| |
| |
| |
Jan Wolkers
Turks fruit
door Graa Boomsma
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Turks fruit van Jan Wolkers (*1925 te Oegstgeest) verscheen in november 1969 bij Meulenhoff, Amsterdam. In 1985 verscheen de 37e druk, waarop nog een goedkope herdruk volgde. Tot halverwege 1988 zijn er meer dan een kwart miljoen exemplaren van verkocht, zodat Turks Fruit de grootste bestseller van Wolkers is.
De roman is geschreven naar aanleiding van het feit, dat Wolkers' tweede vrouw, Olga Stabulas, hem verliet (zie p. 104-105 van Werkkleding, 1971). Aan haar heeft hij zijn boek opgedragen.
Turks fruit telt 214 pagina's - inclusief het voorplat, het voorwerk, het motto, de auteursnaam en inhoudsopgave, maar exclusief zes pagina's met citaten uit recensies van eerder werk, onder de titel ‘De pers over Jan Wolkers’. De negentien hoofdstukken zijn niet genummerd, maar hebben wel een titel.
Het motto is ontleend aan de Kuifje-strip Vlucht 714. Als auteursnaam staat op p. 7 (niet genummerd) ‘Jan Wolkers erelid Pop-Music’. In latere drukken is pas de opdracht ‘voor Olga Stabulas’ toegevoegd.
| |
Inhoud
Een studend beeldhouwkunst, die zijn studie aan de Amsterdamse Rijksakademie van Beeldende Kunsten bijna heeft afgerond, gaat op uitnodiging van de gemeente Valkenburg een reliëf van een religieuze voorstelling hakken in de grotten van de Sint-Pietersberg. De beeldhouwer in spe werkt aan de opwekking van Lazarus, maar zijn reliëf mislukt omdat er in de kop van de Jezusfiguur een fossiel zit.
Na de viering van het carnaval lift de student terug. Hij wordt opgepikt door de roodharige vrouw Olga. Hij voelt zich aangetrokken tot haar. De gevoelens zijn wederzijds en lopen uit op een vrijpartij met pijnlijke afloop. Terug op de snelweg krijgen ze een ongeluk: de auto botst tegen een boom. Ze lopen slechts lichte verwondingen op.
Twee maanden lang gaat hij niet naar de Rijksakademie. In
| |
| |
die tijd reist hij enkele keren per trein naar Alkmaar, waar Olga's ouders een zaak hebben: Hermes N.V. - Groothandel in huishoudelijke artikelen. Het lukt hem niet met Olga in contact te komen, ondanks enige telefoontjes.
De toevallige ontmoeting met Olga, acht weken na het ongeluk, vindt plaats op de kermis in de Amsterdamse Nieuwmarkt. Ze gaat met hem mee naar zijn atelier en blijft daar drie weken. Deze tijd van heftige erotiek loopt uit op een door de beeldhouwer gedicteerde brief van Olga aan haar ouders, waarin ze de band met hen verbreekt. Toch leent de goedige vader van Olga zijn auto aan hen uit. Daarmee toeren de geliefden in hun prewittebroodsweken door Nederland en vrijen in de natuur. Het verzet van Olga's moeder tegen het huwelijk wordt gebroken door te dreigen met de rechter. Van haar moeder krijgt Olga een kinderwagen als huwelijkscadeau. De beeldhouwer weigert in te gaan op het verzoek directeur van Hermes N.V. te worden, waarna zijn schoonmoeder Olga voor het armoedige artiestenbestaan waarschuwt.
De kinderwagen komt meteen in de rommelkamer van het atelier terecht. Ondanks het permanente geldgebrek is hun huwelijk (erotisch) stormachtig en gelukkig. Olga verdient af en toe wat bij. Ze haalt veel dieren in huis, waarmee het vaak slecht afloopt.
Vanaf het begin haat de beeldhouwer zijn schoonmoeder, die stiekem haar man vetmest. Hij sterft al spoedig. Het lukt de schoonmoeder een wig tussen Olga en de beeldhouwer te drijven. Op de dag van de opening van de rai-huishoudbeurs, waar Hermes N.V. een stand heeft, flirt Olga in het bijzijn van haar man met een zakenrelatie. Haar moeder speelt de rol van koppelaarster, de beeldhouwer slaat uit walging en vervreemding Olga een blauw oog en zakt weg in verdriet en wraakgevoelens.
Na het verlies van Olga reageert hij zich af door vrouwen van allerlei slag mee naar zijn atelier te nemen, op zoek naar een glimp van Olga. Hij werkt als een bezetene en neemt tijdelijk twee Amerikaanse studentes als huursters in huis.
De echtscheidingsprocedure op grond van door Olga gepleegd overspel wordt na enkele maanden afgewikkeld. Samen gaan ze naar een advocaat. De beeldhouwer draait voor alle kosten op.
Over Olga hoort de kunstenaar in de tijd daarna vage berichten. Na ongeveer twee jaar komt hij Olga in de Bijenkorf tegen. Haar huwelijk met de Hermes-zakenrelatie is stukgelopen. Later pleegt ze abortus, waaraan ze ontstoken eierstokken overhoudt. (Eén wordt er weggehaald.) Voordat ze met haar derde huwelijkskandidaat naar de vs vertrekt, vertelt Olga aan haar ex-man, dat ze zich met hem opgesloten heeft gevoeld en dat hij te pas en vooral te onpas met haar wilde vrijen.
| |
| |
Na vele omzwervingen (Amerika, Mexico, Arabische Golf) is Olga weer terug in Nederland, en gescheiden. Omdat ze hoofdpijn heeft, worden er röntgenfoto's genomen. Het blijkt dat ze een tumor heeft, die kwaadaardig is. Een half jaar lang bezoekt de beeldhouwer haar een paar keer per week in het ziekenhuis. Ze wordt langzaam kaal en blind. Alleen turks fruit durft ze nog te snoepen. Als ze sterft, houdt ze haar, door de beeldhouwer geschonken, vuurrode pruik stevig op haar hoofd gedrukt.
| |
Interpretatie
Titel/Thematiek
Turks fruit is doordrenkt van de Wolkeriaanse gedachte dat het leven de dood met zich meedraagt. Hoofdthema is het bederf. In de liefdesroman luidt de ontbinding van de liefde tussen Olga en de beeldhouwer de lichamelijke aftakeling van Olga in. Het hele boek zit vol grote en kleine doodsverhalen. Die kleine verhalen, vaak handelend over stervende dieren, verwijzen steevast naar het grote (liefdes)drama. In de hevig begeerde liefde zit al een klein bederf: fruit is gezond, maar turks fruit is verrotting veroorzakend snoepgoed.
| |
Thematiek
Het vrouwenlichaam wordt ontluisterd door een tumor - waarop het verhaal op vele manieren vooruitloopt - die dood en verderf zaait. Het ‘Kaïnsteken op je kop’ dat in de romans Kort Amerikaans (1962) en Terug naar Oegstgeest (1965) zo'n frustrerende en traumatiserende rol speelt, is in dit liefdesverhaal een fataal Kaïnsteken in het hoofd geworden: van het fossiel in de Jezuskop in de Limburgse grotten tot Olga's tumor. Grote schuldigen in Turks fruit zijn de verderfelijke schoonmoeder, die het bederf zowel letterlijk als figuurlijk belichaamt, en de verrotte consumptiemaatschappij naar Amerikaans model die de mens in zijn behoeften stuurt en ten slotte een dodelijk doolhof laat betreden.
Op verschillende niveaus en via diverse motieven maakt Wolkers het thema van het bederf zichtbaar. De band tussen moeder en kind (Olga) wordt in Turks fruit voorgesteld als een systematisch vergiftige relatie. Het gif kan de lezer zowel concreet (de kanker die de moeder haar dochter als het ware meegeeft als ze haar de borst geeft, die later moet worden afgezet) als abstract (de giftige telefoontjes waarbij de moeder haar dochter ophitst tegen haar man) opvatten.
Niet alleen het kind Olga is vergiftigd, ook haar ‘kinderen’ - dat wil zeggen poppen en dieren - zijn ten dode opgeschreven. Het wegvliegen onder de moederlijke vleugels van Hermes N.V. vandaan (Hermes is de Griekse god van de handel én de onderwereld) blijkt ten slotte een lange val te zijn met dodelijke af- | |
| |
loop. De fatale poppen- en dierengeschiedenissen in Turks fruit zijn tevens voorbodes van Olga's eigen slopende levensloop. Haar leven wordt langzaam afgebroken door een tumor, die pas aan het einde van de roman expliciet genoemd wordt maar die in feite als een woekering van verkankerd wildvlees in het gehele boek opduikt.
Het is niet echt opmerkelijk, dat Wolkers in Turks fruit de dierenwereld op allerlei manieren met de mensenwereld vermengt. In zijn literaire oeuvre krijgen mensen voortdurend dierlijke eigenschappen toegemeten of worden helemaal als beesten omschreven. De dieren, ook in Turks fruit, komen bijna allemaal droevig aan hun eind.
De ontwikkeling in de vergiftigde relatie tussen moeder en kind, waaronder de beeldhouwer vanaf het begin lijdt, is ook op sprookjesniveau te lezen: Sneeuwwitje, Assepoester en Hans en Grietje. Turks fruit is een sprookje dat slecht afloopt. De moeder van Olga is een heks die haar dochter met een vergiftigde appel te gronde richt. Het gif (van de appel, waarvan Sneeuwwitje een hap neemt die in haar keel blijft steken) diende haar moeder vroeger toe via haar borst. Later is de telefoon de surrogaatappel. ‘Mijn moeder is een heks’ (p. 27) flapt Olga er in een onbewaakt ogenblik uit. Zij is niet alleen de jaloerse vrouw die seksueel nog wil meetellen (denk aan de koningin uit Sneeuwwitje, die van de wandspiegel te horen krijgt dat zij niet meer de schoonste van het land is), maar ook degene die haar man vetmest als was hij Hans in het sprookje Hans en Grietje. In feite gooit ze hem in het vuur. (Hij wordt gecremeerd in Velzen.) Eén hoofdstuk heet niet toevallig ‘De heksencentrale’, een uitdrukking die de beeldhouwer van zijn schoonvader overneemt. Een ander hoofdstuk draagt de titel ‘De wraakappel’. Olga gedraagt zich in Turks fruit als een stiefdochter in de Assepoester-traditie. Voor haar is het schoentje dat de prins heeft gevonden te klein. Olga koopt vaak te krappe schoenen. ‘Als ze dan later met pijn liep zei ze dat ik toch gelijk had. Dat ze net een van de stiefdochters van Assepoester was.’ (p. 98) Vlak voor haar dood ziet Olga er met haar rode pruik uit als ‘een opgeblazen kwaadaardige sprookjesprinses. Een grimmige leugenachtige stiefzuster van Assepoester.’ (p. 212) De beeldhouwer komt tot het besef dat het gif niet meer uit het lichaam van Olga kan schieten en dat hij niet de rol van prins, opwekker van het leven, kan spelen. Hoewel hij de sprookjeswereld van Hollywood
voor haar ontsluit en er talrijke associaties met films in Turks fruit voorkomen (Olga wordt onder andere met Marilyn Monroe vergeleken), is de poging de filmwereld in het werkelijke leven in te passen tot mislukken gedoemd. Op het witte doek is het sprookjesleven vastgelegd. ‘Maar het leven is bij god geen film.’ (p. 101- | |
| |
102) Het leven loopt uit op de dood; het is een constant Wolkersthema. In het werkelijke leven kan de tijd niet worden vastgelegd. Op de laatste bladzijde van de roman is het voorgoed ondenkbaar dat Olga ‘(A)ls bij toverslag weer veranderd (is) in het meisje van mijn dromen’. (p. 214)
Dat Wolkers in 1985 22 sprookjes, verhalen en fabels - waarin dieren menselijke trekjes krijgen - publiceert, was daarom niet echt een verrassing.
| |
Vertelsituatie
Turks fruit is een achronologisch opgebouwde ik-roman. De naamloze beeldhouwer probeert er, als ik-verteller, achteraf achter te komen hoe en waarom zijn verhouding met Olga is stukgelopen. De roman is een gekleurde reconstructie van het verleden waarin de beeldhouwer Olga ontmoet, met haar trouwt en enkele jaren gelukkig is. De roman begint vlak nadat Olga de ik heeft verlaten. De openingszin luidt: ‘Ik was aardig in de rotzooi terechtgekomen nadat ze bij me weggegaan was.’ In de reconstructie vanuit het vertellersheden (waarin Olga met andere mannen verkeert en langzaam aftakelt) staat de vraag ‘Wat was er gebeurd. Met haar, met Olga’ (p. 122) centraal. Vanuit dat vertellersheden tracht de ik de legpuzzel van zijn vroegere leven met Olga bij stukjes en beetjes op te lossen. De lezer krijgt alleen zicht op dat verleden via het perspectief van de ik-verteller. Die blik is sterk subjectief en partijdig. Nergens doet de beeldhouwer-verteller een poging tot nuchtere analyse of (ironische) afstandelijkheid. De motor van de bewogen reconstructie is de emotionele betrokkenheid en het associatieve vermogen van de ik. De talrijke beeldende associaties vormen de brug tussen heden en verleden. Een tafereel of beeld in het heden is altijd een reden het verleden met Olga op te roepen. Een voorbeeld. ‘Als ik wilde eenden over zie komen moet ik er altijd aan denken dat ze zei dat het net vliegende chiantiflessen waren.’ (p. 71) De ik springt als het ware van de hak (het heden) op de tak (het verleden). Door de achronologische vormgeving van Turks fruit - de gekleurde vermenging van nu en toen - ontstaat een emotionele reconstructie. Zo wordt de vorm van het boek deel van de thematiek.
| |
Poëtica
Hoewel Turks fruit vol doodsverhalen zit, is het vitalisme op elke bladzijde voelbaar, tot in de stijl. Het is een kenmerk van het gehele Wolkers-oeuvre.
Wolkers' personages dragen het litteken van de dood. De ontdekking dat de dood het definitieve einde is, werkt echter ook bevrijdend. Het zoeken naar God en de eeuwigheid (in het toneelstuk De Babel, 1963) of naar de perzik van onsterfelijkheid brengt geen geluk. Het verzet tegen de dood dient gestalte te krijgen in het leven zelf. Tijdens het aardse bestaan moet het gebeuren. Dat is de vitalistische kant van Wolkers' schrijverschap,
| |
| |
die samengaat met een grote liefde voor en kennis van de natuur en de dierenwereld, de bewegingsvrijheid die niet door een disciplinerende moraal of godsdienst wordt geremd, eruptieve creativiteit, artistieke en politieke opstandigheid en macabere humor. Dat vitalisme, die bezwering van de angst, culmineert in een vaak barokke stijl vol gedurfde beeldspraken. Ondanks de niet te stuiten aftakeling denkt Ben Ruwiel in De perzik van onsterfelijkheid (1980): ‘Leven moet geleefd worden. Je moet er ernst van maken anders ben je een plas die verdampt.’ (p. 234)
Het leven is de enige kans om je op alle fronten te kunnen ontplooien en je te ontworstelen aan de druk van de gereformeerde godsdienst en het christelijk onderwijs (zie Terug naar Oegstgeest), die aanpassing prediken en de verbeelding in de kiem trachten te smoren met levenswijsheden als ‘Gekrulde haren, gekrulde zinnen’.
| |
Context
De meeste boeken van Jan Wolkers bevatten autobiografische elementen, maar kunnen niet het etiket bekentenisliteratuur opgeplakt krijgen. Wolkers gebruikt gegevens uit zijn leven en bouwt die in zijn fictie om tot een nieuwe, verzonnen werkelijkheid. Zijn personages zijn allereerst romanfiguren. De ‘Wahrheit’ is ondergeschikt aan de ‘Dichtung’. Daarom ook is Terug naar Oegstgeest geen autobiografie. De vraag naar de ‘Wahrheit’ in dit sleutelboek is niet relevant. Het gaat immers niet om een reconstructie van echt beleefde gebeurtenissen. Wolkers schreef niet de geschiedenis, maar de roman van zijn jeugd. Dat blijkt ook uit de structuur. De jeugdverhalen in Terug naar Oegstgeest zijn fictieve memoires. Door het verweven van verbeelding en werkelijkheid ontstaat een gekleurde werkelijkheid waarin Wolkers' hoofdfiguur verbanden ontdekt die er in de buiten-literaire realiteit niet zijn. De constructie van de roman steunt op de confrontatie tussen het heden en het verbeelde verleden van de ik-figuur.
Soortgelijke opmerkingen zijn van toepassing op Turks fruit, vooral als we de autobiografische fotodocumentaire Werkkleding er naast leggen. Het materiaal uit zijn leven bewerkt Wolkers zodanig, dat ‘de werkelijkheid van Turks fruit’ (p. 217 van Werkkleding) slechts een verwijzing is naar de echte werkelijkheid. De realiteit van Werkkleding wordt in Turks fruit zo aangepast, bewerkt of verwerkt, dat die functioneel wordt voor het verzonnen verhaal. Turks fruit is geen pure autobiografie, maar een roman met autobiografische trekjes. Wolkers componeert en herschikt meer dan Werkkleding al aantoont. Subjectieve
| |
| |
verzinsels doordringen, net als in Terug naar Oegstgeest, de objectieve levensfeiten.
Dat Turks fruit in 1969 verscheen zonder dat er een storm van moreel protest tegen de openhartige beschrijving van seksualiteit opstak, is niet in de laatste plaats aan Wolkers zelf te danken. Het zogenaamd aanstootgevende karakter van vroege verhalen als ‘Kunstfruit’ (uit Gesponnen suiker, 1963), raakt op de achtergrond als de ontzuiling en de ‘seksuele revolutie’ bezit nemen van de jaren zestig en naast Wolkers schrijvers als Jan Cremer op het toneel verschijnen. De mensen worden steeds minder snel geschokt.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Kees Fens, die Horrible tango (1967) veel te kunstmatig en zelfs kitscherig vond, achtte Turks fruit veel sterker. Een heleboel wordt volgens hem aan de lezer overgelaten. Het verhaal is een aflopende lijn en de ter dood veroordeelde liefde dient heel letterlijk genomen te worden. In de eerste hoofdstukken is er volgens Fens echter een andere ik-figuur aan het woord dan in de volgende. ‘De hater en rauwgulzige liefhebber laat zich zowel in taal als in gedrag moeilijk met het personage uit de rest van de roman tot één figuur voegen.’
K.L. Poll vond Turks fruit een ‘smetteloos passieverhaal’ dat van begin tot eind doorzichtig is. Het melodramatische wordt vermeden door de humor, die vaak in details schuilt, en de afwezigheid van loos pathos.
Fons Sarneel signaleert steeds meer Cremer-effecten. (Fens had het daar overigens ook over.)
Paul de Wispelaere is enthousiast, al merkt hij wel op dat Wolkers zich niet bezighoudt met de technische problemen van de moderne romanliteratuur, ‘maar zijn verhalen en romans zijn vaak geraffineerder en meerlediger opgebouwd dan op het eerste gezicht wel lijkt’. De sentimentaliteit houdt Wolkers op afstand door ‘een hard, brutaal en cynisch taalgebruik...’
Wam de Moor vertolkt een literair-kritisch gevoel dat in reacties op later werk van Wolkers een veel algemenere opvatting wordt, met alle gevolgen vandien voor het commerciële succes van Wolkers' werk. Voor hem is Turks fruit een mislukte roman met een beperkte visie op de vrouw (de vrouw als lustobject) en bevat het boek ‘clichés en kitsch-elementen’. Wolkers noemt hij een ‘seksuele uitvreter’.
De morele verontwaardiging komt vooral uit christelijke hoek. J. van Doorne signaleert schuttingtaal en viezigheden die nauwgezet door Wolkers beschreven worden. Hans Warren
| |
| |
vindt het begin van Turks fruit een ‘rijstebrijberg van smerigheden’ en ziet elders in het boek ook ‘onsmakelijkheden’. Dr. C. Rijnsdorp moest eerst zijn ‘weerzin overwinnen’ alvorens tot lezing van de roman over te kunnen gaan, ‘(O)mdat ik me innerlijk verzet tegen de cultus, zo niet de dictatuur van de grofheid, die de laatste tien, twaalf jaar de literaire situatie in Nederland heeft verpest.’
Turks fruit wordt niet tot de hoogtepunten in Wolkers' oeuvre beschouwd, al is het zijn best verkochte roman. Terug naar Oegstgeest, De walgvogel (1974) en in mindere mate Horrible tango horen volgens de critici en essayisten tot het beste van Jan Wolkers.
Voor deze bespreking is gebruik gemaakt van:
Jan Wolkers, Turks fruit, 1e druk, Amsterdam, november 1969.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Nel Noordzij, Wolkers: bijlessen in leven, ruw-verdrietige weergave van een afgewezen liefde. In: Elsevier, 29-11-1969. |
Cees Buddingh', Turks fruit: striemende Wolkers. In: Algemeen Dagblad, 6-12-1969. |
Kees Fens, Turks fruit, roman van Jan Wolkers over een ter dood veroordeelde liefde. In: de Volkskrant, 6-12-1969. Herdrukt in: Graa Boomsma (red.), Over Jan Wolkers II, 1969-1983. Beschouwingen en interviews, 's-Gravenhage 1983, p. 16-19. |
J. van Doorne, Turks fruit. In: Trouw, 6-12-1969. |
K.L. Poll, Smetteloos passieverhaal van Jan Wolkers. In: Algemeen Handelsblad, 6-12-1969. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 20-21. |
Fons Sarneel, Van de verstikkende vader naar de gruwelijke moeder. In: Vrij Nederland, 20-12-1969. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 22-24. |
J. Fontijn, Wolkers' nieuwe roman: opkomst en ondergang van een liefde. In: Het Parool, 3-1-1970. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 25-27. |
Hans Warren, Jan Wolkers: turks fruit, het echec van een liefde. In: Provinciaalse Zeeuwse Courant, 10-1-1970. |
Paul de Wispelaere, Jan Wolkers vervuld van dood en vergankelijkheid. In: Het Vaderland, 14-3-1970. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 28-30. |
Dr. C. Rijnsdorp, Turks fruit en Een zeker tegengif. In: De Rotterdammer, 25-4-1970. |
Eugène van Itterbeek, Jan Wolkers en de uitersten. In: Kritisch Akkoord 1975, p. 154-162. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 44-49. |
Wam de Moor, Her erbarmen van een seksuele uitvreter. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig, Amsterdam 1980, p. 120-125. Herdrukt in: Over Jan Wolkers II, 1969-1983, p. 31-33. |
Graa Boomsma, Jan Wolkers, Turks fruit, Apeldoorn 1984. |
Agnes van Emelen, Scheppen tegen de dood op. De held in Jan Wolkers' romans uit de jaren zestig. In: Bzzlletin, nr. 119, oktober 1984 (speciaal Jan Wolkers-nummer), jrg. 13, p. 12-19. |
Kees Fens en G.F.H. Raat, De vaste namen. In: Tom van Deel, Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans (red.), Het literair klimaat 1970-1985, Amsterdam 1986, p. 82-85. |
lexicon van literaire werken H
januari 1989
|
|