| |
| |
| |
Jan Wolkers
Een roos van vlees
door Ton Anbeek
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
Een roos van vlees (1963) is Wolkers' tweede roman. Met de verhalenbundel Serpentina's petticoat (1961), de roman Kort Amerikaans (1962) en de bundel Gesponnen suiker (1963) had de auteur stormenderwijs een groot publiek veroverd. Voor veel oudere lezers en critici bleef hij een controversieel schrijver. Al erkende men zijn talent, toch gaven bepaalde scènes aanstoot. Nog in april 1963 verlieten notabelen de zaal toen hij in Bergen het verhaal ‘Kunstfruit’ voorlas. Vooral jonge lezers bewonderden zijn overrompelende proza. Zo konden er van Kort Amerikaans in drie jaar tijd niet minder dan elf drukken verschijnen.
Het opvallend sobere omslag - zwarte en rode schreefloze letters op een witte achtergrond - werd ontworpen door Wolkers' vriend Jan Vermeulen.
Van het boek zijn ruim 160 000 exemplaren verkocht. Een editie waarin de roman samen met Kort Amerikaans en Terug naar Oegstgeest gebonden werd (Drie romans, 1983) ging nog eens 25 000 keer over de toonbank.
| |
Inhoud
Daniël, de hoofdpersoon, wordt op de vroege ochtend van een grijze winterdag wakker. Alleen in het gezelschap van een kat denkt hij na over ‘dat verschrikkelijke, dat vroeger gebeurd is’. Een droom en een herinnering onthullen het verleden: tien jaar eerder heeft Daniël zijn dochtertje verloren. Het kind kreeg kokend water over zich heen terwijl Daniël en zijn vrouw Sonja ruzie maakten.
Hij vindt in een kast een nest muizen dat zich kennelijk aan een met bloed doorweekte zakdoek te goed heeft gedaan.
Om frisse lucht te krijgen maakt Daniël een wandeling naar het kerkhof waar zijn dochtertje begraven ligt. Vergeefs probeert hij een halfbevroren vogel te redden. In een café voert hij een cynisch gesprek over de dood van ouders en kin- | |
| |
deren. Hij helpt een oude vrouw die door haar dochter wordt afgeblaft.
Zijn vriendin, een verpleegster, belt op om te vertellen dat ze die avond vanwege een stervende patiënt niet mee kan naar het toneelstuk De ingebeelde zieke. Een collega, Emmy, zal haar vervangen.
Daniël krijgt in steeds heviger mate last van zijn astma, een psychosomatische aandoening na de dood van zijn dochtertje ontstaan. Hij levert cynisch commentaar op het reclamedrukwerk dat hij in de bus vindt en leest op een briefkaart dat zijn ouders die ochtend langs zullen komen. Bij het bezoek toont de vader zich calvinistisch streng, de moeder zorgzaam. De vader vraagt zich onder meer af waarom de dood van het kind Daniël en Sonja niet dichter bij elkaar heeft gebracht.
Een bezoek aan de kapper geeft aanleiding tot een macaber gesprek over de haargroei van doden. Het begint te sneeuwen. Daniëls zoon Basje komt op bezoek. Daarna ruimt Daniël oude spullen op en denkt terug aan het mislukken van zijn huwelijk. Ze zijn te jong getrouwd. Daniël was net het huis uit gezet. Brieven herinneren hem aan de tijd dat hij naar Parijs vluchtte. Hun voortdurende onenigheid vormt uiteindelijk de oorzaak van de dood van het kind: door hun ruzie vergaten ze op haar te letten. Hij neemt grote slokken van een opiumdrank die zijn benauwdheid moet wegnemen.
Onder de douche verbeeldt hij zich dat zijn vlees in vlokken oplost. Ook berichten in de krant geven aanleiding tot morbide gedachten en zwarte humor. Overvliegende zwanen doen hem denken aan de zwanen die ze thuis met Kerst opaten. Eens heeft hij vergeefs geprobeerd een zwaan te redden.
Emmy belt aan. Beiden drinken en vallen beurtelings in slaap. Daniël droomt over een kind dat verongelukt. Emmy vertelt over haar treurige jeugd: moeder jong overleden, de tirannieke vader pleegde ontucht met haar zusje. Zij legt hem uit wat een ‘anus prae’ is: een kunstaars, ‘afschuwelijk en mooi tegelijk’.
Alleen muziek kan Daniël troosten. Bach geeft hem een kortstondig gevoel van eeuwigheid (‘nu besta ik bijna niet meer’). Emmy begint te huilen. Daniël kan haar niet troosten, omdat het dan ‘allemaal te treurig en te menselijk wordt’. Zij onthult de reden van haar verdriet: ze heeft een kind laten weghalen. Haar vriend, die in de pornohandel bleek te zitten, dwong haar tot die abortus. Daniël verzint dat ook hij een kind, een gedrocht, heeft omgebracht. Emmy valt in slaap. Daniël droomt dat hij gedwongen wordt zijn zoontje op te hangen.
Emmy, wakker geworden, heeft honger. Daniël pakt het
| |
| |
nest jonge muizen, bakt ze en geeft ze haar te eten. Ze eet ze smakelijk op. 's Ochtends hoort hij Emmy weggaan. Hij is niet bij machte haar troostend aan te raken. Zijn borstpijn wordt zo erg dat zijn vrouw een dokter voor hem moet bellen. De dag begint grijs en mistig.
| |
Interpretatie
Een interpretatie van Een roos van vlees is niet moeilijk te geven: alles in het boek verwijst naar het thema verval en dood.
| |
Poëtica
In dat opzicht vormt de roman een volmaakt voorbeeld van wat Hermans ‘een klassieke roman’ heeft genoemd, dat is een roman waarin alles wat er gebeurt, gericht is op het uitdrukken van het thema. Zelfs de kleinste incidenten dienen tot ondersteuning van de overkoepelende thematiek. Zo probeert Daniël in het begin van het boek bij het kerkhof een vastgevroren waterhoen los te snijden uit het ijs. ‘Je opent je bek maar je brengt geen geluid voort’, mompelt hij. Daarop volgt: ‘Zij deed haar mondje open maar ze zei niets.’ Met die overgang wordt een relatie gelegd tussen het waterhoentje en het omgekomen kind. Als Daniël het dier optilt, blijven er stukjes geschubde huid aan het ijs zitten, zoals op de vloer van de douche het vel van een handje van zijn dochter achterbleef. En wanneer hij ten slotte het dode waterhoentje begraaft, vindt hij de scherf van een grammofoonplaat. Een van de nummers op de plaat heet ‘Tiny little finger-prints’ en dat doet hem weer denken aan de vlekken van chocoladepasta die zijn dochtertje op de muur had achtergelaten.
| |
Thematiek
Alles in het boek draait om het thema dood en verval dat ook een obsessie voor Daniël vormt. Als hij onder de douche staat, stelt hij zich voor hoe zijn vlees in vlokken uiteenvalt. Zijn dromen ontaarden in nachtmerries over de dreigende dood van zijn kinderen. Gesprekken nemen gauw een morbide wending. De verpleegster Emmy, die hem komt opzoeken, is een wel haast ideale gesprekspartner voor Daniël. Niet alleen werkt ze in een ziekenhuis voor terminale patiënten, ze zegt bovendien: ‘Van jongs af aan heb ik altijd al met ziekte en dood te maken gehad.’ Ook haar leven is getekend door de dood van een kind.
Lichamelijk verval speelde en speelt ook op wel drie manieren een rol bij Daniël: astma heeft hem verschillende keren aan de rand van de dood gebracht. Deze psychosomatische (‘ingebeelde’) ziekte kwelt hem sinds de dood van zijn kind. Wanneer hij bij zijn eerste seksuele contact syfilis oploopt (‘Ik rook dat ze rot was’), maakt dat een diepe indruk op hem. En
| |
| |
tenslotte is er de oogkwaal, die hij zelf als de bron van zijn eenzaamheid beschouwt: ‘Ik ben vroeger altijd eenzaam geweest. Ik loenste als kind en daarom moest mijn goede oog met een zwarte lap afgedekt worden om het andere te leren richten. Iedereen keek langs mij heen [...]. Het was of er een onzichtbare muur voor mij opgetrokken was. Toen die lap later niet meer nodig was en ik ook geen bril meer op hoefde te hebben hield ik toch het gevoel dat de mensen mij niet aankeken. Dat hun blik ergens voor mijn ogen werd tegengehouden. Het zal wel gekomen zijn omdat ik ze zelf al niet meer aankeek. Ik was het niet gewend, ik was te lang eenzaam geweest.’
In de ruimere zin kan men ook het verval van familieverhoudingen, met name de relatie ouder-kind, bij het thema betrekken. Dit geeft een plaats aan het gesprek dat Daniël voert met de caféhouder in het Dianapaviljoen. De man verklaart: ‘Nee, toen mijn oude moeder begraven werd dacht ik gewoon, dat hebben we weer gehad.’ Kort daarop helpt Daniël een oude vrouw die door haar dochter getiranniseerd wordt. Daniëls verhouding tot zijn eigen ouders is natuurlijk ook gecompliceerd: hij is niet in staat zijn liefde voor hen uit te drukken. De verwijdering tussen Daniël en zijn vrouw Sonja is de oorzaak van de dood van het kind. Emmy voelt zich schuldig over haar abortus, terwijl zij zelf getuige is geweest van de incest van haar vader. Zo komt het verval van familieverhoudingen telkens in de tekst terug.
Het thema verval en dood wordt ook onderstreept door het opvallend frequente voorkomen van dode dieren: een opgezet konijn in de etalage van een poelier, koeien die een slagerij worden binnengedragen, een liedje van zijn moeder over een haasje dat bloedend neervalt, het pakje scheermesjes met de afbeelding van een doorgesneden krokodil, een dood paard tijdens de watersnood, de zwanen die in de oorlog werden opgegeten en natuurlijk het al eerder vermelde waterhoen dat Daniël vergeefs probeert te redden.
| |
Symboliek
Die handeling van Daniël is natuurlijk symbolistisch, evenals de daad die bij sommige critici weerstand wekte: het bakken van het muizennest, dat Emmy vervolgens smakelijk oppeuzelt. In de eerste plaats is van belang dat deze muizen zich met bloed uit Daniëls neus hebben gevoed. Dit geeft Daniël de volgende bijbelse associatie in: ‘Eet, drink, dit is mijn bloed dat voor u vergoten is.’ Wanneer hij Emmy de muizen laat eten ziet hij dit als een offer: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam’ en: ‘Ik heb mijzelf voor haar geofferd.’ Met andere woorden, wat hier plaatsvindt is niets meer of minder dan een laatste Avondmaal waarbij Daniël zichzelf als Christus offert aan de medemens.
| |
| |
| |
Titel
Ook de titel kan men een symbolische betekenis geven. ‘Een roos van vlees’ verwijst natuurlijk in de eerste plaats naar een kunstmatige anus: ‘Het ziet er vreemd uit. Afschuwelijk en mooi tegelijk. Het is rood en een beetje fluwelig. Het is net een bloem, een roos. Een roos van vlees.’ Wolkers zelf heeft er in interview op gewezen dat het gaat om een ‘vergankelijkheidssymbool. Wat is er vergankelijker dan een roos? En dan nog een roos van vlees...’ Men zou het symbool ook nog iets anders kunnen opvatten, namelijk als beeld voor de mens: hij is tot het meest afschuwelijke èn tot het scheppen van het allermooiste (muziek) in staat.
| |
Motieven
Binnen dit kader van de symboliek is het ook opvallend hoe de kleur wit een onheilspellende rol speelt. Het is de kleur van de sneeuw die vervolgens weer in een droom met verrotting wordt geassocieerd. Witkalk moet de sporen van de tiny little finger-prints wegwerken. Op een andere plaats wordt ‘helwit’ verbonden met het Laatste Oordeel (op dat moment loopt Daniël zijn syfilis op).
De naam van de hoofdpersoon tenslotte heeft ook een meerwaarde. Daniël is ons uit de Bijbel bekend als de leeuwentemmer. Het is dan ook geen toeval wanneer Emmy zegt: ‘Je had dierentemmer moeten worden.’ Als kind had Daniël een foto van een beeld van Artemis boven zijn bed hangen. De godin stond ‘tussen twee leeuwen die ze bij hun nekvel vasthield’.
| |
Vertelsituatie
Het verhaal wordt geheel vanuit Daniël verteld. Een roos van vlees vormt daarmee een schoolvoorbeeld van een personale roman. Ook in andere opzichten heeft de auteur zich beperkingen opgelegd: de gebeurtenissen spelen zich af binnen vierentwintig uur, de plaats van handeling is - afgezien van een wandeling naar het kerkhof en een bezoek aan de kapper - één ruimte. Deze eenheid van tijd, plaats en handeling plus het gebruik van de tegenwoordige tijd van het werkwoord doen denken aan de opbouw van een toneelstuk (‘De ingebeelde zieke’.)
| |
Stijl
Ook Wolkers' beeldspraak dient ter ondersteuning van het thema. Typerend is een alinea als de volgende: ‘Hij loopt naar de uiterste punt van de dijk toe en blijft daar staan. De rivier is bijna alleen nog te onderscheiden van het omringende polderland aan de weer dichtgevroren vaargeul die een litteken rijt in de witte vlakte. Grote dikke stukken ijs steken schots en scheef omhoog als zerken op een kerkhof na de wederopstanding.’ De metafoor ‘litteken’ en de vergelijking ‘als zerken op een kerkhof’ dragen bij tot de sfeer van verval en dood.
| |
| |
| |
Context
Een roos van vlees toont de kenmerken van het vroege werk van Wolkers: de geobsedeerdheid door de dood (zijn debuut Serpentina's petticoat kreeg het motto mee: ‘Hij die op den Dood komt moet van voren af aan beginnen en betaalt den Inzet’), de tekening van een streng-calvinistische achtergrond, de dubbelzinnige houding tegenover de seksualiteit (in Turks fruit verheerlijkt maar verbonden met dood; Een roos van vlees laat alleen de deprimerende kant zien: incest, treurige pornofilms). Het pessimistische wereldbeeld wordt samengevat in de volgende alinea: ‘De een maakt de ander tot moordenaar, denkt hij, terwijl hij naar de kat kijkt die het vlees verslindt. Het is gewoon een kwestie van doorgeven. We zijn allemaal roofdieren. We leven van moord en doodslag. Het principe deugt niet. Er moet met de schepping iets mis gegaan zijn toen heel in het begin.’
‘Er moet met de schepping iets mis gegaan zijn’ - dat is de conclusie van iemand die door en door religieus is opgevoed. Overigens zet Wolkers zich enerzijds af tegen het benauwende milieu waarin hij is grootgebracht, anderzijds draagt zijn werk een calvinistische boodschap uit waar het de nadruk legt op de almacht van dood en verderf: alle vlees is als gras, en de mens is niet bij machte het geluk te bereiken. Men kan Wolkers' werk zien als een calvinistische variant op het nihilistische realisme dat na de Tweede Wereldoorlog domineerde. Reve's De avonden is de Bijbel van die richting. Zowel het personale perspectief van Een roos van vlees als het mompelende commentaar van de hoofdpersoon doen aan Reve's klassieke tekst denken.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Ook Een roos van vlees riep enkele moreel verontwaardigde reacties op. Met name de scène met de gebakken muisjes schoot enkele critici in het verkeerde keelgat. Zo schreef Jan Spierdijk in De telegraaf dat Jan Wolkers kon schrijven maar dat Een roos van vlees bedorven werd door juist die passage. Een zelfde houding van bewondering en afkeer vindt men bij de bekendste confessionele criticus uit die tijd, J. van Doorne: ‘Het [boek] is rancuneus, het is hier en daar blasfemisch en het bevat een zo walgelijke en sadistische scène, dat ik die hier niet wil navertellen. Het gebruik van platte woorden en vloeken is ergerlijk.’
Andere recensenten kwamen met een niet-moreel bezwaar.
| |
| |
Zo stelde Kossman: ‘Zoveel ellende, samengeperst in een paar uur lezen, heeft geen effect meer.’ Met andere woorden, het boek is te overladen, te veel koekoek één zang. Fens, die overigens de roman wel geslaagd achtte, werkte dit bezwaar het meest gedetailleerd uit. Hij miste ook de humor uit het andere werk. Zijn oordeel herhaalde hij in een samenvattend stuk over Wolkers in Literair lustrum [i]: ‘Er hebben zoveel doodsgebeurtenissen plaats, dat zowel door het aantal als de voortdurende opvolging - er zit geen lucht tussen - het geheel onwaarschijnlijk wordt.’ Deze mening - een bezwaar tegen het teveel - vindt men terug in een samenvattend boekje als dat van Populier.
Een roos van vlees werd vertaald in het Engels, Duits, Zweeds en Noors. Citaten uit positieve Engelstalige recensies sieren de achterflap van de veertiende druk (juli 1964) die voor deze bespreking gebruikt is.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
T. Anbeek, Na de oorlog. De Nederlandse roman 1945-1960. Amsterdam 1986. |
Bernlef. De obsessie van een ogenblik. In: Het parool, 4-1-1964. |
James Brockway. Over Jan Wolkers. In: De gids, nr. 1, 1964, jrg. 127, p. 294-299. |
v. D(oorne): Een roos van vlees. In: Trouw, 7-12-1963. |
K. Fens. Verhaal van een etmaal. In: De tijd / Maasbode, 21-12-1963. |
K. Fens. Jan Wolkers: slachtoffer van de verbeelding. In: Literair lustrum [i], samengesteld door K. Fens e.a. Amsterdam 1967, p. 273-287. |
G. van Hoeydonck. Omtrent Een roos van vlees van Jan Wolkers. Brussel enz. 1978. |
A. Kossman. Een roos van vlees: mislukking met uitstekende fragmenten. In: Het vrije volk, 7-12-1963. |
L.Th. Lehmann. Jan Wolkers: een Roos van Vlees. In: NRC, 5-2-1964. |
Over Jan Wolkers 1 (1961-1968). Beschouwingen en interviews. Onder redactie van G. Boomsma. 's-Gravenhage 1963, p. 66-77. |
E. Populier, Jan Wolkers. Brugge 1977, (Grote ontmoetingen). |
J. Spierdijk. Jan Wolkers: hij doet je wat en schrijven kan hij. In: De telegraaf, 30-11-1963. |
A. Wadman. Vleselijk, al te vleselijk. In: Leeuwarder courant, 15-8-1964. |
lexicon van literaire werken 17
februari 1993
|
|