat, wordt het een roman over zijn streven de ander - in het bijzonder vrouwen en leerlingen - te manipuleren. Zijn handelen wordt psychologisch geheel gemotiveerd door zijn verlangen om heer en meester te blijven van zijn omgeving. In het nauw gedreven gaat hij obsessief op zoek naar controle over zijn werkelijkheid. Hij ontpopt zich gaandeweg bovendien als de burgerman par excellence, gepreoccupeerd als hij is met zijn eigen wereldje, met de honderden kleine dagelijkse gewoontes en rituelen die als ‘minuscule bakens’ zijn leven schragen en een ‘orde der dingen’ scheppen. Zwelgend in ‘de troost van orde en herhaling tot in het allerkleinste’ gelooft hij het leven onder de duim te houden, het aldus te ‘dempen’ (p. 230, 231). Zijn neiging tot manipulatie van anderen blijkt met name uit het feit dat hij eigenlijk ontevreden is als Sylvia zijn verklaring voor zijn gedrag zomaar gelooft en accepteert. Daarom dwingt hij haar in een taalspel waarin hij zinspeelt op zijn overspel, juist om elk vermoeden daarover bij haar te ontkrachten. Pas als zij hierin meegaat en hij daardoor zijn ‘geheim’ kwijt is en hij de affaire in een sarcastisch daglicht kan plaatsen, wat
hem de nodige distantie verschaft, pas dan waant hij zich weer volledig heer en meester van de situatie (p. 227, 228).
| |
Titel
De titel van de roman verwijst rechtstreeks naar Iris en de praktijk van mannen binnen de creoolse gemeenschap om er naast hun echtgenote diverse ‘buitenvrouwen’ op na te houden (vergelijk p. 194, 206-208). Voor Theo is Iris ook een soort buitenvrouw. In de roman is haar rol echter gering en bovendien dubbelzinnig. Hoewel zij zich maatschappelijk gezien als een zelfstandige vrouw heeft weten te manifesteren, fungeert ze binnen het verhaal vooral als het object van Theo's seksuele lust, dat wat hem uit zijn vertrouwde domein trekt, terwijl zij
| |
| |
binnen haar eigen huiselijke domein door haar echtgenoot wordt mishandeld. In overdrachtelijke zin is zij een ‘vrouw van buiten’, een nieuw lid van de Nederlandse samenleving. Haar nuchtere kijk op de escalatie van haar contact met Theo, zoals die met name in hoofdstuk 17 tot uitdrukking komt, staat in schril contrast met zijn gedraai en berekenende gedrag. Binnen de context van de vertelling fungeert zij eveneens als een ‘buitenvrouw’, omdat haar innerlijke leven als tegenwicht voor dat van Theo niet werkelijk gestalte krijgt.
| |
Stijl / Poëtica
De buitenvrouw is een op klassiek realistische wijze vertelde roman, gericht op de uitbeelding van een actueel conflict in de contemporaine samenleving. Het realisme heeft deels betrekking op de handeling en het werkelijkheidsgehalte van het onderwerp; de personages zijn aan de alledaagse actualiteit ontleend en de auteur maakt veelvuldig gebruik van scènes en beschrijvingen om hun milieu op een voor de hedendaagse lezer herkenbare wijze te karakteriseren. De roman imiteert het leven in zekere zin: Theo wordt wakker, ontbijt, gaat naar school, doet zijn werk, komt thuis, gaat naar bed, kan niet slapen, staat op, kruipt weer in bed, ontwaakt, enzovoort. Scènes worden op een fotografische en expliciete wijze beschreven zonder veel aan de verbeelding van de lezer over te laten. De meeste personages zijn ‘gewone’ mensen; hun levens, gevoelens en gedragingen zijn overwegend duidelijk en zelfs voorspelbaar en zij hebben dan ook geen uitgebreide analyse of overdadige beschrijving nodig. Met uitzondering van Theo zijn de personages stereotypen; dit geldt met name voor figuren als conrector Ferweda en leerling Wouter Nijman, maar zelfs Theo's doen en laten sluit volledig aan bij het bekende, burgerlijke, mannelijke handelingspatroon. Daarnaast is de afzijdige, neutrale alwetende verteller typerend voor het realisme van de roman. Een enkele keer laat deze verteller doorschemeren dat hij wel degelijk een visie heeft op zijn hoofdpersonage. Zo is de hyperbool in de zin ‘En Theo dronk zijn glas leeg met het air van een kosmopolitische grootindustrieel’ nauwelijks anders dan ironisch op te vatten, juist vanwege het contrast tussen de maatschappelijke macht van de grootindustrieel en die van Theo in zijn kleine, zorgvuldig afgepaalde werkelijkheid (p. 230). Naar het einde toe wordt de hoofdpersoon in het algemeen met meer distantie beschreven, met name in de laatste vijf bladzijden. Maar op het vlak van de twee
‘schandalen’ die de roman belicht, namelijk racisme en het (verborgen) overspel, formuleert de verteller geen expliciete oordelen of veroordelingen. Het taalgebruik sluit eveneens aan bij het realistische karakter van de roman. De auteur maakt gebruik van direct toegankelijk proza zonder veel versiering of kunstmatige tech- | |
| |
nieken. Er is eerder sprake van alledaagse taal dan van literaire taal. Aan het Surinaams-Nederlands ontleende termen verrijken het proza, al is het bereik van deze strategie beperkt, grotendeels omdat Iris relatief weinig het woord krijgt. Een naturalistisch element in de roman is de nadruk op Theo's ziekelijke aandacht voor seksuele lust en zijn morbide associaties tijdens zijn seksuele beleving.
| |
Thematiek
De auteur gebruikt de romanvorm om een karakteristiek facet van de hedendaagse culturele dynamiek in de Nederlandse samenleving uit te beelden, maar hij kiest daarbij voor een uiterst traditioneel vertelprocédé en dito hoofdpersonage. De buitenvrouw is zelfs een schoolvoorbeeld van Hollands realisme met Theo als de held die zich in de benauwde ruimte van dat realisme - zijn huwelijk, zijn schoonfamilie, zijn overspel, zijn school, de buitenwijk, de provincie - niet alleen staande weet te houden, maar daarin feitelijk ook gedijt. Het is een domein, zoals de roman laat zien, waarin tolerantie en kortzichtigheid naadloos in elkaar overgaan en, afhankelijk van de situatie, ten eigen bate worden aangewend. Theo, een representant van de generatie die volwassen werd in de jaren zeventig en die mede door de toegenomen opleidingsmogelijkheden over een groter inzicht in culturele verhoudingen en een meer complex zelfbesef zou kunnen beschikken, is slechts uit op de instandhouding van het kleinburgerlijke leven dat hem heeft voortgebracht. Hij is iemand die naar eigen zeggen walgt van de mensheid en er tegelijkertijd prat op gaat dat hij daarbij niet discrimineert. In verband met het op maatschappelijke verdraagzaamheid geïmpliceerde engagement in de roman is hij dan ook geen hoopgevend personage. Zijn neiging tot controle en manipulatie van de ander, zijn veinzerij en lafheid bieden juist een voedingsbodem voor het voortbestaan van de culturele status quo.
Op een meer abstract en historisch niveau moet ten slotte de vraag worden gesteld in hoeverre de roman zich werkelijk kritisch verhoudt tot de actuele maatschappelijke realiteit in Nederland. Theo's overspel kan worden begrepen als het overspel van de traditionele Nederlandse cultuur, een cultuur die zich historisch gezien kenmerkt door etnische homogeniteit en een relatief sterke politieke en sociale cohesie, maar die vanuit die solide basis de blik ook altijd naar buiten heeft gericht. Als koloniale macht lag haar imperium - inclusief de daarmee verbonden problematiek van culturele dynamiek en diversiteit - altijd elders, ver weg, maar sinds het postkoloniale tijdperk, dat zich mede als gevolg van de toegenomen mobiliteit en de voortschrijdende economische en technologische globalisering sinds de tweede helft van de twintigste eeuw nadrukkelijk als
| |
| |
een nieuw tijdperk kon manifesteren, is Nederland terechtgekomen in een geleidelijke transformatie naar wat wel een ‘multiculturele’ samenleving wordt genoemd. Zwagerman reageert in zijn roman op dit proces door de aandacht te vestigen op een van beide zijden illegale seksuele transactie tussen een vertegenwoordiger en zelfs een drager van de traditionele cultuur (Theo is niet voor niets leraar Nederlands) en een representant van de nieuwe cultuur (de zwarte, deels in Suriname opgegroeide Iris). Door de keuze voor een op realistische conventies gestoelde roman laat de auteur zien dat het proces van ‘multiculturalisering’ een aarzelend proces is, vol misverstanden en onduidelijke verhoudingen, waarbij onuitgesproken gevoeligheden manifest worden en talloze zaken uit hun verband worden gerukt. Pas in de slotpassage neemt de verteller voorzichtig enige afstand van zijn hoofdpersonage. Maar veel verder kan hij, gezien de grenzen van de keuze voor een realistische poëtica, niet gaan.
| |
Context
De romans van Zwagerman uit de jaren negentig zijn in verschillende thematische dimensies aan elkaar verwant. Zo zijn de mannelijke hoofdpersonages vergelijkbare figuren. Simon Prins in Vals licht (1991) is student Nederlands, Theo Altena is leraar Nederlands en Otto Vallei in Chaos en rumoer (1997) is een Nederlands schrijver. Net als in De buitenvrouw spelen seksualiteit en de liefde voor een ‘vreemde’ vrouw een belangrijke rol in de eerstgenoemde roman, terwijl overspel als plotelement terugkeert in Chaos en rumoer. En zoals Theo zich na zijn avontuur weer terugtrekt in de vertrouwde kleine ruimte van zijn huwelijk en woning, zo trekt Otto Vallei zich aan het einde van zijn verhaal, vermoeid door zijn aanvaringen met de omringende wereld, weer terug in zichzelf, in de rustgevende wereld van zijn ‘stille huis’ en zijn ‘eigen hoofd’.
Binnen de context van de Nederlandse literatuur kan De buitenvrouw gerelateerd worden aan een breed scala van werken. Hierbij kan gedacht worden aan romans of verhalen die zich ook in de provinciestad afspelen, die eveneens gesitueerd zijn in het middelbareschoolmilieu, die overspel als belangrijkste plotstructuur delen of die geschreven zijn in een vergelijkbaar Hollands realisme. De roman van Zwagerman sluit echter het meest direct aan bij hedendaagse romans en verhalen waarin interculturele problematiek op de voorgrond treedt. Op verschillende manieren en vanuit diverse perspectieven gaat het in dit werk steeds om conflicten die te maken hebben met cultu- | |
| |
rele identiteit, integratie, beeldvorming van de ander, maatschappelijke vervreemding, racisme, discriminatie of het belang van culturele waarden en normen. Auteurs als Anil Ramdas, Kader Abdolah, Henk van Woerden en Hafid Bouazza schrijven eveneens over deze thema's, maar in hun romans en verhalen breken zij veelal met de typerende Hollands-realistische stijl van De buitenvrouw.
Het karakter van dit realisme wordt eveneens genuanceerd door het boek in verband te brengen met realistische romans als die van de Amerikaan Tom Wolfe. The Bonfire of the Vanities (1987) en A Man in Full (1998) gaan over gevoelige kwesties in de hedendaagse Amerikaanse samenleving waarbij ras en etniciteit eveneens een voorname rol spelen, maar Wolfes realistische benadering van deze thematiek is vooral gekleurd door humor en satire.
Zelf heeft Zwagerman er overigens op gewezen dat in De buitenvrouw volop wordt gerefereerd aan het werk van schrijvers uit de wereldliteratuur: ‘Het boek barst van de verwijzingen. Er ligt een honingraat van verwijzingen onder de structuur naar grote literaire werken uit de Franse, Engelse en Amerikaanse literatuur.’ Concreet noemt hij bijvoorbeeld het werk van de Amerikaan John Updike. Bekende romans van deze auteur als Rabbit, Run (1960) en Couples (1969) schetsen op realistische wijze het burgerlijke of voorstedelijke Amerikaanse milieu, waarbij evenals bij Zwagerman de actualiteit, overspel en expliciete beschrijvingen van seksuele handelingen een belangrijke rol vervullen. Updike schenkt bovendien ruime aandacht aan de innerlijke belevingswereld van zijn mannelijke hoofdpersonages. Net als bij Zwagerman leidt dit tot een realisme waarin zaken als seksualiteit, liefde en werk bij uitstek vanuit een specifiek mannelijk ervaringskader worden belicht. Hoewel er duidelijke parallellen bestaan tussen Updikes realisme en dat van Zwagerman, is een goed begrip van De buitenvrouw niet afhankelijk van kennis van het werk van Updike. En dit lijkt in zijn algemeenheid van toepassing op de verwijzingen naar de wereldliteratuur in De buitenvrouw. Ook al is bijvoorbeeld de laatste zin van de roman direct ontleend aan een verhaal van J.D. Salinger, de betekenis van de slotpassage verandert hoegenaamd niet door kennis van die ontlening of bekendheid met het oorspronkelijke verhaal. Het door Zwagerman gesuggereerde web van literaire verwijzingen in De buitenvrouw heeft daarom vooral een frivool karakter, iets wat de auteur in een interview ook min of meer heeft beaamd: ‘Het is geen ramp als ze de lezer ontgaan. Die leest gewoon een realistische roman en mist niets.’
| |
| |
| |
Waarderingsgeschiedenis
Het commentaar op de roman in de pers richt zich vooral op de verteltrant en de relatie met de maatschappelijke context van de jaren negentig. Critici die de roman waarderen gaan vooral in op het met vaart en souplesse vertelde verhaal, terwijl zij die de roman in een kritisch daglicht stellen vooral verwijzen naar de buitenliteraire context en het ontbreken van een visie daarop. Het oordeel over de kwaliteit van de roman als geheel loopt sterk uiteen. Carel Peeters plaatst als een van de weinige critici geen voorbehoud bij het boek; hij prijst het vakmanschap van de auteur en spreekt van een bedachtzame en spannende roman. T. van Deel, Doeschka Meijsing, Jaap Goedegebuure en Hans den Hartog Jager hebben echter nauwelijks waardering voor het boek. Voor Van Deel is de roman oppervlakkig, Meijsing mist een eigen geluid over de aangesneden problematiek, Goedegebuure vindt eveneens dat ‘goed georkestreerde ideeënmuziek’ ontbreekt en Den Hartog Jager noemt het verhaal ‘eendimensionaal’ en beschouwt het bovendien als ‘een kroniek van het pseudo-engagement aan het begin van de jaren negentig’. Deze slotsom wordt gedeeld door Marc Reugebrink. Volgens hem is het onderwerp racisme slechts een ‘sausje’ dat de auteur over een op conventionele wijze vormgegeven verhaal heeft gegoten ‘om het een wat hedendaags aanzien te geven’.
Vrijwel gelijktijdig met De buitenvrouw verscheen een aan Zwagermans werk gewijd nummer van Bzzlletin, waarin al een uitgebreide, merendeels positieve beschouwing van Jos Radstake over de roman is opgenomen. Radstake gaat nader in op de verschillende onderwerpen en thema's van de roman: het leraarschap, het overspel, de zintuiglijke aspecten in de vertelling en het interraciale karakter van de relatie tussen de hoofdpersonages. Radstake is van mening dat door de ‘halfheid’ van Theo de maatschappijkritische dimensie van de roman aan kracht wint en hij bewondert de moed van de auteur. Met zijn roman zou hij de lezer dwingen om na te denken over de multiraciale samenleving.
Een halfjaar na verschijning van de roman schreef J.P. Guépin in Het Parool een polemische beschouwing over de volgens hem problematische manier waarop ‘ras’ in het boek aan de orde komt. Het artikel daagde Zwagerman uit tot het schrijven van een verweer, dat een week later in hetzelfde dagblad werd gepubliceerd. Guépin snijdt een aantal interessante kwesties aan, zoals de gevaren van stereotype beeldvorming en de grenzen van het realisme, maar zijn betoog is uiterst verwarrend en er is voor Zwagerman dan ook geen eer aan te behalen (de in
| |
| |
boekvorm gepubliceerde versie van Guépins artikel waaraan een kort ‘naschrift’ is toegevoegd, brengt evenmin verheldering). Twee jaar later biedt de roman opnieuw stof tot discussie. In een polemisch artikel in NRC Handelsblad over hoe de blanke Nederlandse schrijvers van vandaag een beeld schetsen van mensen uit andere etnische gemeenschappen, gaat Anil Ramdas onder meer in op de roman van Zwagerman. Hij verwijt de auteur dat juist Iris het personage is dat nauwelijks diepgang krijgt: ‘Wat voelt zij, wat streeft zij na, wat wil zij van haar leven maken, heeft zij een doel? We weten wel hoe ze ruikt (naar notenolie en bedauwde bosgrond) maar niet wat ze denkt.’ In zijn twee weken later in hetzelfde dagblad gepubliceerde reactie beroept Zwagerman zich op de vrijheid van de schrijver om over zijn eigen obsessies en preoccupaties te schrijven en zelf uit te maken wat hij wel of niet beschrijft en vanuit welk perspectief. In feite legt hij het meer algemene dilemma rond de mogelijke effecten van beeldvorming naast zich neer door te stellen dat een schrijver zich niets kan laten dicteren.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Joost Zwagerman, De buitenvrouw, 4e druk, Amsterdam 1994.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Hans Neervoort, ‘Een hoofse minnezanger tegen wil en dank’. In gesprek met Joost Zwagerman. In: Bzzlletin, nr. 218, 1994, jrg. 24, pp. 3-17. |
Jos Radstake, Een toestand van hogere roerloosheid. Over De buitenvrouw. In: Bzzlletin, nr. 218, 1994, jrg. 24, pp. 52-58. |
Arie Storm, De nieuwe Vestdijk. Over intertekstualiteit en het werk van Joost Zwagerman. In: Bzzlletin, nr. 218, 1994, jrg. 24, pp. 59-67. |
T. van Deel, Zo of anders, trager, lomer of juist dubbel zo heftig. In: Trouw, 14-10-1994. |
Hans den Hartog Jager, Een zwarte doodskist en een koud wit lijk. Roman over alledaags racisme van Joost Zwagerman. In: NRC Handelsblad, 14-10-1994. |
Carel Peeters, Een paradijsvogel in een muisgrijze mus. In: Vrij Nederland, 15-10-1994. |
Ton Verbeeten, [recensie]. In: De Gelderlander, 19-10-1994. |
Johan Diepstraten, [recensie]. In: De Stem, 21-10-1994. |
Arnold Heumakers, De dubbelzinnige erotiek van Theo Schopenhauer. In: de Volkskrant, 21-10-1994. |
Alle Lansu, Joost Zwagerman: De buitenvrouw. In: Het Parool, 21-10-1994. |
Marc Reugebrink, [recensie]. In: Het Nieuwsblad van het Noorden, 21-10-1994. |
Rob van Erkelens, Toch liever een pitbull. In: De Groene Amsterdammer, 26-10-1994. |
Peter Schat, De buitenvrouw: een ‘oer-Hollandse’ roman. Zwagerman is altijd een provinciaal gebleven. In: Noordhollands dagblad, 27-10-1994. (ook in: De Gooi- en Eemlander, 3-11-1994) |
Jaap Goedegebuure, Schimmenspel voor een schaker en twee dames. In: HP/De Tijd, 4-11-1994. |
Gerrit Jan Zwier, Overspel in Hoorn. In: Leeuwarder courant, 4-11-1994. |
Hans Warren, Alsof er een laagje stof op Zwagermans nieuwste ligt: De buitenvrouw. In: Provinciale Zeeuwse courant, 25-11-1994. |
Doeschka Meijsing, Een zwarte maîtresse. In: Elsevier, 10-12-1994. |
H. Brandt Corstius, Hoe neuken reigers? In: Hollands maandblad, nr. 12, december 1994, jrg. 36, pp. 28-29. |
J.P. Guépin, Zwagerman, racist. In: Het Parool, 8-4-1995. (Ook opgenomen (met naschrift) in: J.P. Guépin, De vader van Jezus en andere smalende teksten, Amsterdam 1996, pp. 189-193.) |
Joost Zwagerman, Het burgerlijk fascisme van Jan Pieter Guépin. In: Het Parool, 15-4-1995. |
Jacob Moerman, Joost Zwagerman houdt van Nederland. In: Jacob Moerman, Met andere woorden, Groningen 1995, pp. 135-142. |
| |
| |
Anil Ramdas, Niemand heeft oog voor het vreemde. Moedwil en kwade trouw bij blanke schrijvers. In: NRC Handelsblad, 14-3-1997. |
Joost Zwagerman, [reactie op Ramdas]. In: NRC Handelsblad, 28-3-1997. |
lexicon van literaire werken 49
februari 2001
|
|